Nederland in de hoge middeleeuwen; Erkenning van de gewesten

Nederland in de hoge middeleeuwen; Erkenning van de gewesten De periode die de hoge middeleeuwen werd genoemd liep van het jaar 950 tot ongeveer 1250 na Christus en was zeer belangrijk voor de ontwikkeling van de gebieden in de Lage Landen. Toen de Rooms Duitse keizer, Karel de Grote, besloot een stelsel van leenheren in te voeren gaf hij (onbedoeld) veel macht uit handen. De leenheren op hun beurt namen de taak om hun gebied te beschermen en waar mogelijk te vergroten uiterst serieus en diverse oorlogen waren het gevolg. Het voordeel van het leenstelsel was dat tegen het einde van de hoge middeleeuwen de meeste gebieden duidelijk waren afgebakend en de keizer besloot ze hierop officieel te erkennen als gewest.

Inhoud


Ontwikkelingen vroege en hoge middeleeuwen

De gebieden van de Lage Landen bestonden in de hoge middeleeuwen uit de huidige landen; Nederland, België, Luxemburg, Duitsland en grote delen van Frankrijk. Ondanks dat het gebied zo groot was werd ze als onderdeel van het Heilige Roomse Rijk gezien. Aan het hoofd van het Heilige Roomse Rijk stond de Rooms Duitse keizer en de eerste man die deze eer kreeg was Karel de Grote (747 of 748-814). Keizer Karel besefte al snel dat leiding geven aan zo'n groot gebied onmogelijk was en voerde een stelsel van leenheren in. Dat keizer Karel hiermee onbedoeld veel macht uit handen gaf was een gevolg wat pas jaren later zou blijken.

Leenstelsel

Karel de Grote voerde halverwege de vroege middeleeuwen het zogenaamde stelsel van leenheren in. Simpel gezegd droeg de keizer diverse rechten en bevoegdheden van een bepaald gebied over op een door hem gekozen edelman. De edelman in kwestie werd hiermee een leenheer van de keizer en regelde, zonder verdere tussenkomst van de keizer, de dagelijkse gang van zaken in zijn gebied. Als loon ontving de edelman het vruchtgebruik van zijn gebied en hij betaalde de keizer leen (huur) voor het mogen beheren van het land. Op deze manier profiteerde keizer Karel van de lusten (opbrengsten), maar niet van de lasten (het regelen van de dagelijkse gang van zaken). Karel begon aanvankelijk met het belenen van enkele gebieden maar het stelsel bleek al snel een succes. Rond het begin van de hoge middeleeuwen stonden vrijwel alle gebieden in de Lage Landen onder leiding van een leenheer.

Dorpen en steden

De Romeinen legden aan het begin van onze jaartelling de basis voor de eerste dorpen in de Lage Landen. Op strategische plekken bouwden de Romeinen forten en/of vestingen waar de rondreizende soldaten konden rusten en herbewapenen. Door het komen en gaan van de soldaten bij de Romeinse bouwwerken was het in hun directe omgeving betrekkelijk veilig wonen. Veel inwoners uit de omliggende gebieden besloten dan ook om te verhuizen en streken neer in de buurt van een fort of vesting. Na het vertrek van de Romeinen kwam er een grote volksverhuizing op gang waardoor sommige gehuchten en dorpen van de kaart werden geveegd en andere uitgroeiden tot dorpen met een aanzienlijk inwoneraantal. Hoe groter de dorpen werden, hoe meer macht zij naar zich toe begonnen te trekken en vanaf de elfde eeuw werd het steeds gebruikelijker om bepaalde privileges (stadsrechten) aan grote nederzettingen toe te kennen.

Stadsrechten

Vanaf de elfde eeuw begon de macht langzaam te verschuiven van de leenheren naar de grote nederzettingen. Mede hierdoor kwam er een systeem op gang waarbij bepaalde privileges, ook wel stadsrechten genoemd, werden verkocht door of gekocht van de leenheer. Het ging voornamelijk om voorrechten op het gebied van de rechtspraak, zelfbestuur en/of de handel. Het verkrijgen van een bepaald privilege kon op twee manieren gebeuren. De leenheer nam zelf het initiatief en bood (vaak uit geldnood) een bepaald privilege te koop aan. Deze manier van het verkrijgen van privileges zagen we vooral in de noordelijke delen van de Lage Landen zoals Friesland, Groningen, Holland en het Sticht (Utrecht). De noordelijke gebieden hadden minder inkomsten uit de handel dan bijvoorbeeld de zuidelijke gebieden en dit was een manier van de leenheer om zichzelf van extra inkomsten te voorzien. De andere manier was dat een nederzetting zelf het initiatief nam om een bepaald privilege te kopen van de leenheer. Het doel van de nederzetting was hiermee om voordeel behalen op andere grote nederzettingen in haar directe omgeving. Diverse steden in de zuidelijke delen van de Lage Landen zoals Brabant, Gelre, Vlaanderen en Zeeland werden op deze manier gevormd.

Inhoud stadsrechten

Tot ongeveer halverwege de elfde eeuw bestond er nog geen gemeenschappelijkheid tussen de stadsrechten die waren verleend. Naarmate er meer en meer nederzettingen stadsrechten verkregen werd het steeds gebruikelijker om al bestaande stadsrechten te gebruiken als leidraad voor het opstellen van de nieuwe stadsrechten. Hierbij gold tevens het recht van de "oudste" stad om als voorbeeld te dienen voor de stadsrechten van de nieuwe steden binnen het gebied. Als er onduidelijkheid was over het hoe en wat van een privilege ging men op een zogenaamde "stedenvaart" naar de oudste stad van het gebied om daar om uitleg van het privilege te vragen.

De stadsrechten die werden toegekend werden opgedeeld in zogenaamde privileges en bestuurlijke rechten:

Privileges:
  • Marktrecht: het recht om een periodieke markt te organiseren en daarbij kraamgeld aan de kooplieden te vragen.
  • Muntrecht: het recht om een eigen munt te slaan en te gebruiken als betaalmiddel.
  • Stadsmuren: het recht om een muur om de stad te bouwen.
  • Stapelrecht: het recht om bepaalde handelsgoederen als eerste en enige te mogen stapelen (opslaan) en te verkopen.
  • Tolrecht: het recht om tol te heffen bij het betreden van de stad. De inwoners van de stad waren vrijgesteld van deze tolheffing en dit maakten het aantrekkelijk om in de stad te wonen.

Bestuurlijke rechten:
  • Stadsbestuur: het recht om zelf bestuurders te kiezen (afkomstig uit de hoge adel) die zitting mochten nemen in de stadsraad.
  • Rechtspraak en wetgeving: diversen steden was het toegestaan om binnen bepaalden grenzen zelf wetgeving en rechtspraak uit te oefenen. Voor de inwoners van een stad betekende dit dat zij zich voortaan tot een rechter in hun eigen stad konden wenden bij een conflict en niet meer aan de nukken van hun leenheer waren overgeleverd. Bijzonder was dat de rechtspraak in deze periode persoonsgebonden was. Dit betekende dat als een inwoner uit Den Haag een moord beging in Brussel hij werd berecht volgens het recht wat gold in Den Haag.
  • Belasting: het stadsbestuur had het recht om binnen de grenzen van hun gebied belasting te heffen.

Erkenning gewesten

Toen vrijwel alle gebieden in de Lage Landen waren beleend en diverse steden waren uitgegroeid tot belangrijke grootmacht werd het tijd de bestuurlijke indeling van de gebieden in goede banen te leiden. De macht van de leenheren was aan het afbrokkelen en de Rooms Duitse keizer besefte dat hij daardoor ook minder macht had. Hij besloot het over een andere boeg te gooien en diverse gebieden werden erkend als gewest. Aan het hoofd van het gewest stond een vorst die tevens leenheer was en verantwoording aflegde aan de keizer. De gebieden (hoofdzakelijk kleine vorstendommen) in de gewesten kregen steeds meer vrijheden en mogelijkheden tot zelfbestuur. De twaalf gewesten die in de hoge middeleeuwen door de Rooms Duitse keizer werden erkend waren:

Gewest BrabantGewesten Gelre, Gullik en KleefGewest LimburgGewest Zeeland
Gewest FrieslandGewest HollandGewest LuxemburgPrinsbidsom Luik
Gewest GroningenGewest IJsselstedenGewest VlaanderenSticht (gewest) Utrecht en Oversticht

Graafschap Vlaanderen op een middeleeuwse kaart. De rode lijn gaf de tweedeling van Vlaanderen aan. Links van de lijn lag Rijks-Vlaanderen en rechts Kroon-Vlaanderen. / Bron: Sir Iain, Wikimedia Commons (Publiek domein)Graafschap Vlaanderen op een middeleeuwse kaart. De rode lijn gaf de tweedeling van Vlaanderen aan. Links van de lijn lag Rijks-Vlaanderen en rechts Kroon-Vlaanderen. / Bron: Sir Iain, Wikimedia Commons (Publiek domein)

Gewest Vlaanderen

De basis van het Vlaamse gewest werd gelegd met de oprichting van de zogenaamde Vlaandergouw. De gouw verdubbelde al snel in omvang en besloeg in de elfde eeuw diverse delen van het huidige Nederland, België en Frankrijk. Mede door de enorme omvang van Vlaanderen werd zij in tweeën gedeeld waarbij het ene deel een leen van de Franse koning werd en het andere deel een leen van de Rooms Duitse keizer. De gebieden die werden toegekend aan de Franse koning werden hiermee definitief los gemaakt van de Lage Landen en behoorden vanaf dat moment tot het Franse koninkrijk. Vlaanderen wist al snel veel macht naar zich toe te trekken en diverse Vlaamse steden groeiden uit tot belangrijke handelscentra. Op het toppunt van haar macht stond Vlaanderen gelijk aan landen als Engeland en Frankrijk.

Ontwikkeling Vlaanderen

Graafschap Vlaanderen, wat als basis diende voor het latere gewest Vlaanderen, werd rond de jaartelling gesticht door de Romeinen. De Romeinen stichtten een gouw in het Vlaamse gebied en gaven deze de naam "Pagus Flandrensis" - "Vlaandergouw". Het was blijkbaar goed toeven in de gouw want rond het jaar 800 na Christus was de gouw zo enorm in omvang toegenomen dat zij officieel tot graafschap werd verheven. De eerste graaf die leiding aan het Vlaamse graafschap mocht geven was Boudewijn I van de Elzas (circa 840-879). Boudewijn wist de macht van zijn graafschap flink te vergroten en bij het naderen van de elfde eeuw was Vlaanderen zo groot geworden dat ze in twee lenen werd opgedeeld. Het deel wat de naam Kroon-Vlaanderen kreeg besloeg de gebieden ten westen van de Schelde en was een leen van de Franse koning. Het andere deel, Rijks-Vlaanderen, besloeg de gebieden van het huidige Zeeuws-Vlaanderen tot de gebieden ten oosten van de Schelde en was een leen van de Rooms Duitse keizer. Aanvankelijk bleven de steden Antwerpen, Brabant en Mechelen zelfstandig maar toen hun belang in de handel toenam werden ze al snel bij Rijks-Vlaanderen ingelijfd. Naast de voornoemde gebieden bezat graafschap Vlaanderen ook nog twee zogenaamde zonnelenen; het Land van Dendermonde en het Land van Bornem. Een zonneleen was een gebied wat in de middeleeuwen volledig onder leiding van een leenheer en/of vorst stond. De leenheer of vorst was op zijn beurt aan niemand leen verschuldigd maar diende God te danken voor het verleende zonlicht. In de hoge middeleeuwen wist de toenmalige graaf van Vlaanderen, Filips van de Elzas (1142-1191) het grondgebied van Rijks-Vlaanderen nogmaals flink uit te breiden door het sluiten van een strategisch huwelijk.

Handel

In de Vlaamse gebieden werd de gehele middeleeuwen al volop handel gedreven maar in de hoge middeleeuwen bereikte de Vlaamse handel haar hoogtepunt. De diverse Vlaamse havens konden de drukten in de elfde eeuw niet meer aan en er werden in allerijl nieuwe havens bij gebouwd in de plaatsen Biervliet, Damme, Grevelingen en Nieuwpoort. Vlaanderen dreef over land handel met Italiaanse kooplieden en (wat dichter bij huis) de inwoners van de Rijnlanden. De Vlaamse schepen brachten diverse goederen van en naar de Baltische eilanden, Frankrijk en Engeland. Met Engeland had Vlaanderen een exclusieve wolhandel opgezet die er voor zorgde dat de lakenindustrie zich in Vlaanderen vestigden; de lakenindustrie was in de middeleeuwen een nijverheid die zich bezig hield met het maken van lakenstoffen. Laken werd gemaakt van wol die eerst werd geweven en vervolgens vervilt. Door deze behandeling was laken warmer dan andere geweven stoffen en sterker dan het algemeen gebruikte vilt. Laken was een dure stof die voornamelijk werd gemaakt om kleding voor de adel van te vervaardigen.

Helaas bleef het niet alleen bij welvaart en groei voor Vlaanderen. Waar het in hoge middeleeuwen allemaal nog op rolletjes liep veranderde dit volledig toen de late middeleeuwen aanbrak. In de dertiende eeuw raakten Frankrijk en Engeland met elkaar in oorlog en Vlaanderen raakte hier al snel bij betrokken. Het oorlog voeren kostte de leiders van Vlaanderen handen vol geld en hun macht begon langzaam af te brokkelen. De macht en rijkdom van de adel begon af te nemen en zich te verplaatsen naar de steden. Deze begonnen op hun beurt meer rijkdom te vergaren door onder andere de inkomsten van de handel en verwierven hiermee steeds meer macht. Dit deed de saamhorigheid in het gewest geen goed en steden gingen continu de strijd met elkaar aan. Toen in de dertiende eeuw een enorme opstand uitbrak in de Vlaamse stad Gent besloten de leiders van Vlaanderen dat het tijd werd om in te grijpen. Toen het einde van de middeleeuwen naderde kwam er ook eindelijk een einde aan de tweedeling van Vlaanderen. In de zogenaamde Damesvrede van Kamerrijk liet de Franse koning vastleggen dat hij afstand deed van zijn rechten op Vlaanderen en de Rooms Duitse keizer erkende als leider van het Vlaamse gewest. De namen Rijks- en Kroon-Vlaanderen kwamen te vervallen en het gewest ging onder de gezamenlijke naam Vlaanderen de toekomst tegemoet.

Het hertogdom Limburg aan het einde van de hoge middeleeuwen / Bron: Sir Iain, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)Het hertogdom Limburg aan het einde van de hoge middeleeuwen / Bron: Sir Iain, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)

Gewest Limburg

Ook bij Limburg werd haar basis gelegd door de Romeinen toen zij een eerste vesting stichtten die (later) de naam "Lindburg" kreeg. Walram I had de eer om als eerst graaf van het graafschap op te treden in het jaar 1061 na Christus en zijn zoon en opvolger, Hendrik I, verkreeg al snel de hertogelijke titel. Tot aan het einde van de hoge middeleeuwen verliep de erfopvolging in het hertogdom voorspoedig maar daar kwam een einde aan toen Irmgard, de erfdochter van Limburg, overleed zonder kinderen na te laten.

Ontwikkeling Limburg

De basis voor het Limburgse gewest vond haar oorsprong in de tijd van de Romeinen. De eerste Romeinen die het Limburgs grondgebied aandeden bouwden er een vesting die later de naam "Lindburg" (Lind = draak en Burg=Burcht) zou krijgen. Ook werd er meerdere malen melding gemaakt van een dorp wat de Latijnse naam "Mosae Trajectum" had. "Mosae Trajectum" betekende "doorwaadbare plaats aan de Maas" en was vermoedelijk de eerste vermelding van de Limburgse stad Maastricht. Aan het einde van de tienden eeuw waren de Romeinen uit de Lage Landen verdreven en behoorden de gebieden toe aan het Heilige Roomse Rijk. De voormalige vesting "Lindburg" was aanzienlijk in omvang toegenomen en werd door de de Rooms Duitse keizer in leen gegeven aan Walram I (circa 1030-1082), graaf van Aarlen. Naast belening van het gebied Limburg verhief de keizer het gebied ook tot graafschap en Walram besloot om Aarlen en Limburg dan ook direct na zijn aanstelling te verenigen.

Walram's zoon en opvolger, Hendrik I (circa 1070-1119), was een bezig baasje en onderhield nauwe contacten met diverse hoge heren. Hij begeleide de hertog van Neder-Lotharingen, Godfried van Bouillon (1060-1100) tijdens diens Kruistocht en werd hier rijkelijk voor beloond. Na het overlijden van hertog Godfried mocht Hendrik hem opvolgen en verkreeg hiermee de hertogelijke titel. Helaas voor Hendrik verloor hij het hertogdom Neder-Lotharingen al snel weer aan de erven van Godfried van Bouillon die de aanstelling van Hendrik hadden aangevochten. Hendrik mocht zijn titel als hertog behouden en hierdoor ging graafschap Limburg de toekomst in als hertogdom Limburg. In 1155 na Christus volgde er nog een uitbreiding van het Limburgs grondgebied toen het Land van 's-Hertogenrade met het hertogdom Limburg werd verbonden.

De erfenis Limburg

Aan het einde van de hoge middeleeuwen was het gedaan met de rust in het hertogdom Limburg toen er een strijd uitbrak over de erfopvolging. Toenmalig graaf van Limburg, Walram IV (onbekend-1279), kwam te overlijden en liet geen mannelijke erfgenaam achter. De titels van de Limburgse graaf gingen hierdoor over op zijn dochter Irmgard (onbekend-1283) die hertogin van Limburg werd. Omdat een vrouw officieel geen leiding kon geven aan een gebied was het belangrijk dat Irmgard zo spoedig mogelijk zou trouwen. Haar toekomstige man werd Reinoud I (1255-1326), de graaf van Gelre. Tot zover leek alles omtrent de opvolging in Limburg te zijn geregeld maar niemand had kunnen voorzien dat Irmgard al kort na haar trouwen zou overlijden. Wederom was er geen erfopvolger voor de titel en Reinoud I vroeg toestemming aan de Rooms Duitse keizer om zijn vrouw te mogen opvolgen. Zoals verwacht kreeg Reinoud deze toestemming en Limburg en Gelre stonden vanaf dat moment onder één bestuur.

Helaas voor Reinoud van Gelre was er een kaper op de kust; Adolf V (onbekend-1296), de graaf van Berg en tevens neef van de overleden Walram IV. Adolf was van mening dat hij als laats levende rechtstreekse afstammeling van de hertog van Limburg meer recht op de titel had dan Reinoud, die de titel via de vrouwelijk lijn had geërfd. Adolf opende de aanval op Reinoud maar trok zich al snel terug toen Reinoud door vererving ook de rechten van het hertogdom Luxemburg in handen kreeg. Adolf besefte dat hij hulp nodig had wilde hij de machtige Reinoud van zijn troon kunnen stootte. De hulp voor Adolf kwam uit onverwachte hoek. Hertog Jan I van Brabant (circa 1253 - 1294) had al een tijdje met argusogen zitten kijken naar de uitbreiding van het Limburgse grondgebied en vond deze twist een mooie aanleiding om de Limburgse groei een halt toe te roepen. Jan, Adolf en Reinoud troffen elkaar in de Slag bij Woeringen waarbij Reinoud de strijd verloor. Hertog Jan voegde Limburg toe aan het Brabantse grondgebied en Limburg verloor haar zelfstandigheid. Adolf was met de strijd niets opgeschoten en bleef graaf van Berg.

Hertogdom Brabant aan het einde van de hoge middeleeuwen / Bron: Sir Iain, Wikimedia Commons (FAL)Hertogdom Brabant aan het einde van de hoge middeleeuwen / Bron: Sir Iain, Wikimedia Commons (FAL)

Gewest Brabant

Het eerste gebied wat de naam Brabant kreeg was de zogenaamde Brabantgouw. De gouw was gelegen in het hertogdom Neder-Lotharingen en nam al snel in omvang toe. Om het gebied van de gouw overzichtelijk te houden werd besloten haar in vier zogenaamde deelgraafschappen te verdelen. Het verdelen van de Brabantgouw in vier nieuwe gebieden zorgden er voor dat de gouw rond de elfde eeuw uit elkaar viel. Alleen landgraafschap Brabant droeg vanaf dat moment nog de naam Brabant en zou uitgroeien tot het uiteindelijke hertogdom Brabant.

Ontwikkeling Brabant

De eerste keer dat de naam "Pagus Bracbatensis" - "Brabantgouw" voorkwam op papier was in het Verdrag van Meerssen uit 870 na Christus. De Brabantgouw was volgens het verdrag gelegen in het hertogdom Lotharingen wat op haar beurt een onderdeel was van de Lage Landen. Toen hertogdom Lotharingen uiteenviel in 959 na Christus werd de Brabantgouw ingedeeld bij het nieuwe hertogdom Neder-Lotharingen. Rond de tiende eeuw was het gebied van de Brabantgouw zo groot geworden dat ze werd opgedeeld in vier zogenaamde deelgraafschappen:
  • Graafschap Brussel: het gebied van de Brabantgouw wat was gelegen tussen de (Belgische) rivieren de Zenne en de Dijle werd verheven tot graafschap en kreeg de naam Brussel. Dit graafschap stond in de middeleeuwen ook wel bekend onder de namen graafschap Ukkel of graafschap Ukkel-Brussel.
  • Markgraafschap Ename: dit markgraafschap werd vaak mark Ename genoemd en was ontstaan uit een samenvoeging van twee eerdere deelgebieden van de Brabantgouw; de heerlijkheden Biest en Chièvres.
  • Landgraafschap Brabant: het gedeelte van de Brabantgouw wat gelegen was tussen de (Belgische) rivieren de Dender en de Zenne werd in 1085 na Christus verheven tot landgraafschap en zou de basis vormen voor het latere hertogdom Brabant. Hendrik III (onbekend-1095), graaf van Leuven en Brussel, kreeg het landgraafschap in leen van de Rooms Duitse keizer en hierdoor kwamen de drie gebieden (Leuven, Brussel en Brabant) onder gezamenlijke leiding te staan. Door de belening en het "promoveren" van het gebied Brabant tot landgraafschap werd Brabant definitief losgemaakt van het hertogdom Neder-Lotharingen.
  • De zuidelijke helft van de Brabantgouw: dit gebied van de Brabantgouw werd vanaf de elfde eeuw in leen gegeven aan de graaf van Henegouwen en die besloot de beide gebieden samen te voegen. Het zuidelijke gedeelte van de Brabantgouw behoorde vanaf dat moment niet meer tot het Brabantse- maar tot het Henegouwse gebied.

Hertogdom Brabant

Zodra de Brabantgouw in de vier voornoemde deelgebieden werd opgedeeld was het uiteenvallen van de gouw een feit. Graafschap Brussel kwam in handen van de graaf van Leuven en bleef dit ook gedurende de rest van de middeleeuwen. Mark Ename maakte zich in de loop der jaren steeds meer los van de voormalige Brabantgouw en ging uiteindelijk geheel op in graafschap Aalst. Zowel graafschap Brussel en het mark Ename behoorden na de samenvoeging niet meer tot het gebied van de Lage Landen. Met de belening van de zuidelijke gebieden aan de graaf van Henegouwen werd ook dit gebied ontrokken aan de Lage Landen. Het enige deel van de voormalige gouw wat overbleef was het landgraafschap Brabant. Het landgraafschap Brabant werd rond het jaar 1183 of 1184 na Christus verheven tot hertogdom en begon al snel aan het uitbreiden van haar gebied. In de late middeleeuwen mengde de toenmalig hertog Jan I van Brabant (circa 1253 - 1294) zich in de strijd om de Limburgse erfopvolging en kwam als overwinnaar uit de bus bij de Slag bij Woeringen. Brabant voegde het Limburgse grondgebied aan haar eigen gebieden toe en deze samenvoeging zou de aankomende vijf eeuwen stand houden. In de dertiende eeuw wist Brabant diverse delen van haar voormalig gebied terug te veroveren op de graaf van Leuven en raakte in een oorlog verwikkeld met de bisschop van Luik om de Limburgse stad Maastricht.

Gewest IJsselsteden

De rivier de IJssel was in de middeleeuwen zeer belangrijk voor de handel in de Lage Landen. De dorpen en steden aan de oevers van deze rivier konden hier dan ook goed van meeprofiteren en ging het economisch gezien voor de wind. Hier kwam pas verandering in toen door diverse overstromingen en machtswisselingen steden in de omliggende gebieden begonnen te groeien of toegang kregen tot de zee. De IJsselsteden kenmerkten zich in de middeleeuwen door een tweetal opvallende zaken; de IJsselsteden stonden de gehele periode onder eenduidig bestuur van de bisschop van Utrecht waardoor er vooral rust in het gebied heersten. En tevens waren veel van de IJsselsteden de thuisbasis voor een groep kooplieden die zichzelf de Hanze noemde.

Ontwikkeling IJsselsteden

De gebieden die aan de oevers van de rivier de IJssel waren gelegen werden vanaf het begin van de jaartelling al bewoond door rondtrekkende jagers en vissers. Toch duurden het nog ruim zeshonderd jaar voor er iets over deze gebieden op schrift werd gesteld. De vroegste omschrijving van de IJsselsteden kwam uit een aanstellingsbrief uit het jaar 695 na Christus. In dat jaar werd de heilige Sint Willibrord (658-759) aangesteld als bisschop van het bisdom Utrecht, wat zich later ontwikkelde tot het Sticht (Utrecht). Willibrord kreeg bij zijn aanstelling de kerkelijke leiding over het bisdom Utrecht en alle daar (direct) aangrenzende gebieden. Zo ook de steden en dorpen die gelegen waren langs de IJssel. Toen de Rooms Duitse keizer Karel de Grote begon met het belenen van diverse gebieden werden ook al snel het bisdom Utrecht en de IJsselsteden in leen gegeven aan de bisschop van Utrecht. De bisschop voerde nu naast de kerkelijke macht ook de wereldlijke macht over de gebieden. Welke ontwikkelingen de IJsselsteden precies hadden doorgemaakt tijdens de hoge middeleeuwen was niet geheel duidelijk. Dit kwam mede doordat de steden zo verspreid lagen.

De rivier de IJssel op een huidige kaart van Nederland / Bron: M.Minderhoud, Wikimedia Commons (Publiek domein)De rivier de IJssel op een huidige kaart van Nederland / Bron: M.Minderhoud, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Handel
De leiding over het bisdom Utrecht en de IJsselsteden was goed geregeld en lag in handen van de bisschop(pen) van Utrecht. Door de rust die deze eenduidige leiding met zich meebracht was het relatief veilig in de IJsselsteden. Toen rond de twaalfde eeuw het Hanzeverbond in opkomst kwam bezochten veel handelsschepen de havens van de IJsselsteden dan ook graag. De steden langs de IJssel profiteerden op deze manier mee van de opbloeiende handel en Tiel wist het zelfs tot belangrijk Hanzecentrum te schoppen. Tiel wist, net als diverse Vlaamse steden, een exclusieve wolhandel met Engeland op te zetten. Dat de band tussen de Tielse en Engelse kooplieden goed was bleek uit het feit dat de Tielse kooplieden keizerlijke bescherming genoten in Londen. Helaas lukte het Tiel en veel andere IJsselsteden niet om hun belangrijke handelspositie vast te houden. De scheepvaart was onder invloed van de toegenomen handel volop in ontwikkeling wat resulteerde in steeds groter wordende zeeschepen. De IJsselsteden hadden pas te laat door dat hun havens niet geschikt waren om deze zeereuzen te ontvangen. De steden begonnen steeds meer handel te verliezen aan nieuwere steden, met nieuwere havens, zoals het Duitse Keulen of het Hollandse Dordrecht. Aan het einde van de middeleeuwen kwam er uiteindelijk een einde aan de zelfstandigheid van de IJsselsteden. De rechten over het gebied werden teruggegeven aan de toenmalige Rooms Duitse keizer Karel V (1500-1558).

Sticht Utrecht en Oversticht

Een Sticht was een gebied waar in de middeleeuwen een abt of bisschop als wereldlijke vorst regeerde in plaats van een edelman. Omdat Utrecht onder leiding van de bisschop van Utrecht stond kreeg zij de naam Sticht Utrecht in plaats van gewest Utrecht. De diverse bisschoppen van het Sticht onderhielden nauwe banden met de Rooms Duitse keizers en dit legde het Sticht geen windeieren. Het Sticht Utrecht mocht overigens niet verward worden met het bisdom Utrecht want dit besloeg een veel groter gebied dan alleen Sticht Utrecht en Oversticht. Het Sticht was gedurende de middeleeuwen erg belangrijk voor de binnen- en buitenlandse handel en er werd dan ook al snel een geheel nieuwe handelswijk gebouwd die de naam de Stathe kreeg. Mede door de Stathe nam de welvaart in het Sticht aanzienlijk toe.

Sticht Utrecht en Oversticht aan het einde van de hoge middeleeuwen / Bron: Gruna 1, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)Sticht Utrecht en Oversticht aan het einde van de hoge middeleeuwen / Bron: Gruna 1, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)
Ontwikkeling Sticht Utrecht
Rond het jaar 50 na Christus werd de basis voor de stad Utrecht gelegd door de Romeinen. Zij bouwden aan de oever van de Rijn een fort en gaven het de naam "Traiectum" - "doorwaadbare plaats". Toen in de derde eeuw de Romeinen vertrokken uit het Utrechtse gebied deden de Friezen een poging om het gebied in handen te krijgen, maar het waren de Franken die het gebied uiteindelijk toevoegden aan hun Frankische Rijk. Vanaf de achtste eeuw koos de bisschop van het bisdom Utrecht definitief zetel in de stad Utrecht en maakte de stad hiermee het religieuze centrum van de noordelijke Lage Landen. Ten tijde van de Vikingen werd het oude Romeinse fort zwaar beschadigd om vervolgens door bisschop Balderik (795-897) te worden hersteld. Bisschop Balderik was niet alleen een harde werker maar ook goed in het leggen van belangrijke contacten. Hij was goed bevriend met de toenmalige Rooms Duitse keizer Hendrik I (919-936) en kreeg zelfs de eer om de vierjarige zoon van Hendrik I, Bruno (925-965), op te voeden. Bruno werd een aantal jaren later benoemd tot aartsbisschop van Keulen. De vriendschap van Balderik met keizer Hendrik bracht zijn opvolgers veel voordelen. Keizer Otto I (912-973), zoon en opvolger van Hendrik I, gaf de opvolger van Balderik naast de kerkelijke macht ook de wereldlijke macht over Sticht Utrecht. Daarnaast werd het gebied Oversticht toegevoegd aan Sticht Utrecht en de beide gebieden tezamen werden kortweg het Sticht genoemd. Het gebied Oversticht bestond rond de tiende eeuw uit onze huidige provincies Drenthe en Overijssel plus de stad Groningen, maar de Groningers waren het hier niet mee eens. Al direct vanaf de benoeming van "hun" bisschop kwamen de Groningers in opstand en gedurende de middeleeuwen wisten ze zich steeds meer los te maken van het Sticht.

Kerkelijke leiding

Er lag in de middeleeuwen een wezenlijk verschil tussen de kerkelijke en de wereldlijke macht (leiding). Als een geestelijke de kerkelijke leiding kreeg over een gebied betekende dit dat hij verantwoordelijk was voor alle geloofszaken. Tevens kon hij regels omtrent het geloof naar eigen inzicht toe- en aanpassen. Over de wereldlijke macht (de dagelijkse gang van zaken) had de bisschop niets te zeggen. Als een bisschop naast de kerkelijke macht ook de wereldlijke macht in handen kreeg kreeg hij naast zijn titel van bisschop vaak ook nog een adellijke titel cadeau zoals graaf of hertog. Daarnaast kreeg hij ook het recht om de dagelijkse gang van zaken in zijn gebieden te regelen. In de gebieden waar de bisschop zowel de kerkelijke als de wereldlijke macht in handen had was de invloed van de kerk vaak heel groot. Het bisdom Utrecht en het Sticht besloegen overigens niet dezelfde gebieden. Het bisdom Utrecht, waar de bisschop van Utrecht dus de kerkelijke macht over had, was vele malen groter dan het Sticht. Het bisdom Utrecht bestond in de hoge middeleeuwen uit de volgende gebieden: de huidige provincies Friesland, Noord- en Zuid-Holland, Gelderland met uitzondering van de stad Zutphen en Zeeland met uitzondering van het westelijke deel van Zeeuws Vlaanderen. Als uitzondering had de bisschop van Utrecht ook nog de wereldlijke macht over buurschap Markevelde, maar de kerkelijke macht over het buurschap lag in handen van de bisschop van Münster.

Handel

De gebieden van het Sticht waren, door hun centrale ligging, al belangrijk voor de handel sinds de tijd van de Romeinen. Daarnaast leverde de vriendschap tussen voormalig bisschop Balderik en de Rooms Duitse keizer het Sticht ook een aantal voordelen op. Naast dat het Sticht meerdere gebieden in leen kreeg ontving de bisschop ook veel financiële steun van de Rooms Duitse keizer die weer ten goede kwam aan de ontwikkeling van het Sticht. In de vroege middeleeuwen had het Sticht nog last van serieuze concurrentie van de Friese handelsstad Dorestad, maar nadat deze door een conflict met de grond gelijk was gemaakt stond niets de Utrechtse handel nog in de weg. In de loop van de middeleeuwen was de handel in het Sticht zo enorm toegenomen dat er een geheel nieuwe handelswijk werd gebouwd die de naam de Stathe kreeg. Vanuit de Utrechtse Stathe werd er handel gedreven met diverse noordelijke gebieden zoals de stad Almere, het Duitse Noordrijn-Westfalen en Saksen. Over zee werd er vanuit de Stathe veel handel gedreven met Denemarken. De Stathe stond in de middeleeuwen vooral bekend om haar handel in; graan, wijn, glas, aardewerk en natuur- en barnsteen. Onder invloed van de florerende handel nam ook de welvaart in de gebieden van het Sticht toe. Er ontwikkelde zich een geheel nieuwe groep elite die hun rijkdom maar wat graag wilde tonen. Naast de handel begonnen ook de ambachten zich in hoog tempo te ontwikkelen en de Stathe was dan ook de thuishaven van mening steenhouwer, timmerman, wapensmid, schoenmaker of bontwerker.

Gewest Groningen

De stad Groningen was een bijzonderheid in de Lage Landen. Het was de enige nederzetting die zichzelf stad noemde zonder dat ze ook daadwerkelijk stadsrechten had ontvangen. Volgens de toenmalige Rooms Duitse keizer was Groningen een onderdeel van het gebied Drenthe, maar dit werd door de Groningers betwist. Zij waren van mening dat ze een zelfstandige nederzetting waren en gedroegen zich hier ook naar. Uiteindelijk besloot de bisschop van het Sticht (Utrecht) om Groningen dan maar als stad te erkennen, maar ze ontving nog steeds geen stadsrechten.

De oudste plattegrond die bekend is van GroningenDe oudste plattegrond die bekend is van Groningen
Ontwikkeling Groningen
Vermoedelijk werden de eerste nederzettingen in het Groningse gebied gesticht in de tijd van de Romeinen. Maar het duurde tot aan het jaar 1040 na Christus voor er iets over Groningen op papier werd gezet. In de elfde eeuw besloot de toenmalige Rooms Duitse keizer, door middel van een giftbrief, het Drentse gebied, inclusief "Villa Cruoninga" te belenen aan de bisschop van het Sticht (Utrecht). De bisschop accepteerde deze taak dankbaar maar kwam al snel tot het besef dat er met de inwoners van de stad Groningen geen land te bezeilen viel. De Groningers waren vanaf het moment van de belening in opstand gekomen omdat zij van mening waren dat hun nederzetting een zelfstandige en onafhankelijke stad was. De Groningers weigerden dan ook om de bisschop van het Sticht als hun landheer te erkennen. De gemoederen tussen de bisschop en de Groningers liepen al snel hoog op en de bisschop besloot een deal te sluiten met het Groningse bestuur. De stad kreeg meer bestuurlijke vrijheid maar als tegenprestatie mochten ze geen stadsmuur om de stad bouwen. Het Groningse bestuur ging akkoord met de deal en de rust leek teruggekeerd. Helaas hadden zowel de bisschop als het Groningse bestuur niet op de koppigheid van de Stadjers (middeleeuwse naam voor de Groningers) gerekend. Zij waren het helemaal niet eens met het aanbod van de bisschop en besloten dan ook om op eigen initiatief hun stad te ommuren. De bisschop van het Sticht liet het er niet bij zitten en besloot een laatste poging te wagen om de opstandige Groningers aan zich te onderwerpen. Nadat de bisschop de strijd om de stad grandioos had verloren begon Groningen zich steeds meer af te scheiden van Drenthe en het Sticht en ging uiteindelijk als zelfstandig gewest verder.

Handel

Over de drang naar zelfstandigheid van de Groningers werd genoeg geschreven, maar helaas was de informatie over de handel of het dagelijks leven in Groningen een stuk beperkter. Uit oude Friese documenten viel op te maken dat de Friezen en de Groningers frequent handel met elkaar dreven, maar precieze details zijn onbekend. Vanaf de twaalfde eeuw nam het bestuur van Groningen wel een maatregel om haar eigen handel te beschermen door de bierverkoop te beperken. Het was handelaren alleen toegestaan bier in Groningen te verkopen wat ook in de stad zelf was gebrouwen. Was dit niet het geval dan kon de handelaar in kwestie een flinke boete tegemoet zien. In een tijd waar water nog niet drinkbaar was en als vervanger bier werd gedronken was deze Groningse maatregel enorm waardevol. Bij het nadere van de hoge middeleeuwen wist Groningen haar handelspositie aanzienlijk te versterken. Groningen sloot zich aan bij de Hanze en wist het tot belangrijke Hanzestad te schoppen met de daarbij behorende inkomsten. Helaas wisten de Groningers hun handelspositie niet vast te houden toen de Hanze aan macht inleverden en aan het einde van de middeleeuwen was de functie van Groningen veranderd van grote Hanzestad naar regionaal marktcentrum.

Gewest Friesland

Het Friese gewest was één van de weinige gewesten in de Lage Landen die vrijwel de gehele middeleeuwen haar zelfstandigheid wist te behouden. Als eerste waren het de Franken die probeerden de Friezen aan zich te onderwerpen, maar de Friezen gingen gewoon hun eigen gang. Na de Franken werd de macht overgenomen door de Rooms Duitse keizer en zijn Heilige Roomse Rijk en de keizer besloot, gezien het verleden, om geen leenheer voor de Friese gebieden aan te stellen. Al bleef menig leenheer het wel op eigen houtje proberen om zijn gebied uit te breiden ten koste van het Friese gebied. Geen één leenheer slaagde overigens in zijn poging. Friesland viel niet alleen op door haar grote mate van zelfbestuur maar wist ook al snel een belangrijke plaats in de nationale- en internationale handel te veroveren. Mede door de inkomsten die dit met zich mee bracht, konden de Friezen lange tijd onafhankelijk blijven van de Hanze.

De Friese gebieden halverwege de vroege middeleeuwen. / Bron: Eric Sémhur, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)De Friese gebieden halverwege de vroege middeleeuwen. / Bron: Eric Sémhur, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)
Ontwikkeling Friesland
De inwoners van de Friese gebieden kregen hun naam Frisii, ongeveer 12 jaar voor Christus van de Romeinse generaal Nero Claudius Drusus (38 v.Chr. - 9 v.Chr.). Generaal Nero was op verkenningstocht in de Lage Landen en reisde als één van de eerste Romeinen door de Friese gebieden. Om onduidelijke reden stichtte generaal Nero geen nederzetting in Friesland maar gaf de inwoners wel de Romeinse naam Frisii. In de derde eeuw trokken de Romeinen zich terug uit de Lage Landen en de Franken deden hun intrede. Zij veroverden al snel de oude Romeinse gebieden in de Lage Landen en voegden deze toe aan hun Frankische Rijk. In veel gebieden stuitten de Franken op weinig tegenstand, maar in Friesland lag dit anders. De Friese koning Radboud (onbekend-719, ook bekend onder de Friese naam Redbad) was niet van plan zich zomaar aan de Franken over te geven en hierop verklaarde de Frank Karel Martel (circa 689-741) koning Radboud de oorlog. Het veroveren van de Friese gebieden ging voor de Franken niet zonder slag of stoot en ze deden er meerdere jaren over om heel Friesland in handen te krijgen. De gebieden die zich uiteindelijk overgaven werden door de Franken onder een nieuwe naam toegevoegd aan hun Frankische Rijk.

Friesland onder leiding van de Franken

De strijd om Friesland begon in het oostelijke deel wat was gelegen tussen het Zwin (een oude zeearm van de Noordzee) en het Vlie. Karel Martel had zich zeer goed voorbereid en ondanks dat koning Radboud en zijn troepen dapper weerstand boden, werden zij al snel verslagen door de Franken. In 719 na Christus kwam aan de strijd in de oostelijke gebieden een eind en het gebied werd onder de nieuwe naam Oost-Frisia toegevoegd aan het Frankische Rijk. Karel en zijn leger trokken verder maar stuitten wederom op veel weerstand. In totaal hadden de Franken veertien jaar nodig om ook het middelste deel van Friesland aan hun gebied toe te voegen. Rond 733 na Christus was het zover, Midden-Frisia had zich overgeven en werd officieel onderdeel van het Frankische Rijk. De laatste taak die Karel Martel restte was het veroveren van het afgelegen westelijke deel van Friesland. De Friezen bleven dapper vechten voor hun vrijheid maar tegen het einde van de achtste eeuw was Karel's taak volbracht. West-Frisia werd als laatste deel toegevoegd aan het Frankische Rijk. Ondanks dat de Franken het gehele gebied veroverd hadden bleven ze continu strijd houden met de eigenwijze Friezen. De Friezen hadden compleet lak aan hun nieuwe leiders en gingen stoïcijns op oude voet verder. Na jaren van proberen was het de Franken niet gelukt om enige voet aan de grond te krijgen in het bestuur van de Friese gebieden en ze besloten om hun pogingen verder te staken. Friesland bleef officieel onderdeel van het Frankische Rijk, maar had haar eigen (onafhankelijke) bestuur.

Afscheiding West-Frisia

De gebieden Oost en Midden-Frisia lagen naast elkaar en werkten daarom veel samen. De gebieden onderhielden nauw contact en hadden hun legers met elkaar verbonden om zo een sterkere tegenstander te vormen in een eventuele strijd. West-Frisia daarentegen was minder gelukkig qua ligging. Ze werd grotendeels van de andere gebieden gescheiden door de rivier de Lauwers en de Zuiderzee. West-Frisia was hierdoor veel meer op zichzelf aangewezen en een veel makkelijkere prooi voor tegenstanders. Het duurde dan ook niet lang voor West-Frisia werd veroverd door de toenmalige graaf van Holland en los werd gemaakt van de overige delen van Friesland. Uiteraard boden Oost en Midden-Frisia weerstand tegen de graaf van Holland, maar toen in 1287 na Christus de Sint-Luciavloed plaatsvond, werd het lot van West-Frisia definitief bepaald. Door de Sint-Luciavloed (een enorme overstroming van de Zuiderzee) kwam West-Frisia nog verder van Oost en Midden-Frisia af te liggen en het gebied viel eenvoudig weg niet meer te verdedigen. De graaf van Holland sloeg direct zijn slag en lijfde West-Frisia datzelfde jaar nog in bij Holland. Oost en Midden-Frisia bleven de gehele middeleeuwen zelfstandig omdat het geen één leenheer lukte de gebieden aan zijn gezag te onderwerpen. Vanaf de dertiende eeuw zetten de Friese bestuurders een centraal rechtssysteem op voor de resterende Friese gebieden. Iedere eerste dinsdag na Pinksteren kwamen diverse vertegenwoordigers van de Friese gebieden bij elkaar bij de Opstalboom nabij de plaats Aurich. Hier bespraken ze alle juridische zaken van de gebieden en losten deze, waar mogelijk, op.

Handel

De noordelijke gebieden hadden het beduidend moeilijker dan de zuidelijke gebieden met betrekking tot de handel in de middeleeuwen. Het enige noordelijke gebied wat hier een uitzondering op was was Friesland. De eerste nederzetting die in Friesland werd gesticht wist al snel een een belangrijke positie in de handel te veroveren. In de vroege middeleeuwen was het de Friese stad Dorestad die het wist te schoppen tot belangrijkste handelsstad in de noordelijke gebieden. Helaas werd Dorestad bij een conflict volledig met de grond gelijk gemaakt en de Friese bestuurders waren niet bij machten om de stad te herstellen. De handel verplaatste zich vervolgens naar de groeiende Friese nederzetting Stavoren. De handel in Stavoren deed de Friese gebieden veel goed en door de inkomsten die ze verkregen via de handel konden de Friezen lange tijd onafhankelijk blijven van de Hanze. Maar de voorspoed bleef niet voortduren. Vanaf de elfde eeuw wijzigde er het één en ander in Friesland, mede door de enorme overstroming van de Zuiderzee (Sint-Luciavloed). Door de overstroming verloor Friesland definitief de strijd om West-Frisia en dit gebied werd toegevoegd aan het graafschap Holland. De directe handel op de Zuiderzee nam onder invloed van de vissers in hoog tempo toe en als laatste hadden ook nog diverse nieuwe nederzettingen toegang gekregen tot de zee na de overstroming en zij trokken op hun beurt delen van de Friese handel naar zich toe. Ook op bestuurlijk gebied ontstond onrust. Er was al enige tijd een slepend conflict gaande tussen de Schieringers en de Vetkopers. De Schieringers en Vetkopers waren bijnamen voor de cisterciënzers en de Norbertijnen, twee kloosterorden in Friesland. Zij hadden beide een eigen visie over het leiderschap van Friesland en de strijd tussen hen zorgden voor verdeeldheid in het Friese gewest. De onrust in Friesland nam toe en de handel nam af. De Friese inkomsten daalden drastisch en aan het begin van de hoge middeleeuwen sloten de Friezen zich aan bij de Hanze om het hoofd boven water te houden.

Gewest Holland

De voorouders van de eerste graaf van Holland gingen door het leven als Friese graaf en waren de baas over een klein graafschap wat was gelegen in West-Frisia. Het gebied van het kleine graafschap in West-Frisia breidde in de loop der jaren gestaag uit en aan het begin van de elfde eeuw kreeg ze haar nieuwe naam Holland. Het graafschap Holland kwam tot bloei in een periode dat de handel in de Lage Landen in volle gang was. Holland haakte al snel aan bij het succes van de Hanze en de welvaart in de Hollandse gebieden steeg aanzienlijk.

Het gewest Holland aan het einde van de hoge middeleeuwenHet gewest Holland aan het einde van de hoge middeleeuwen
Ontwikkeling Holland
Graafschap Holland begon als klein graafschap wat was gelegen in een hoek van West-Frisia. Aan het hoofd van het kleine graafschap stond de Friese graaf Thidericus Fresonie (circa 875-923). Graaf Thidericus Fresonie (circa 875-923), kortweg Dirk I genoemd, was goed bevriend met de toenmalige Frankische koning Karel de Eenvoudige (879-929). Toen koning Karel hulp nodig had bij het neerslaan van een opstand twijfelde graaf Dirk I dan ook geen moment en bood koning Karel de helpende hand. Koning Karel was Dirk I erg dankbaar voor zijn hulp en trouw en schonk hem als dank de kerk van Egmond met alle daarbij behorende bezittingen. Dirk I had zijn grondgebied hierdoor in één klap flink uitgebreid en besloot dit te vieren door de abdij van Egmond te bouwen. Deze abdij werd later bestempeld als de eerste abdij van Holland. In het jaar 985 na Christus werd het kleine graafschap nog een keer uitgebreid toen ze diverse lenen in eigendom kreeg. Tot aan de elfde eeuw verliep het dagelijks leven rustig in het kleine graafschap maar met het aantreden van graaf Dirk IV (onbekend-1049) veranderde dit op slag. Dirk IV had een niet te temmen veroveringsdrang en kreeg het hierdoor al snel aan de stok met de toenmalige Rooms Duitse keizer. Helaas voor Dirk IV trok de Rooms Duitse keizer aan het langste eind en de strijd kostte Dirk IV het leven.

(Naams)verandering

Toen Floris II (1091-1122), achterkleinzoon van Dirk IV, aantrad als graaf van Holland waaide er direct een frisse wind door het graafschap. Floris II loste eerst alle lopende conflicten met de omliggende gebieden op en om in een goed blaadje te komen bij de Rooms Duitse keizer ontgon hij een groot veengebied wat de naam Holdland (Rijnland) kreeg. De Rooms Duitse keizer kon de inspanningen van Floris wel waarderen en beloonde hem met een nieuwe titel en nieuw graafschap. Naast de titel "comes Fresonum" (Friese graaf) mocht Floris zich voortaan ook "Florentius comes de Hollant" (graaf van Holland) noemen. Het graafschap Holland was met deze benoeming officieel geboren. Floris besloot al snel om de titel "comes Fresonum" te laten vallen en droeg alleen nog de titel "Florentius comes de Hollant", mede hierdoor ging de naam Holland al snel over op alle gebieden die onder beheer van Filips II stonden. De opvolgers van Floris II besloten allemaal zijn voorbeeld te volgen en droegen alleen nog de titel graaf van Holland en lieten de titel Friese graaf links liggen. Onder Floris II ontwikkelde Holland al snel een eigen identiteit en het gebied scheidde zich vervolgens af van de overige Friese gebieden (Noord- en Midden-Frisia). Na de Sint-Luciavloed sloeg de toenmalige graaf van Holland, Floris V (1254-1296), zijn slag en lijfde het volledige gebied West-Frisia in bij graafschap Holland.

Handel

In de periode dat graafschap Holland zich ontwikkelde was de handel in de Lage Landen al in volle gang. Waar veel nederzettingen er jaren over hadden gedaan om een belangrijke positie in de handel te veroveren kregen diverse Hollandse steden deze positie zo ongeveer in hun schoot geworpen. Het succes van de Hollandse handel was te danken aan de Hanze die aan het einde van de vroege middeleeuwen hun intrede hadden gedaan. De Hanze had in de loop der tijd diverse (handels)verbonden gesloten en haar handelsroute over zee van noord naar zuid werd druk bevaren. Graaf Willem I (circa 1175-1222) zag al snel in hoe hij kon profiteren van de Hanzeroute en bood de Hanze dan ook een route via zijn gebieden aan. De Hanze nam het aanbod van Willem I dankbaar aan want op deze manier kon ze het grootste gedeelte van haar reis (betrekkelijk veilig) over land afleggen. De enige voorwaarden die Willem I aan de Hanze stelde was dat ze op diverse plaatsen tol moest betalen. Om de nederzettingen in Holland volop te laten meeprofiteren van de Hanzeroute besloot Willem I diverse steden te verblijden met de stadsrechten: Geertruidenberg (1213), Middelburg (1217) en Dordrecht (1220). Toen Willem's kleinzoon Willem II (1227-1257) aan de macht kwam besloot hij de banden met de Hanze nog verder te versterken. Willem II bood de Hanze een volledig vrije doortocht door het Hollandse gebied aan en als dank bouwde de Hanze diverse handelsposten in Holland. Willem II besloot in navolging van zijn opa om meer steden de stadsrechten toe te kennen. Achtereenvolgens waren dit: Haarlem (1245), Delft (1246), S'-Gravenzande (1246) en Alkmaar (1254). Door het toekennen van de stadsrechten verkregen de steden het recht om diverse handelsgoederen zoals graan te stapelen (op te slaan) en als eerste te verkopen. Door deze impuls van de handel steeg de welvaart in graafschap Holland aanzienlijk.

Gewest Zeeland

In de tijd van de Romeinen was het een drukte van belang in het voormalig Maritima Loca. De eerste grote handelsstad was al snel een feit maar helaas bleef het voor de Zeeuwen niet alleen bij voorspoed. In de derde eeuw kreeg het gebied te maken met een enorme overstroming en de meeste inwoners trokken uit Zeeland weg. Toen de Rooms Duitse keizer aan de macht kwam besloot hij al snel om een leenheer voor het Zeeuwse gebied aan te stellen en zijn oog viel op de toenmalige graaf van Vlaanderen. De graaf van Holland probeerde op zijn beurt ook een graantje mee te pikken van de Zeeuwse gebieden en dit leidde uiteindelijk tot een flinke ruzie tussen de graven van Holland en Vlaanderen.

Het gebied van Zeeland aan het einde van de hoge middeleeuwen / Bron: Sir Iain, Wikimedia Commons (FAL)Het gebied van Zeeland aan het einde van de hoge middeleeuwen / Bron: Sir Iain, Wikimedia Commons (FAL)
Ontwikkeling Zeeland
De Zeeuwse gebieden waren samen met de Friese gebieden één van de eerste gebieden in de Lage Landen die permanent werden bewoond. Het belang van Zeeland nam aanzienlijk toe toen de Romeinen hun intreden deden en de eerste vesting stichtten. Ze gaven de Zeeuwse gebieden de Romeinse naam: "Maritima Loca" (letterlijk vertaald de zeelanden) en hun eerste vesting kreeg de naam "Walachria" (het latere Domburg). Walachria groeide al snel uit tot de grootse nederzetting van Maritima Loca en was van groot belang voor de Romeinse handel. Bij het naderen van de derde eeuw veranderde de situatie in Zeeland drastisch. De Romeinen begonnen zich terug te trekken en namen een groot deel van de bevolking met zich mee. De resterende inwoners van Zeeland kozen uiteindelijk ook het hazenpad toen een enorme overstroming de Zeeuwse gebieden vrijwel volledig onder water zetten. Rond de vierde eeuw kwamen de Franken aan de macht in de Lage Landen en rekenden Zeeland tot hun Frankische Rijk. Met de Franken kwamen ook de Zeeuwen weer terug naar het gebied en ze werkten hard om de verlaten nederzettingen weer te herstellen. Toen het Frankische Rijk in handen kwam van de Rooms Duitse keizer was Zeeland weer een gebied van betekenis en werd door de keizer in leen gegeven aan de toenmalige graaf van Vlaanderen.

Tweedeling

De Zeeuwse gebieden werden door de rivier de Schelde in tweeën gedeeld. Hierdoor grensde het ene deel van Zeeland direct aan Vlaanderen en lag het andere deel direct naast Holland. De graaf van Vlaanderen was door de Rooms Duitse keizer aangewezen als leenheer voor het gehele gebied, maar in de praktijk pakte dit anders uit. De graaf van Holland trok al snel de macht over de oostelijke gebieden van Zeeland naar zich toe en bestuurde dit deel naar eigen inzicht. De Hollandse graaf ging te ver toen hij tol hief van de Vlaamse schepen die op de Schelde voeren en de Vlaamse graaf trok ten strijde. Aan de strijd tussen Holland en Vlaanderen om de Zeeuwse gebieden kwam uiteindelijk een eind toen op 7 maart 1167 het Verdrag van Brugge door beide heren werd ondertekend. In het verdrag was bepaald dat de graaf van Holland leiding mocht geven aan de oostelijke gebieden maar hij diende de graaf van Vlaanderen wel als zijn leenheer te erkennen.

Handel in Zeeland

Zeeland wist een goede start op het gebied van de handel te maken toen de Romeinen hun intrede deden. De stad Walachria groeide in korte tijd uit tot belangrijk handelscentrum maar wist haar positie gedurende de tijd van de Franken niet vast te houden. Toen Zeeland door de Rooms Duitse keizer werd beleend aan Vlaanderen nam de welvaart en handel weer toe. Vlaanderen had door middel van de Hanzeverbonden veel contact met kooplieden uit alle delen van Europa en de Zeeuwse havens werden steeds belangrijker bij het in- en uitvoeren van de producten. In het jaar 1012 na Christus besloot de Vlaamse graaf om de nederzetting Middelburg uit te roepen tot centrum van de westelijke gebieden en de nederzetting breidde in hoog tempo uit. In de oostelijke gebieden lag de macht in handen van de graaf van Holland en ook hij had besloten een centrum voor zijn gebied op te richten. Voor de oostelijke delen werd de stad Zierikzee verheven tot centrum en ook hier volgde een periode van flinke groei. Beide steden werden erg belangrijk op het gebied van de handel en stonden met namen bekend om de export van vis en landbouwproducten in de middeleeuwen.

Gelre, Gulik en Kleef

De drie vorstendommen Gelre, Gulik en Kleef hadden allemaal hun eigen geschiedenis en ontwikkeling. Wel waren ze dicht bij elkaar gelegen en ontstonden er door diverse huwelijke nauwe familiebanden tussen de leiders van de vorstendommen. De drie gebieden behoorden in de middeleeuwen nog tot de Lage Landen, maar toen de vijftiende eeuw aanbrak werden de gebieden steeds meer van de Lage Landen losgemaakt.

De gebieden Gelre en Zutphen aan het einde van de hoge middeleeuwen / Bron: Sir Iain, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)De gebieden Gelre en Zutphen aan het einde van de hoge middeleeuwen / Bron: Sir Iain, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)
Ontwikkeling Gelre
De basis van graafschap Gelre werd gevormd door een heerlijkheid die, op een enkele nederzetting na, volledig in het huidige Duitsland lag. De heerlijkheid werd gevormd door de drie aangrenzende gebieden; Geldern, Pont en Wassenberg en aan het hoofd van de heerlijkheid stond de heer van Wassenberg, Gerard IV (1060-1129). De Rooms Duitse keizer was blijkbaar tevreden over de verrichtingen van Gerard IV, want hij besloot de heerlijkheid te verheven tot graafschap. Gerard IV mocht aanblijven als leenheer van de keizer en kreeg de titel Gerard I, graaf van Gelre toebedeeld. Om zijn dank en de macht van zijn nieuwe graafschap te tonen besloot Gerard een burcht te bouwen die het middelpunt van zijn nieuwe graafschap zou vormen. Gerards plan werkte en al snel steeg het inwoneraantal in de gebieden rond de burcht aanzienlijk. Gerard I sloot voor zijn zoon en opvolger Gerard II (1090-1131) een goed huwelijk met de dochter en enige kind van de toenmalige graaf van Zutphen. Toen de graaf van Zutphen overleed erfde Gerard II de grafelijke titel van zijn schoonvader en vanaf dat moment stonden zowel Zutphen als Gelre onder zijn leiding. Tegen het einde van de hoge middeleeuwen was het Gelre op diverse manieren gelukt om haar gebied verder uit te breiden. In 1248 na Christus wist de toenmalige graaf de Rijksstad Nijmegen te veroveren en onder Gelre's gezag te plaatsen en ruim dertig jaar later werd het graafschap Kessel aangekocht. In de late middeleeuwen liet Gelre weer van zich horen toen de toenmalige graaf een goed huwelijk sloot en de titel hertog van Gelre cadeau kreeg.

Ontwikkeling Gulik

Het waren de Romeinen die als eerste neerstreken in het gebied wat later de naam graafschap Gulik zou krijgen. Ze bouwden er een vesting die diende als pleisterplaats voor de Romeinse soldaten en gaven het gebied waar de vesting was gelegen de naam "Juliacum". Toen de Romeinen rond de derde eeuw plaats maakten voor de Franken werd "Juliacum" toegevoegd aan het Frankische Rijk onder haar nieuwe "Duitse" naam Jüllich (in het Nederland Gulik). De Franken deelden de nederzetting vervolgens in bij het koninkrijk Lotharingen wat onder leiding van koning Zwentibold (870 of 871-900) stond. De inwoners van Gulik waren het alleen niet eens met deze nieuwe indeling en kwamen al snel tegen hun koning in opstand. Uiteindelijk was het Gerard van de Metzgau (circa 875 - 910) die het lukte om koning Zwentibold van zijn troon te stoten. Nadat Gerard de koning had gedood maakte hij de vernedering compleet door diens weduwe, koningin Oda van Saksen (circa 884-952), te trouwen. Na zijn overwinning en zijn huwelijk verhief Gerard het gebied Gulik tot graafschap en benoemde zichzelf tot eerste graaf. Vanaf de elfde eeuw nam de onrust in het graafschap toe. Het Frankische Rijk ging geleidelijk over in het Heilige Roomse Rijk en de koning werd vervangen door een keizer. Gulik bemoeide zich met de troonopvolging en een langlopend conflict tussen het graafschap en de Rooms Duitse keizer was het gevolg. Gulik werd als gevolg van dit conflict meerdere keren volledig met de grond gelijk gemaakt. De eerste keer was in het jaar 1114 na Christus en een eeuw later (1214) was het weer raak. In 1239 na Christus had graafschap Gulik het niet alleen aan de stok met de Rooms Duits keizer maar had ook nog een belangrijke bisschop voor het hoofd gestoten. De bisschop besloot wraak te nemen en maakte de stad Gulik met de grond gelijk. Het conflict tussen het graafschap en de bisschop bleef voortduren en in 1239 na Christus werd de stad nogmaals volledig verwoest, dit maal door de opvolger van de voormalige bisschop. Aan het einde van de hoge middeleeuwen sloot de toenmalige graaf van Gulik een strategisch huwelijk en kwam hierdoor onder bescherming van de machtige graaf van Vlaanderen te staan. Vanaf dat moment keerde de rust in het graafschap terug. In 1356 na Christus werd er wederom een goed huwelijk gesloten en dit leverde de toenmalige graaf een nieuwe titel op. Gulik werd verheven tot hertogdom.

Het gebied van Kleef aan het einde van de hoge middeleeuwen / Bron: Sir Iain, Wikimedia Commons (FAL)Het gebied van Kleef aan het einde van de hoge middeleeuwen / Bron: Sir Iain, Wikimedia Commons (FAL)
Ontwikkeling Kleef
De geschiedenis van Kleef begon toen Balderik van Duffelgouw (rond 965-1021) ten val kwam. Balderik beheerde het gebied wat was gelegen tussen Nijmegen, Drenthe en de Duitse plaats Kleef en bekend stond onder de naam Duffelgouw. Na de dood van Balderik verhief de Rooms Duitse keizer de gebieden tot graafschap Kleef en benoemde Rutger I (tussen 970 en 985-rond 1050), de broer van Gerard I, graaf van Gelre, tot eerste graaf van Kleef. Naast de voormalige gebieden van Balderik kreeg graaf Rutger ook al snel een groot gedeelte van het voormalige graafschap Teisterband in leen wat zijn macht aanzienlijk vergroten. Het centrum van het graafschap was gelegen tussen de Zwanenburcht, die was gelegen net buiten de plaats Kleef en de burcht Monterberg, gelegen in de Duitse plaats Kalkar. In de loop van de middeleeuwen wisten de diverse graven van Kleef hun gebied aanzienlijk te vergroten wat vooral ten koste ging van het naastgelegen keurvorstendom Keulen. Toen de laatste periode van de middeleeuwen aanbrak, de late middeleeuwen, wisten de graven van Kleef hun gebied nogmaals flink uit te breiden door de Duitse gebieden Duisburg en Wezel en de heerlijkheid Dinslaken in te lijven.

Samenvoeging Gelre, Gulik en Kleef

Het samenvoegen van de drie vorstendommen onder één gezamenlijke leiding was een ontwikkeling die niet was gepland maar door familiebanden was ontstaan. Gedurende de middeleeuwen begon de macht in de Lage Landen langzaam te verschuiven van de adellijke elite naar de burgerij en om het hoofd boven water te houden besloten de vorstendommen om de handen in een te slaan. De familiebanden tussen de vorstendommen werden steeds ingewikkelder en wonder boven wonder ging de erfopvolging in de gebieden goed tot aan het jaar 1343 na Christus. Met het overlijden van de laatste Gelderse graaf Reinoud II (circa 1295-1343) kwam er ook een einde aan de zelfstandigheid van Gelre.

Gelderse broederstrijd

Graaf Reinoud II was zowel in het leiding geven als in het produceren van nakomelingen erg succesvol geweest en bij zijn overlijden liet hij dan ook zes kinderen achter:
  1. Reinoud III (1337-1371), eerste graaf van Gelre.
  2. Eduard (1336-1371), graaf van Gelre.
  3. Margaretha (onbekend-1338) - Margaretha werd uitgehuwelijkt aan Gerard I, een zoon van de graaf van Gulik, maar overleed, geheel onverwachts, kort voor haar huwelijk.
  4. Mechteld (onbekend-1384) - De tweede dochter van Reinoud II bleek onfortuinlijk in de liefde. Ze trouwde in totaal drie keer, maar overleefde al haar echtgenoten. Haar eerste man was Godfried van Loon, de laatste graaf van Loon (onbekend-1342), haar tweede huwelijk was met graaf Jan van Kleef (1293-1368) en de derde keer was het de beurt aan Jan II, de graaf van Blois en Dubois (circa 1342-1381).
  5. Elisabeth (onbekend-1376) - Elisabeth koos voor een leven als non in het klooster van Graefenthal nabij Asperden (gelegen in de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen).
  6. Maria (onbekend-1397) - De jongste dochter van Reinoud II trad in het huwelijk met Willem II, de hertog van Gulik (1325-1393).

Reinoud III had als oudste zoon het recht om zijn vader op te volgen, maar helaas stak zijn jongere broer Eduard hier een stokje voor. De Gelderse broers raakten in een hevige strijd verwikkeld die pas ten einde kwam in mei 1361 na Christus toen Eduard zijn oudere broer Reinoud wist te overmeesteren en gevangen nam. Eduard kroonde zichzelf tot graaf van Gelre en droeg deze titel tot aan zijn dood. Eduard kwam om het leven in de Slag bij Baesweiler en hiermee kwam het gevangenschap van Reinoud na tien jaar eindelijk ten einde. Reinoud nam zijn taak als graaf weer op zich en de rust leek te zijn teruggekeerd.

Gelderse Successieoorlog

Helaas was het Reinoud niet gegund om lang van zijn herwonnen vrijheid en titel te genieten want nog geen jaar na zijn vrijlating overleed hij. Reinoud liet geen kinderen na en opnieuw brak er een strijd los om de erfopvolging in Gelre. Dit keer waren het de zussen Machteld, gravin van Loon en Kleef en Maria, gravin van Gulik, die met elkaar op de vuist gingen. De strijd tussen de dames duurden in totaal acht jaar en eindigde in 1379 na Christus. De jongste zus Maria trok aan het langste eind en kreeg de titel gravin van Gelre, die ze op haar beurt direct doorgaf aan haar zoon Willem II (1364-1402). Na het overlijden van zijn vader werd Willem II naast graaf van Gelre ook graaf van Gulik en de gebieden kwamen onder gezamenlijke leiding te staan.

Samenvoeging

Eind veertiende eeuw was de hertog van Kleef, Johan III (1490-1539) op zoek naar een echtgenote en hij liet zijn oog al snel vallen op Maria van Gulik-Berg (1419-1543) dochter van de toenmalige graaf van Gulik-Berg. Johan en Maria kregen een zoon Willem V (1516-1592) die na het overlijden van zijn ouders de titel van zowel Kleef als Gulik en Berg erfde. Willem V besloot de gebieden te verenigen en zo gingen de drie gebieden gezamenlijk hun toekomst tegemoet. Toen de laatste graaf van Gelre overleed in 1538 na christus zonder kinderen na te laten erfde Willem V zijn gebied en verenigde ook Gelre met de andere gebieden. Vanaf dat moment gingen de gebieden hun gezamenlijke toekomst tegemoet onder de namen Gelre, Gulik en Kleef.

Prinsbisdom Luik

Het waren de Romeinen die het latere prinsbisdom Luik rond het begin van onze jaartelling op de kaart zetten. Ze stichtten een vesting en gaven het gebied de naam "Leodicum". Het gebied ontwikkelde zich in de loop der tijd tot een flinke nederzetting en stond onder leiding van de bisschop van Maastricht. In de negende eeuw was Luik zo groot geworden dat ze het bisdom Maastricht opslokte en verheven werd tot bisdom Luik. Met het aantreden van bisschop Notger werd Luik zelfs verheven tot prinsbisdom en ging vol vertrouwen de toekomst tegemoet.

Grondgebied Luik aan het einde van de hoge middeleeuwen / Bron: Sir Iain, Wikimedia Commons (Publiek domein)Grondgebied Luik aan het einde van de hoge middeleeuwen / Bron: Sir Iain, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Ontwikkeling Luik
Het gebied wat zou uitgroeien tot het latere bisdom Luik stond in de tijd van de Romeinen bekend onder de namen "Leodicum" of "Leodium" en kwam tot bloei in de zevende eeuw. Rond de zevende eeuw stonden de "Luikse" gebieden onder leiding van Lambertus (circa 638-circa 706), de bisschop van Maastricht. Lambertus installeerde naast een bisschopszetel in Maastricht ook een bisschopszetel in de buurt van Luik. Helaas kwam Lambertus al vrij snel naar zijn aanstelling om het leven toen hij werd vermoord door diverse tegenstanders van zijn geloof. Het oude Romeinse landhuis waar de bisschop tot voor kort had gewoond werd door zijn volgelingen als snel tot bedevaartsoord verheven. De opvolger van Lambertus, Hubertus (655-727) besloot zijn voorganger te eren door op de plaats van zijn oude landhuis een geheel nieuwe kathedraal te bouwen die de naam Sint-Lambertuskathedraal kreeg. Door de bouw van de kathedraal begon het inwoner aantal in zowel Luik als de omliggende gebieden te groeien en Luik werd spoedig verheven tot het nieuwe kerkelijke centrum van het bisdom.

Groei Luik

Door de enorme groei die Luik had meegemaakt werd ze in de negende eeuw officieel verheven tot bisdom en de bisdommen Tongeren, Maastricht, Dinant en Ciney gingen onder de naam bisdom Luik verder. De bisschop van Luik had over zijn bisdom zowel de kerkelijke als de wereldlijke macht en dit betekende dat hij zowel de dagelijkse gang van zaken regelde als alle zaken omtrent geloofskwesties. Als snel werd de bisschop van Luik ook aangesteld als kerkelijk leider over de abdij van Saint-Hubert. Dit was voorlopig de laatste uitbreiding van het bisdom Luik want de Vikingen hadden hun intreden in de Lage Laden gedaan. En helaas bleef Luik, net als veel andere steden, een aanval niet bespaard. Luik werd met de grond gelijk gemaakt maar na het vertrek van de Vikingen werd de stad al zeer snel weer herbouwd. Toen bisschop Notger (930-1008) aan de macht kwam in Luik wist hij het gebied weer uit te breiden. Hij was meerdere malen met de Rooms Duitse keizer, Otto III (980-1002), op reis geweest en werd hiervoor beloond met de de graafschappen Hoei (985) en Brunningerode (987) en een nieuwe titel, namelijk prins-bisschop. In de elfde eeuw breidde Luik haar grondgebied nogmaals flink uit door het hertogdom Bouillon te kopen van de, in geldnood verkerende, hertog van Bouillon; Godfried V van Bouillon (1060-1100).

Gewest Luxemburg

De gebieden van Luxemburg werden al voor het begin van onze jaartelling bewoond maar het gebied kreeg pas bekendheid in de negende eeuw. De graven van Luxemburg deden wat veel andere graven en hertogen ook deden, ze breidden hun gebied en macht in hoog tempo uit. Aan het begin van de hoge middeleeuwen brak er een strijd uit over de Luxemburgse erfopvolging en de gravin van Luxemburg verloor het bijbehorende graafschap Namen. In de dertiende eeuw kwam Luxemburg weer volop in de belangstelling te staan toen de toenmalige graaf van Luxemburg werd gekroond tot keizer van het Heilige Roomse Rijk.

Gewest Luxemburg aan het einde van de hoge middeleeuwen / Bron: Sir Iain, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)Gewest Luxemburg aan het einde van de hoge middeleeuwen / Bron: Sir Iain, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)
Ontwikkeling Luxemburg
De eerste bewoners van het gebied wat later de naam Luxemburg kreeg waren de Kelten die zo'n twee eeuwen voor het begin van onze jaartelling leefden. De eerste omschrijving van het gebied dateerde van een paar eeuwen later en was afkomstig van de rondtrekkende Romeinen. De ontwikkeling van Luxemburg in de vroege middeleeuwen was vaag maar in de negende eeuw was het gebied dusdanig in omvang toegenomen dat het door de Rooms Duitse keizer werd verheven tot graafschap. De eerste man die aan het hoofd van graafschap Luxemburg stond was Siegfried van Luxemburg (922-998). Graaf Siegfried had de Moezel- en Ardennengouw al in zijn bezit en was tevens voogd over de gebieden van de rijksabdij Sankt Maximin en de abdij van Echternacht. Vanaf het moment van zijn aanstelling gingen de gebieden van graaf Siegfried onder de gezamenlijke naam Luxemburg verder. Graaf Siegfried wilde, net als veel graven uit zijn tijd, zijn macht maar wat graag uitbreiden en besloot een deel van zijn gebieden te ruilen tegen een groot gebied wat was gelegen aan de rivier de Alzette. Als centrum van het nieuwe gebied diende het door graaf Siegfried gebouwde "Lucilinburhuc" (letterlijk vertaald klein kasteel). Het plan van Siegfried slaagde want van de negende tot de elfde eeuw ontwikkelde de kleine nederzetting zich tot de basis van de latere stad Luxemburg.

Erfopvolging

Toen de laatste graaf van het huis Luxemburg, Koenraad II (1106-1136) overleed had hij geen erfgenaam die de titel van hem kon overnemen. Koenraad had daarom voor zijn overlijden bepaald dat zijn titel over zou gaan op zijn tante Ermesinde I van Namen (circa 1080-1143). Toen de kleindochter van Ermesinde I, Ermesinde II van Namen (1186-1247) de titel in handen kreeg, kreeg ze het al snel aan de stok met haar achterneef Filips van Namen (1175-1212). Filips vond dat hij als mannelijke afstammeling meer recht op de titel had dan Ermesinde II en ging al snel de strijd met haar aan. Beide partijen gaven geen strobreed toe in het conflict en in 1199 na Christus sloten Ermesinde II en Filips een compromis. Filips kreeg het graafschap Namen in eigendom en Ermesinde II behield het graafschap Luxemburg en de daarbij behorende graafschappen Durbuy en La Roche-en-Ardenne en de abdijen van Malmedy en Stavelot. De rust in Luxemburg keerde weer terug en het graafschap liet pas weer van zich horen toen graaf Hendrik VII (1275-1313) aan de macht kwam. Hendrik VII was politiek zeer vaardig en schopte het tot keizer van het Rooms Duitse Rijk. Hendrik VII vergat Luxemburg na zijn promotie niet en Luxemburg werd al snel een basis voor één van Hendrik's keizerlijke hoven. In 1354 na Christus bereikte Luxemburg haar volgende mijlpaal. Het graafschap werd door de toenmalige keizer Karel IV (1316-1378), die in het verleden nog hertog van Luxemburg was geweest, verheven tot hertogdom.
© 2015 - 2024 Marjolijnr, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
De nederlandse provinciesDe nederlandse provinciesNederland is een land met 16,86 miljoen inwoners. Nederland ligt in het westelijke deel van Europa en grenst aan de Noor…
Goedkoop of zelfs gratis kamperen bij de boswachterGoedkoop of zelfs gratis kamperen bij de boswachter. Het kan Lekker wandelen, kanoen, fietsen of in de natuur zijn en da…
Koning en Koningin doen kennismakingstourKoning en Koningin doen kennismakingstourDe koning en koningin maakten na de inhuldiging van de koning in hun nieuwe hoedanigheid kennis met hun land en het Nede…
Plaatsnamen met carnaval: belangrijke steden, van A tot ZPlaatsnamen met carnaval: belangrijke steden, van A tot ZMet carnaval krijgt een groot aantal steden in Nederland een andere plaatsnaam: Den Bosch wordt Oeteldonk, Breda heet Ki…

Het leven van vrouwen in de jaren vijftigHet leven van vrouwen in de jaren vijftigIn de jaren vijftig hadden de meeste getrouwde vrouwen geen baan buitenshuis. Ze stopten met werken als ze trouwden of b…
De naoorlogse emigratiegolf in NederlandDe naoorlogse emigratiegolf in NederlandMaar liefst 245.000 Nederlanders namen in de naoorlogse jaren afscheid van hun familie en vrienden om te gaan emigreren.…
Bronnen en referenties
  • Inleidingsfoto: Sir Iain, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/De_Nederlanden_in_de_Middeleeuwen
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Stadsrechten
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Graafschap_Vlaanderen
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_graven_van_Vlaanderen
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Hertogdom_Limburg
  • http://www.limburg.nl/
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_hertogen_van_Limburg
  • http://www.literatuurgeschiedenis.nl/lg/middeleeuwen/nederlanden.html
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Slag_bij_Woeringen
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Hertogdom_Brabant
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_graven_van_Brussel_en_hertogen_van_Brabant
  • http://www.grunn.nl/
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/IJsselsteden
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/IJssel
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Sticht_Utrecht
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/De_Nederlanden_in_de_Middeleeuwen
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_de_provincie_Utrecht
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Villa_Cruoninga
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_Groningen
  • http://gemeente.groningen.nl/ro/monumenten-archeologie/monument-en-archeologie/stadsgeschiedenis-groningen
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Friesland
  • http://www.fryslan.frl/
  • http://www.geschiedenisbeleven.nl/de-vergeten-koningen-van-friesland/
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_graven_van_Holland
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Holland
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Graafschap_Zeeland
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Graafschap_Gelre
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Hertogdom_Gelre
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Huis_Gelre
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Hertogdom_Gulik
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/J%C3%BClich
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Prinsbisdom_Luik
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_prins-bisschoppen_van_Luik
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Graafschap_Luxemburg
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_Luxemburg
  • Afbeelding bron 1: Sir Iain, Wikimedia Commons (Publiek domein)
  • Afbeelding bron 2: Sir Iain, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)
  • Afbeelding bron 3: Sir Iain, Wikimedia Commons (FAL)
  • Afbeelding bron 4: M.Minderhoud, Wikimedia Commons (Publiek domein)
  • Afbeelding bron 5: Gruna 1, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)
  • Afbeelding bron 6: Eric Sémhur, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)
  • Afbeelding bron 7: Sir Iain, Wikimedia Commons (FAL)
  • Afbeelding bron 8: Sir Iain, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)
  • Afbeelding bron 9: Sir Iain, Wikimedia Commons (FAL)
  • Afbeelding bron 10: Sir Iain, Wikimedia Commons (Publiek domein)
  • Afbeelding bron 11: Sir Iain, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)
Marjolijnr (218 artikelen)
Laatste update: 09-02-2020
Rubriek: Kunst en Cultuur
Subrubriek: Geschiedenis
Bronnen en referenties: 47
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.