De walvisjacht: de geschiedenis en het Nederlandse aandeel

De walvisjacht: de geschiedenis en het Nederlandse aandeel Nederland speelde een grote rol in de walvisjacht. In de 18e eeuw voorzag ons land zelfs heel Europa van walvistraan die werd verwerkt tot zeep en verf. Er was een breed scala aan walvisproducten, zoals schoenlepels, cosmetische crèmes en potloden. Het vangen van een walvis was niet zonder risico en uitermate zwaar werk om te doen. Dankzij technische verbeteringen aan de walvisvaarder werd de jacht in de loop van de tijd gemakkelijker en kon er met minder moeite volop worden gejaagd. Een verbod op de walvisjacht trad in werking in 1986.

De eerste amateuristische walvisjagers

De jacht op walvissen speelt al sinds de steentijd (tot het jaar 0 v.Chr.). Bevolkingsgroepen in Schotland, Denemarken, Groenland, Alaska, Noord-Azië en Siberië waren al echte walvisjagers. In eenvoudige bootjes met speren verkenden de steentijdmensen de kust. Het walvisvlees werd gegeten, van de botten werden hutjes gemaakt en de huiden werden verwerkt tot kleding.

Vanaf de Romeinse tijd tot in de Middeleeuwen (0-1500 n.Chr.) speurden steeds meer volkeren de kust af naar walvissen, zoals de Japanners. Het waren waarschijnlijk de Basken die als eersten de zee op gingen in een bootje gevuld met harpoenen. De lange risicovolle tocht naar Newfoundland (Canada) ging niet onopgemerkt bij andere walvisvaarders.

Nederlandse walvisvaarders voor de kust van Smeerenburg / Bron: Bonaventura Peeters, Wikimedia Commons (Publiek domein)Nederlandse walvisvaarders voor de kust van Smeerenburg / Bron: Bonaventura Peeters, Wikimedia Commons (Publiek domein)

De walvisjacht omstreeks de 16e en 17e eeuw

Het begin van de commerciële walvisjacht

De grootschalige walvisjacht begon toen de Nederlandse zeevaarder Willem Barentsz de eilandengroep Spitsbergen ontdekte in 1596. In de kustwateren zwommen twee grote, trage baleinwalvissen: de noordkaper (Eubalaena glacialis) en de Groenlandse walvis (Balaena mysticetus). De dieren lokten niet alleen Nederlanders, maar ook Engelsen, Noren, Basken, Portugezen, Denen en Duitsers. De Nederlanders die als eerst aankwamen richtten de plaats Smeerenburg op. De jachtgronden rondom Spitsbergen werden verdeeld over de verscheidene nationaliteiten.

De Nederlandse nederzetting Smeerenburg

Voor de kust van Spitsbergen werden de walvissen gestoken met harpoenen (speren met metalen punten met weerhaken) vanuit de jachtsloepen. Als het dier eenmaal dood was werd het gebracht naar het moederschip. Daar werd een lijn door een vin gestoken om het dier omhoog te houden, zodat de huid en speklaag eraf kon worden getrokken. De bruikbare onderdelen van de walvis werden gestopt in vaten en het karkas werd teruggegooid in zee. De walvisvaarder (het moederschip en de jachtsloepen) voer daarna terug naar havens, zoals Smeerenburg. In Smeerenburg stonden honderd tot tweehonderd mannen gereed, klaar om de walvis te verwerken. De nederzetting groeide al snel uit tot een volwaardig dorp met (tabaks)winkels, slijterijen, bakkerijen en andere handelszaken waar de zeelieden zich konden vermaken wanneer ze terugkeerden aan wal.

De verwerking van walvisonderdelen tot producten

Naast het walvisvlees, dat een echte delicatesse was, werden ook andere onderdelen van het dier gebruikt. Walvisproducten waren duur, dus werd er flink gepronkt met de kostbare bezittingen.

De huid werd verwerkt tot onder andere schoenveters, pantoffels, koffers en fietszadels. De pezen werden op hun beurt omgevormd tot tennisrackets. Het skelet werd vermalen tot kunstmest of tot gelatine (een toevoeging aan voedingsmiddelen). Soms werden botten bewaard voor zeelui die ze op hun aankomende reis konden bewerken (zogenoemde scrimshaws). Ook werden botten verkocht aan handwerklieden aan wal die er de mooiste kunstwerken van maakten.

De baleinen die als grote borstels in de bek van de walvis staken werden ook benut. Eerst werden ze ontdaan van hun stugge hoornvezels, waarna ze in elke wenselijke vorm konden worden gebogen. De baleinen kregen een nieuw leven als (onderdelen van) paraplu’s, korsetten, schoenlepels en vishengels.

Walvistraan (oftewel traanolie) was ongetwijfeld het belangrijkste product op de markt. De olie werd verkregen door het uitpersen van het walvisspek (de vette huid). Daarna werd het gekookt in de traankokerijen (stenen ovens) en verwerkt tot zeep. Door deze verwerking kwam glycerine vrij dat werd omgezet tot nitroglycerine (springstof). Verder werd walvistraan gebruikt voor het maken van verf en het looien van zeemleer.

Dat levertraan hetzelfde is als walvistraan en afkomstig is uit een walvis, is een wereldwijde misvatting. Levertraan is namelijk afkomstig uit de lever van kabeljauw, schelvissen en heilbot.

Traankokerijen in Smeerenburg / Bron: Cornelis de Man, Wikimedia Commons (Publiek domein)Traankokerijen in Smeerenburg / Bron: Cornelis de Man, Wikimedia Commons (Publiek domein)

De ontwikkeling van de walvisjacht tussen de 18e en 19e eeuw

De ontdekking van de potvis

Aan de andere kant van de Atlantische Oceaan hielden de Amerikanen zich ook steeds meer bezig met de walvisjacht. In het begin van de 18e eeuw nam men niet langer genoegen met aangespoelde walvissen. Uitkijkposten werden langs de kust geplaatst en zodra een walvis werd gespot ging men eropaf in jachtsloepen. In 1712 raakte een jachtsloep van de walvisvaarder van de Amerikaanse kapitein Christopher Hussey op open zee. Er werd een nieuwe walvissoort ontdekt, de potvis (Physeter macrocephalus), en dood teruggebracht naar de haven van Nantucket. In tegenstelling tot de traag zwemmende baleinwalvissen, was de potvis (met tanden) sneller en agressiever. Al snel deden verhalen de ronde over reusachtige zeemonsters en moordlustige potvissen, zoals Moby Dick.

Steeds meer walvisproducten op de markt

Anatomisch gezien had de potvis een aantal extra lichaamseigenschappen, waardoor het productaanbod van walvisproducten aanzienlijk uitbreidde. Naast de al bestaande producten gemaakt van huiden, pezen, baleinen en lichaamsvloeistoffen konden nu ook producten worden geproduceerd van spermaceti en ambergrijs.

Spermaceti was een vettige vloeistof in de hoofdholtes van de potvis en werd gebruikt voor een groot aantal producten. Kaarsen, poetsmiddelen, cosmetische crèmes, lippenstift, shampoo en (kleur)potloden waren populair op de markt.

Spermolie was het mengproduct van walvistraan en spermaceti. Van spermolie (hetzij met toevoegingen zoals zwavel) werden schoonmaak- en antischuimmiddelen gemaakt en smeerolie voor metaal.

Ambergrijs (oftewel ambergris), een wasachtige substantie, werd gehaald uit het darmstelsel van de potvis. Het had een muskusachtige geur en werd dan ook toegepast in parfums en zeep. De dieren ontwikkelen het grijskleurige materiaal om de harde delen van hun prooi (inktvissen) soepel te verteren.

Gevangen potvis op Spitsbergen / Bron: WikiFB2, Wikimedia Commons (Publiek domein)Gevangen potvis op Spitsbergen / Bron: WikiFB2, Wikimedia Commons (Publiek domein)
De Nederlanders overheersten de oceanen
Op Spitsbergen duurde het niet lang voordat de noordkaper en Groenlandse walvis in aantallen zodanig terugdrongen dat de Nederlandse walvisjagers verplicht waren hun jacht elders voort te zetten. In 1719 bereikten ze de Straat Davis, voor de kust van Groenland, en opnieuw werden ze gevolgd door de Engelsen in 1725. Hun nieuwe prooi werd de bultrug (Megaptera novaeangliae), een langzaam zwemmende baleinwalvis waar de Amerikanen ook op joegen.

In de 18e eeuw domineerden de Nederlanders de walvisjacht. Ze doodden jaarlijks vijftienhonderd tot tweeduizend walvissen en voorzagen heel Europa van walvistraan. De Engelsen en Amerikanen kampten met het uitbreken van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog (1775–1783) en de Fransen worstelden met de onrust in hun land die leidde tot de Franse Revolutie (1789–1799).

Van walvisvaarder tot drijvende industrie

Zelfstandig opererende schepen in de 18e eeuw

De technologische ontwikkelingen in de 18e eeuw hadden prominente voordelen voor de walvisvaarders. Aan boord kwam een groot platform waar de walvis aan metalen kettingen kon worden opgehangen. Tevens werd het schip ingericht met traankokerijen, bergplaatsen voor vlees en botten, vleesmolens, werkplaatsen, brandstoftanks en woonruimtes voor de zeelieden. Deze veranderingen maakten het mogelijk om de walvis volledig te ontleden op het schip en werd de verwerking in kustplaatsen (en dus het reisje daarheen) overbodig. Lange reizen naar zowel warme als koude oceanen, resulteerden in een forse expansie van de jacht en walvisproducten.

Het 19e-eeuwse harpoen

De uitvinding van het harpoenkanon in 1864 veranderde de hele walvisjacht. In het metalen kanon zat een ijzeren harpoen verbonden met een stalen lijn. De zacht ijzeren harpoen draaide in het lichaam van de walvis, waardoor deze klem kwam te zitten en de zeelui door een schot beet hadden. Met het harpoenkanon op de boeg van het moederschip, werden de kleine jachtsloepen overbodig. De uitvinding van de Noorse walvisvaarder Svend Foyn maakte het jagen efficiënter en minder lijdzaam voor de walvis. Alle kapiteins van walvisvaarders kochten het harpoenkanon in en plaatsten meerdere op hun schip. De werpbare harpoengranaat die Foyn niet veel later ontwikkelde, werd ook een groot succes.

Twintigste-eeuws harpoenkanon / Bron: Stahlkocher, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)Twintigste-eeuws harpoenkanon / Bron: Stahlkocher, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)

Het terugdringen van de jacht

De 20e-eeuwse walvisvaarder: groter, sneller, beter

Met de grotere, wendbaardere en snellere moederschepen nam het brede soortenspectrum waarop werd gejaagd alleen maar toe. De jacht resulteerde in de 19e en 20e eeuw in een sterke afname van de klassieke soorten (de noordkaper, Groenlandse walvis, potvis en bultrug) en de nieuw ontdekte walvissoorten (de blauwe vinvis (Balaenoptera musculus), dwergvinvis (Balaenoptera acutorostrata), Brydevinvis (Balaenoptera brydei), Noordse vinvis (Balaenoptera borealis), zuidkaper (Eubalaena australis) en grijze walvis (Eschrichtius robustus).

Met uitsterven bedreigd

De Tweede Wereldoorlog gaf de walvis slechts een aantal jaren rust. Na de oorlog hervatte men de jacht, maar in 1963 werden regels opgesteld in verband met het vermoedelijke uitsterven van de walvissen. Het vangstlimiet werd door de Internationale Walvisvaart Commissie (IWC) gedefinieerd in ‘blauwe-vinvis-eenheden’, vernoemd naar ’s werelds grootste walvis, de eenendertig meter lange blauwe vinvis. Eén eenheid stond gelijk aan één blauwe vinvis of aan tweeënhalve bultruggen, zes Noordse vinvissen et cetera. Elk land mocht nu jaarlijks maximaal 10.000 blauwe-vinvis-eenheden vangen in plaats van 16.000.

Het einde van de walvisjacht?

Sinds de jaren 60 van de twintigste eeuw stopten de meeste landen met de walvisjacht. De achterliggende reden stond grotendeels in verband met de afnemende vraag naar walvisproducten. Een voorbeeld daarvan is walvistraan dat langzaam werd vervangen door aardolie dat in 1859 was ontdekt in Pennsylvania (Verenigde Staten). Ook andere producten werden vervangende door goedkopere (synthetische) materialen.

Een definitief verbod kwam er in 1986. Sindsdien is de jacht alleen toegestaan voor wetenschappelijke doeleinden en voor traditionele volkeren voor wie het een cruciale bestaanswijze is. Anno 2017 wordt het verbod van de IWC genegeerd door Japan, Noorwegen en IJsland.

Lees verder

© 2017 - 2024 Saivo, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
mijn kijk opKloppen de argumenten tegen de walvisvaart nog wel?De jacht op walvissen is zeer omstreden. Het wordt vaak beschouwd als dieronvriendelijk, immoreel en wreed. De walvis is…
De traanjagers – Herinneringen van naoorlogse walvisvaardersrecensieDe traanjagers – Herinneringen van naoorlogse walvisvaardersAnne-Goaitske Breteler ging op jacht naar walvisvaarders in Noordoost-Friesland. Daar leven ten tijde van haar zoektocht…
Een walvis als boterham, Herinneringen van een walvisvaarderrecensieEen walvis als boterham, Herinneringen van een walvisvaarderCor Gransbergen is Amelander en hij was in zijn jonge jaren walvisvaarder op de Willem Barendsz en op jagers die samen m…
Walvissen groot en vet - Hans Beelen en Ingrid BiesheuvelrecensieWalvissen groot en vet - Hans Beelen en Ingrid Biesheuvel'Walvissen groot en vet' is de hoofdtitel van een bloemlezing van teksten over de Nederlandse walvisvaart. De ondertitel…

Montserrat Caballé, Spaanse sopraan en operadivaMontserrat Caballé, Spaanse sopraan en operadivaZe werd geboren als Maria de Montserrat Viviana Concepción Caballé i Folc maar iedereen kende haar als kortweg Montserra…
Willy Vlautin: popmusicus wordt schrijverDe Amerikaanse schrijver Willy Vlautin volgde niet het gebruikelijke pad naar het auteurschap dat zoveel van zijn colleg…
Bronnen en referenties
  • Inleidingsfoto: WikiFB2, Wikimedia Commons (Publiek domein)
  • Erfgoed Leiden en omstreken, http://leiden.courant.nu/issue/LD/1975-03-25/edition/0/page/15, bezocht op 05-08-2017
  • Harrison, R / Bryden, M.M. (1990). Whales: dolphins and Porpoises. London: Uitgeverij Merehurst Press, ISBN: 10-1853910341
  • National geographic, http://news.nationalgeographic.com/news/2012/08/120830-ambergris-charlie-naysmith-whale-vomit-science/, bezocht op 05-08-2017
  • Quest, https://www.quest.nl/artikel/einde-aan-de-walvisvangst-vandaag-in, bezocht op 05-08-2017
  • Afbeelding bron 1: Bonaventura Peeters, Wikimedia Commons (Publiek domein)
  • Afbeelding bron 2: Cornelis de Man, Wikimedia Commons (Publiek domein)
  • Afbeelding bron 3: WikiFB2, Wikimedia Commons (Publiek domein)
  • Afbeelding bron 4: Stahlkocher, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)
Saivo (64 artikelen)
Laatste update: 11-08-2017
Rubriek: Kunst en Cultuur
Subrubriek: Mensen
Bronnen en referenties: 9
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.