Boekdrukkunst, de kunst van het drukken
Boekdrukkunst is de manier waarmee het mogelijk is om boeken en geschriften te verveelvoudigen. Dit proces gebeurt tegenwoordig met een drukpers. De uitvinding van de boekdrukkunst vindt haar oorsprong bij Johannes Gutenberg. Hij vond de mogelijkheid uit om snel veel pagina’s te bedrukken door verschillende letters los te gebruiken waardoor er veel verschillende combinaties (woorden) konden worden gemaakt.
Geschiedenis Boekdrukkunst
Aan het begin van de 15e eeuw waren er twee mogelijkheden om boeken te kopiëren. Een daarvan was de hulp van monniken inroepen. Zij schreven de pagina’s letter voor letter over, met de hand. Dit werk duurde maanden en alleen rijkere mensen zoals geestelijken en geleerden konden dat betalen. Gewone mensen waren te arm en moesten het, als hier wel geld voor was, met de tweede mogelijkheid doen. Met behulp van blokboeken die op houten blokken werden gedrukt. Uit die houten blokken werd alles weggesneden behalve de letters (de tekst) en de plaatjes. Over de blokken werd inkt uitgesmeerd en vervolgens werd er een vel papier langs gestreken. Een nadeel van de blokboekmanier was dat er slechts enkelzijdig kon worden gedrukt. De inkt was namelijk erg waterig waardoor het doordrukte aan de achterkant. Een voordeel was dat er meerdere afdrukken van dezelfde pagina konden worden gemaakt. Het bleef echter een tijdrovende klus.
Een grote vooruitgang in de boekdrukkunst was het gebruik van de losse letters. Deze methode maakte het mogelijk om letters meerdere keren te gebruiken. Johannes Gutenberg, een Duitser uit Mainz, vond dit drukken met losse letters uit. Letters van lood konden in elke gewenste volgorde worden gezet. Als er een pagina was bedrukt, konden de letters voor andere pagina’s worden gebruikt. Nu hoefden er niet steeds nieuwe blokken te worden gemaakt, waardoor dit veel tijd scheelde. De manier van Gutenberg was een groot succes. In 1455 verscheen het eerste gedrukte boek: de Latijnse uitgave van de Bijbel. Ongeveer twintig jaar later, in 1473, drukte Dirk Maertens het eerste (Latijnse) boek in Nederland. Het eerste Nederlandstalige boek verscheen op 10 januari 1477. Jacob Jacobszoon van de Meer en Mauricius Yemantszoon waren de drukkers van dit boek, net als het eerste Latijnse boek was ook dit de Bijbel.
Hoewel Johannes Gutenberg als de uitvinder van de boekdrukkunst wordt gezien, was deze manier van letters drukken al eerder bekend. In 1041 deed de Koreaan Pi Scheng net zo’n ontdekking. Hij maakt letters van gebakken klei en goot er daarna zachte was over. Als de was hard genoeg was kon hij een pagina zo vaak bedrukken als hij wilde. Omdat Europa en het Verre Oosten in die tijd erg weinig contact hadden, werd in Europa de boekdrukkunst opnieuw uitgevonden. Daarom wordt Gutenberg beschouwd als de uitvinder ervan.
Boekdrukkunst is een monnikenwerk
Een bekende uitdrukking die met de boekdrukkunst te maken heeft is het volgende: monnikenwerk. Hiermee wordt werk bedoeld dat erg veel tijd vraagt en daarom erg lang duurt. De uitdrukking slaat op de 15e eeuw, de tijd waarin monniken pagina’s overschreven met de hand, letter voor letter, woord voor woord. Iets wat erg lang duurt.
© 2007 - 2024 Bartw, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen