Joden in Nederland: Middeleeuwen Jodenvervolgingen
Toen West-Europa getroffen werd door de Zwarte Dood zagen de bewoners dat eerst als straf van G'd vanwege de zonden van de mensen. Spoedig kwamen ze met een nieuwe verklaring: een samenzwering tegen de mensheid. Daar moesten de Joden achter zitten omdat dat de vijanden van de christenen waren. De Joden wilden over de wereld heersen, zo beweerden de christenen. Ze hadden bronnen verpest met gif dat ze in Spanje (Toledo) hadden gemaakt en vervolgens in Europa hadden verspreid.
De Zwarte Dood
Er ontstond een grote paniek door de Zwarte Dood. Ook de Zuidelijke Nederlanden werden getroffen. In 1349 vielen de eerste doden. Flagellanten (gesel- of kruisbroeders) trokken van stad tot stad halfnaakt en Psalmen zingend om hun zonden op te biechten. Zij sloegen elkaar met zwepen om boete te doen en G'd ertoe te bewegen van zijn plan af te zien om de wereld te vernietigen.
Jodenvervolgingen
In sommige steden leidde het optreden van de flagellanten tot Jodenvervolgingen. In de Zuidelijke Nederlanden werden op grote schaal Joden verbrand, verdronken en vermoord. Ook in Overijssel werden Joden de dood ingejaagd. In Zwolle werden Joden gedood of verbrand 'uit liefde voor G'd'. De Gelderse hertog heeft in ieder geval Joden vervolgingen gedoogd in de hoop er financieel beter van te worden. Ook Joodse bronnen vertellen over de vervolgingen. Belangrijk is het Memorbuch van de gemeente Deuts bij Keulen waarin over de Jodenvervolgingen wordt verteld. Plaatsen waar Joden werden vervolgd waren Echternach, Luxemburg, Brabant, Antwerpen, Mechelen, Brussel, Utrecht, Broek (bij Venlo), Nijmegen, Arnhem, Zutphen, Zwolle, Deventer en Kampen (hoewel niet duidelijk is of dit het Overijsselse Kampen is).
In 1368 werd sinds de vervolgingen van 1349 weer over Joden gesproken in Brabant. In 1370 werden alle Brusselse en Leuvense Joden verbrand. In 1385 mocht een Joods gezin 10 jaar lang in het hertogdom Gelre wonen tegen een betaling van twaalf gulden per jaar. Het ging om het gezin van Johel die in Roermond woonde. Ook het gezin van Zelichman Nathanszoon mocht in Gelre wonen. Joden in Nijmegen kregen ook toestemming van hertog Willem er te blijven wonen. Hertog Reinald IV (1402-1423) zette de Jood-vriendelijke politiek voort.
Noordelijke Nederlanden
In de vijftiende eeuw speelden Joden nauwelijks een rol in het graafschap Holland en Zeeland. Hier waren lombarden (pandhuishouders) geldschieters. De enige kennis van Joden in deze gebieden waren bekeerde Joden. In het Oversticht (Drente en Overijssel) en het Sticht Utrecht was het beeld minder eenduidig. Zo waren er Joden actief in Zwolle. In 1490 nam het Zwolse stadsbestuur een anti-Joodse maatregel: er mocht geen geld meer van Joden geleend worden; Joden mochten niet thuis ontvangen worden; Joden mochten geen eten of drinken aangeboden worden. Kampen nam dezelfde maatregel. Er zijn geen aanwijzingen van Joodse aanwezigheid in Utrecht, zowel in als buiten de stad. In 1444 werd Joden met goederen verboden de stad binnen te gaan. Joden werden net als in Holland geholpen met aalmoezen wanneer ze hun dwaling hadden ingezien. In 1474 kreeg de Joodse arts Meyer toestemming om drie maanden in Utrecht te wonen.
Gelre in de vijftiende eeuw
In Gelre woonden de meeste Joden gedurende de Middeleeuwen. Het ging voornamelijk om Roermond, Venlo en Nijmegen. De Joden waren geldschieters en sommigen hadden zelfs een functie in het stadsbestuur. Nijmegen kende geen Joodse wijk omdat Joden geen onroerend goed konden kopen. Er werden wel panden gehuurd op 'toplocaties'. Uit een stedelijke verordening van 1420 blijkt dat Joden een eigen slachterij in Nijmegen hadden. Ook hadden ze een eigen begraafplaats op het Hoge Veld, aan de Berg en Dalseweg. In 1596 werd deze grond aan een Nijmeegse burger verkocht. Vanuit Nijmegen onderhielden Joden directe contacten met het hertogelijke hof. De Joden waren een welkome inkomstenbron voor de hertogen: verblijfbelasting en kredietverleners.