Joden in Nederland: Middeleeuwen – christelijke Jodenhaat
Het is moeilijk te zeggen waarom in de eerste decennia van de vijftiende eeuw veel Joden in Nijmegen woonden. Mogelijk had dit te maken met Jodenhaat in Duitsland dat leidde tot massale verdrijvingen. In 1418 moesten alle Joden Trier verlaten en in 1424 ook Keulen. Het initiatief daartoe kwam van de burgerij die Joden zagen als Godsmoordenaar, hostieschenners, kindermoordenaars en duivelskinderen. Nieuw was dat ze Joden ook zagen als woekeraars terwijl ze dat eerder als normaal beschouwden.
Joden als woekeraars
In de loop van de veertiende eeuw breidden Joden hun activiteiten in de geldhandel uit. Ze vroegen hogere renten. Ook veranderde het kredietwezen in de late Middeleeuwen. Er kwamen nieuwe vormen van kredietverlening: los-, lijf- en erfrenten. Hierdoor kon het kerkelijk verbod op woekeren worden omzeild. Er kwamen nu ook christelijke kredietverleners die concurrenten werden van de Joodse geldschieters. Zij gingen ageren tegen de Joden in Duitsland. De meesten van hen vertrokken naar Pruisen, Polen en Rusland waar de geldeconomie nog in de kinderschoenen stond. Andere Joden gingen naar Gelre waar de economische omstandigheden zich ook wijzigden en de haat tegen Joden toenam. Zo werd een Jood uit Arnhem gezet omdat hij het hoofd van de lokale meisjes op hol had gebracht en zelfs gemeenschap met enkele van hen had gehad. In Culemborg werd een Jood verbrand omdat hij een verhouding had met een dochter van een Culemborgse edelman. Ook zij werd verbrand.
Daarnaast bracht kardinaal Nicolaas de Cusa in september 1451 een bezoek aan Arnhem en preekte tegen Joden. Dit leidde tot anti-Joodse maatregelen: de geldhandel werd bemoeilijkt; alleen Joden mochten blijven die met eerlijke arbeid en handel hun geld verdienden; Joden moesten een geel teken dragen op hun bovenkleding; Joden vlees moest herkenbaar zijn met een geel vaantje. In 1456 bepaalde Venlo dat Joden een lap moesten dragen. Dat gold ook voor Tiel drie jaar later. In Nijmegen is dat later waarschijnlijk eveneens gebeurd.
Joden keerden de Nederlanden de rug toe
Al deze maatregelen leidden ertoe dat veel Joden de Nederlanden de rug toekeerden. In 1461 woonde de laatste Jood in Nijmegen. In Roermond dateert de laatste vermelding van Joden van 1443. In Venlo is dat 1455 en Arnhem 1468. Pas in 1481 treffen we opnieuw Joden in Nijmegen aan. Maar dat is in 1488 voorbij. Joden hadden voorlopig niets meer te zoeken in de Nederlanden in de Middeleeuwen.
Christelijke oorsprongen van Jodenhaat
Dat Joden vervolgd werden door christenen had te maken met het feit dat ze J.C. niet accepteerden als Messias. God had het Joodse volk niet vernietigd maar voor straf over de hele wereld verspreid. Joden mochten volgens de Kerk niet gedood worden. Paulus zei dat bij de wederkomst van J.C. de Joden hun fout zouden inzien. Omdat de Kerk echter vreesde dat christenen het Joodse geloof zouden aannemen werden disputaties (gefingeerde twistgesprekken) tussen Joden en christenen gehouden. Het meest controversiële onderwerp daarbij was de Tora. Hoe moesten de Tora en de profeten verstaan worden waar zij de komst van de Messias voorspelden? Andere onderwerpen waren de menswording van God, de geboorte van J.C. uit de Maagd Maria, de opstanding uit de dood, de Drie-eenheid, etc.
In de Nederlanden vond zo'n twistgesprek plaats tussen Welcelinus die tot het Jodendom toegetreden was en een zekere Hendrik. Welcelinus sprak over de Eenheid van God die nooit opgedeeld kan worden. Hendrik ontzenuwde alle argumenten van Welcelinus. In het boek Liber floridus (Bloemenboek) van Lambertus van Sint-Omaars uit ongeveer 1120 wordt het standpunt van de Kerk t.a.v. Het Jodendom weergegeven. Andere boeken zijn Dialogus miraculorum uit omstreeks 1220, Bonum universale de apibus uit omstreeks 1260 en Der Biën-Boeck uit omstreeks 1450. In al deze boeken worden Joden bekeerd.
Nieuwe beschuldigingen
In de dertiende en veertiende eeuw kwamen nieuwe beschuldigingen aan het adres van de Joden: ze schenden hosties, slachten christenkinderen ritueel, spannen samen met de Duivel.
Theoloog H. Jansen legt de oorzaak van de anti-Joodse gevoelens en handelingen neer bij de Kerk (als straf voor de kruisiging van J.C. werden de Joden tot eeuwige slavernij veroordeeld). Anderen zoals Graus en Bredero wijzen op de stroomversnelling van de maatschappij vanaf de dertiende eeuw als gevolg van de geldhandel. Dit leidde bij mensen die in de race om het geld niet mee konden komen tot onzekerheid en frustraties. Het was voornamelijk het ongeletterde volk en niet de Kerk die volgens hen de oorzaak was van de Jodenhaat.
Wie de echter oorzaak was voor de Jodenhaat, de Kerk of de samenleving, blijft onduidelijk. Wel is zeker dat Joden gehaat werden in de Middeleeuwen. Dit gold ook voor de Nederlanden. Hoewel velen nog nooit Joden hadden ontmoet circuleerden er allerlei anti-Joodse vooroordelen.