De 12 stammen van Israël

De 12 stammen van Israël De Israëlieten waren een niets van hun buurvolkeren afwijkende nomadenstam. Het feit dat zij een bijzondere God hadden, hadden zij gemeen met de Edomieten. Ook de directe aanwijzingen, die de Israëlieten ontvingen van hun God Jahweh, vonden hun weerslag bij de aanhangers van Kamos onder de Moabieten en de Ammonnieten. Niet alle Israëlieten verrichtten overigens slavenarbeid in Egypte. Er waren ook aanzienlijke groepen in Palestina achtergebleven.

Algemeen

Van oudsher was Baälat de oppergodin in Kanaän en Baäl (Heer) was haar gemaal. Ook de Godin Asherah (staande zuil) en de God El werden vereerd. De oude God El werd in de 14de eeuw v.Chr. overvleugeld door de storm- en vruchtbaarheidsgod Baäl. Deze God was mogelijk een afstammeling van Dagan (Hadad), destijds kwamen dan ook kinderoffers voor. Jahweh werd eerst ten tijde van de geschiedschrijvers in de 7de eeuw v.Chr. de alleengod.

De nazaten van Abraham

Jakob (Israël) werd 147 jaar en kreeg met Leah zes zonen: Ruben, Simeon, Levi, Juda, Issachar, Zebulon en één dochter Dinah.
Van Bilha, de bijvrouw van Laban, kreeg Jakob Dan en Nafthali, van Zilpa de dienstmaagd van Leah Gad en Aser en tenslotte van Rachel, zijn lievelingsvrouw, de zuster van Leah gewon Jakob Joseph en Benjamin. De 12 zonen van Jakob (Jah Akeb) in volgorde van leeftijd waren: Ruben, Simeon, Levi, Juda, Dan, Nafthali, Gad, Aser, Issachar, Zebulon, Joseph en Benjamin. Uit elke zoon ontstond een stam van het land Israël met uitzondering van Levi. De afstammelingen van Joseph, die gehuwd was met Asnath, de dochter van Potifera, splitsten zich in twee stammen: Manasse en Efraïm, die beide door Jakob dezelfde rechten werden verleend als Ruben. Dinah de dochter van Jakob werd in de stad Sichem verkracht door Shecam, de zoon van Chamor, de Chiwiet. Deswege werd ze in het huishouden van Jakob volledig geïsoleerd (lees: vakkundig weggeschreven). Joseph werd door zijn jaloerse broers op 17 jarige leeftijd voor 20 zilverstukken verkocht als slaaf aan rondtrekkende handelaren uit Midian en kwam vervolgens in Egypte terecht.

Joseph in Egypte

Joseph maakte zich daar zo verdienstelijk, dat hij het in het door Hyksos (Hikau-Khoswet) van 1715-1534 v.Chr. vanuit Avaris geregeerde Beneden- Egypte op 30 jarige leeftijd tot onderkoning bracht. Bij goede oogsten legde hij grote voorraden aan die hij later tijdens de optredende hongersnoden (duur) zou verkopen, waardoor er grote stukken land in zijn bezit kwam en de bevolking plichtig aan hem werd (zie in dit verband de grote overeenkomsten met Imhotep, vizier bij de heerser Djoser). Daarbij werden behalve dat ze een belasting van 20% invoerden, beiden ook nog eens 110 jaar oud. Joseph, ook Tzophenath Paneach geheten, huwde met Asnath en kreeg met haar twee zonen Manasse en Efraïm (vruchtbaar), waarvan Manasse de oudste was. Later zou Jakob hen dezelfde rechten toekennen als zijn eigen zonen, met dien verstande dat Efraïm een voorkeur positie innam, ten opzichte van zijn broer Manasse. Joseph zou hebben geleefd van 1751-1641 v.Chr. Volgens Joodse bronnen zou hij echter gestorven zijn omstreeks 1450 v.Chr. Zonen van de stam Levi waren vanwege religieuze plichten gevrijwaard van het betalen van belasting.

Egyptische overheersing van Israël

Enige tijd na zijn dood werd de Israëlieten in Egypte dwangarbeid opgelegd. In deze periode moesten ze onder meer de vestingsteden Pythom en Raämses in de streek Msrim bouwen, waarbij opgemerkt dient te worden dat Msrim niet in alle gevallen vertaald kan worden in Egypte. Het is namelijk ook gelegen in de streek Misrama in West-Arabië aan de Rode Zee. Tegenwoordig kennen we nog het woord misère (Msr) waarbij de M van Msrim een meervoud uitdrukt. De Israëlieten in Egypte werden In de periode onder Thoetmosis III van 1481-1427 en onder diens zoon Amenhotep II van 1427-1401 v.Chr. het zwaarst onderdrukt.
De Israëlieten hadden ingevolge het verbond met El Shaddai 400 jaar dwangarbeid opgelegd gekregen. Mogelijk dient dit te worden opgevat als een periode van 4 generaties, waardoor een en ander 215 jaar in beslag zou kunnen nemen, zijnde het verschil in aankomsten van Abraham 1925 in Kanaän en Jakob in Egypte 1710 v.Chr. De Hyksos waren nauw verwant aan de Israëlieten en werden door de Pharao Ahmose 1539-1514 v.Chr. uit Egypte verdreven. Thoetmosis III van Egypte versloeg nog in 1468 v.Chr. in de slag bij Megiddo een confederatie van Syrische heersers, waarbij 270 Noord-Syrische steden door hem werden veroverd. Ook werd in het jaar 1457 v.Chr. de staat Mitanni onderworpen.

Opvolging van Jakob in Israël

Niettegenstaande de grote verdienste van Joseph werd Juda de vierde zoon van Jakob de leider van het volk, waarvan uiteindelijk David zou afstammen. Ruben had zijn kaarten verspeeld door overspel te plegen met Bilha een bijvrouw van Jakob. Jozua is een nazaat van Joseph, een en ander zou in 922 v.Chr. zijn weerslag vinden in de splitsing van het koninkrijk, in een noordelijk gedeelte Israël/Joseph en in een zuidelijk deel Juda.

Uittocht (exodus) uit Egypte in het jaar 1401 v.Chr

Mozes, van de stam Levi, de jongste zoon van Amram, die 137 jaar zou worden en Jochebed, had een zuster Mirjam en een drie oudere broer Aäron. Deze Mozes voerde de Israëlieten vervolgens in de periode 1401-1223 v.Chr. uit Msrim weg, waarvoor wel 10 plagen nodig waren om op weg te kunnen gaan naar het beloofde land Kanaän. Dat was destijds een vazalstaat van Egypte en deswege schatplichtig aan de Egyptenaren. De meest genoemde data van de exodus zijn 1401 en 1260 v.Chr. Daarvan is de uittocht van 1401 v.Chr. door de Israëlieten uit het door Pharaoh Amenhotep II 1427-1401 v.Chr. geregeerde Egypte het meest waarschijnlijke scenario. De archeologen zijn echter van mening dat de intocht in Kanaän eerst in de periode omstreeks 1260 v.Chr. plaats vond. Kanaän was destijds net als de andere omringende volken die veelal aangevoerd werden door een koning, een vazalstaat van het machtige Egypte.

Kanaän was in die tijd, waarbij er ook onrust was in Aser (I-S-R), verdeeld in rivaliserende staatjes. Een administrateur ter plaatse inde de schattingen, waarbij als borgstelling de Egyptenaren in het algemeen familieleden van de bestuurders na een expeditie meenamen naar Egypte. Het tijdstip van de uittocht blijft zeer moeilijk te bepalen, omdat de naam Israël en hun uittocht uit Msrim niet in de Egyptische annalen of andere bronnen voorkomt. Ook dat bronnen in de Bijbel elkaar soms tegenspreken helpt niet in dit verband. De allereerste vermelding van de naam Israël komt voor in de stele van Merenptah opgericht omstreeks 1208 v. Chr. Daarop staan vermeld alle door deze Pharaoh overwonnen volkeren, waaronder die van Ashkelon, Gezer en Israël. Desbetreffende volken waren naast de Libyers een combinatie van zeevolken die de Nijldelta van Egypte binnengevallen waren en het onderspit dolven althans volgens de stele.

De periode Mozes

Mozes, van de stam Levi die vrijgesteld was van slavenarbeid, werd toen hij 3 maanden oud was, volgens de mythe door zijn ouders in een biezen mandje in de rivier de Nijl gezet. Dit om te voorkomen, dat ook hij net als de eerstgeborenen jongens van Israël in de Nijl zou worden gegooid door de volgelingen van de Pharaoh. Hij werd gevonden door een dochter van de Pharaoh (genoemd worden Asiya en Hatsjepsoet) en opgevoed aan het hof van de Pharaoh. Hij werd daarbij gezoogd door zijn eigen moeder. In een latere fase doodde Mozes een Egyptenaar die een Israëliet sloeg en nam de vlucht via Kush (Uz) alwaar hij enige tijd regeerde, naar Midian. Dit vijandige land werd bewoond door afstammelingen van het huwelijk van Abraham en zijn bijvrouw Ketura. Aldaar huwde Mozes met een dochter van de priester Jethro, Tzipporra genaamd en kreeg met haar twee kinderen Gershon en Eliëzer. Uiteindelijk na 40 jaar vertrok Mozes weer naar zijn volk in Egypte, mogelijk in gezelschap van Jozua om de leiding van de uittocht uit Egypte op zich te nemen.

Het rondzwerven van de Israëlieten in de woestijn

Na de uittocht ging het volk van Israël gedurende 40 jaar rond zwerven, waarvan het 38 jaar verblijf hield in Kadesh- Barnea, alvorens het hen door de God Jahweh beloofde land Kanaän te betreden. Op de berg Horeb (Sinaï) werden in het zelfde jaar van de uittocht door God in vijf sessies de 613 wetten (Torah), waaronder de 10 Uitspraken aan Mozes medegedeeld. In een latere fase werd het land Edom netjes om doorgang gevraagd, wat overigens geweigerd werd. Mozes mocht van God slechts het beloofde land vanuit de 2740 meter hoge berg Nebo aanschouwen.

Intocht in het beloofde land 1361 v.Chr

Jozua (voorheen Hosea), de zoon van Nun, afkomstig uit de stam Efraïm kreeg op 82 jarige leeftijd het commando over het leger. Hij kreeg dit commando mede omdat hij direct na de uittocht de Amalekieten, vernoemd naar Amalek de kleinzoon van Ezau, verslagen had en voerde later het leger dan ook het beloofde land binnen. Het land werd verdeeld in 13 districten, waarvan er drie ten oosten van de Jordaan gelegen waren. Israël bestond in die dagen uit een stuk van Jordanië en een gebied rondom de stad Jericho. De infiltratie in het heuvelland van Palestina verliep in het begin in het algemeen vreedzaam, maar geweld werd ook niet geschuwd. Zo zou allereerst Jericho verslagen zijn en daarna werd door Jozua tijdens de 28 jaar dat hij het leger aanvoerde het verbond van 5 Ammonitische/Amoritische steden Jeruzalem, Hebron, Jarmut, Lachis en Eglon bij de stad Gibeon overrompeld.

Verdeling van het veroverde gebied

Jozua bepaalde vervolgens middels een geleide loting de grenzen van de delen van het beloofde land dat elke stam zou erven. Daarbij kreeg Juda als belangrijkste staat circa 1/3 deel toegewezen. Het gelukte echter slechts enkele stammen om het toegewezen gebied daadwerkelijk volledig in bezit te nemen, waardoor de resterende stammen zich aaneensloten onder leiding van de staat Juda om zulks ook te realiseren. Spoedig echter vond er vermenging met de reeds daar wonende Kanaänieten plaats, waarbij ze ook afgoden gingen vereren. Daardoor werden ze door de koning van Mesopotamië gedurende acht jaar onderdrukt, waarna ze God smeekten om verlossing die daaraan gevolg gaf. Daarmede brak het tijdperk van de 14 Richteren aan.

Het tijdperk van de 14 Richteren 1356-1045 v.Chr

Achtereenvolgens waren dit Otniël, Ehud, Shamgar, Deborah en Barak, Gideon, Abimelech, Thola, Jaïr, Jephta, Ebzan, Elon, Abdom, Simson, Eli. Van origine hielden ze voornamelijk toezicht op de bevolking om zich te houden aan de Tora. Onder Ehud werd het zuidelijk deel echter onderdrukt door de Filistijnen, waarvan ze door Shamgar werden bevrijdt. Ook was er strijd tegen de uit Egypte verdreven Hyksos. De Richteren traden vooral in een latere fase op als leiders en militaire bevelvoerders in de diverse stamgebieden, waarbij er wel een geleidelijk afname in leidinggevende kwaliteiten te bespeuren was. Sommige latere Richters waren dan ook ronduit corrupt. Bij geen overlapping in optreden zou het tijdperk der Richteren 410 jaar hebben geduurd. Doordat er wel degelijk overlappingen plaats gevonden, werd deze periode behoorlijk ingekort. De stammen traden tot dusverre op in een losse confederatie, doch allengs werd de roep om een koning door het volk steeds luider. Dit omdat men eensgezind de vijanden tegemoet wilde treden en de omringende volken ook over een koning beschikten. Samuël, leviet en profeet, was in alles behalve in naam de laatste Richter. Hij was aanvankelijk tegen het aanstellen van een koning, maar zwichtte toen God hem verzocht om de toekomstige koning te zalven (Moshach). Hiervan afgeleid is ook het woord Messias (Masjiach).

De drie grote koningen van de Joodse staat

Toen braken de regeringsperioden van Saul (Sjaoel) 1025-1006 v.Chr., David 1006-962 v.Chr. en Salomo 962-922 v.Chr. aan. Voorafgaande aan deze perioden waren in Edom de koningen Bela, Jobab, Husham, Hadad I, Simla en Shaul aan de macht geweest. Shaul de zesde koning van Edom werd na zijn dood aldaar opgevolgd door Baäl-Hanan, de zoon van Achbor, die 38 jaar regeerde en door Hadad II en III.

Saul werd de eerste koning van Israël en was afkomstig van de stam Benjamin. Na zijn overwinning op Nachas de koning van Ammon, die de stad Jabesh-Gilead had bezet, werd hij tot leider uitgeroepen. Hij had zijn residentie in Gibea, een solide vestingstad ten noorden van Jeruzalem. Daarna volgde louter overwinningen op Moab, Edom, Zobah en de Filistijnen. Ook de Amalekieten werden verslagen, waarbij Saul tegen de instructie van Jahweh in, diens koning Agag in leven liet. Dat moest Saul duur bekopen, hij verloor Kabul en Aram-Damascus en hij leed een nederlaag tegen de Filistijnen bij Gilboa. Daarbij sneuvelden ook drie zonen van Saul waaronder Jonathan, waarna Saul zich gedesillusioneerd van het leven beroofde.

De opvolging van Saul

Saul werd opgevolgd door zijn zoon Isboset, voorheen Eshbaäl genaamd, behalve in Juda waar David (Dawid) tot koning werd uitgeroepen en in Hebron op 30 jarige leeftijd werd gezalfd door Samuël. Hij regeerde aldaar zeven jaar en kreeg er zes zonen: Amnon, Daniël, Absalom, Adonia, Sefatja en Jitream. Eshbaäl daarentegen werd door de legeraanvoerder van Saul Abner tot koning gekroond in de nieuwe hoofdstad Makanaim. Deze Abner liep later over naar David en werd uiteindelijk vermoord door de militaire bevelvoerder Joab. Na een zeven jaar onderlinge strijd was het uiteindelijk David, van de stam Juda, die in het gehele land als opvolger werd beschouwd en vanuit Jeruzalem ging regeren over Juda en Israël. Alleen al in zijn regeringsperiode aldaar kreeg hij 11 zonen verdeeld over vier vrouwen, waarvan Salomo hem uiteindelijk zou opvolgen. Voordien zou David in een onderling duel Goliath, die de Filistijnen vertegenwoordigde, verslagen hebben. Hij oogstte daarmede zoveel lof, dat hij Michal de dochter van Saul tot vrouw kreeg en uiteindelijk belangrijker werd dan de jaloerse Saul. Daardoor ontstond er geruime tijd strijd tussen beiden, waarna Saul het huwelijk van zijn dochter Michal met David ontbond. David nam in die tijd dienst bij de koning van Gath, die Saul versloeg bij de berg van Gilboa. De Filistijnse stad Gath, ook wel Tel Zafit genoemd, was in de tiende en negende eeuw v.Chr. de belangrijkste stad van het land. In 2015 werd de stadspoort gevonden.

De regeringsperiode van David

Genoemde David, de jongste zoon van Isaï, eenmaal aan de macht gekomen had de beschikking over een staand leger en breidde het rijk met behulp van Filistijnse hulptroepen aanzienlijk uit. Hij regeerde vervolgens gedurende 44 jaar, waarin hij alle vijanden overwon, waaronder de Jebussieten. Na deze zege verhuisde hij van Hebron naar Jeruzalem, waarheen hij tevens de heilige Arke des Verbonds, waarin de 10 uitspraken gehuisvest waren naartoe transporteerde. Deze Arke was omstreeks 1050 v.Chr. de Israëlieten in een veldslag bij Mizpa door de Filistijnen ontfutseld en naar de stad Ashdod gebracht, alwaar het direct allerlei kwalen veroorzaakte en deswege reeds na zeven maanden in Kirbet-Jearim aan de Israëlieten werd geretourneerd. Overigens stond de Arke 14 jaar in Gilgal en 369 jaar in Shilo, om daarna in de steden Nov en Gibeon in Jeruzalem te arriveren. Mede omdat zijn huwelijk met Michal kinderloos bleef, huwde David Bathséba, de weduwe van Uria, die door hem naar de frontlinie was gestuurd en daar dan ook sneuvelde. Zoals Nathan de profeet reeds voorspeld had stierf Davids eerste kind uit het huwelijk met Bathséba (offeren van eerstgeborenen). Daarna werd hen een tweede kind geboren, die Salomo (Sa-homo= wijze man) genoemd werd.

Het tijdperk Salomo

Deze Salomo, de jongste zoon van David, kwam aan de macht toen hij 12 jaar oud was (zie de Bar Mitswa in dit verband) bouwde naast een prachtig paleis onder meer de tempel, waarin de Arke werd ondergebracht. Dit betekende dat het Hebreeuwse volk de Kanaänitische levenswijze had overgenomen. Deze tempel vertoonde een sterke gelijkenis met de typische Kanaänitische tempels ook qua plattegrond. Ook bouwde hij een tempel voor Kamos van Moab en Moloch van Ammon, waarvoor hij onder meer de opbrengst van zijn mijnen in Ofir voor gebruikte. Salomo die beschikte over 200 vrouwen en concubines verdeelde de staat in 13 districten, waarbij de koning werd in deze districten werd bijgestaan door de Negidien (13 raadsheren) en priesters. Ook vormen 13 attributen de heiligheid van God en is de numerieke waarde van echad (Goddelijke eenheid). Een en ander verwijst mogelijk naar het feit dat Jozef in totaal 13 kinderen had gekregen. Vermeldenswaardig is nog dat het district Juda en Simeon geen belasting behoefden te betalen, hetgeen de angel zou betekenen in de latere splitsing van het Rijk. De bevolking verdubbelde in die tijd tot 800.000 en nabij Timna in het uiterste zuiden van de Negev woestijn werden kopermijnen en raffinaderijen aangelegd, alwaar de gedolven metalen werden gesmolten.

Opvolging van Salomo

Jerobeam kwam als werknemer van Salomo in opstand tegen hem en week uit naar Egypte, alwaar hij zich onder de bescherming van Sjesjonk I (Sisak) stelde. Na de dood van Salomo op 52 jarige leeftijd (4x13) keerde Jerobeam naar Juda terug. Aldaar werd Salomo werd na zijn dood opgevolgd door zijn zoon Rehabeam, die gehuwd was met de Aramese Maäka, die afgoden vereerde. Daardoor deden zich al snel onlusten voor, ook al omdat het volk de hoge belastingen die Salomo hen had opgelegd om de diverse bouwwerken te realiseren meer dan zat was. Tevens hadden de talloze vrouwen van Salomo, die veelal van buitenlandse komaf waren, diverse afgoden aanbeden, waarvoor Salomo diverse tempels had laten bouwen. Het rijkere noordelijke gedeelte van het Rijk scheidde zich af en ging alleen verder onder de naam Israël. De zuidelijke helft, Juda genaamd, beoorloogde onder meer onder Rehabeam de eerste 50 jaar continue het noordelijke deel (Israël) om de eenheid te herstellen. Dit was echter tot mislukken gedoemd.

Krijgshandelingen van de Israëlieten

Laat in de 12de eeuw v.Chr. werd na de bloeitijd van Ugarit 1400-1200 v.Chr. een en ander onder de hoede van de staat Mitanni, het grootste deel van het zuiden van Kanaän bezet door de Israëlieten, terwijl het noordelijke gedeelte onder Aramees bestuur kwam. Vermeldenswaardig is dat de stad Ai niet door muren werd beschermd in die periode. Koning Eglon van Moab en Ammon viel Palestina binnen en bezette het. Echter omstreeks 1150 v.Chr. waren de rollen omgekeerd en werd de staat Israël door Moab/ Ammon bij Jericho verslagen. In 980 v.Chr. werden de steden Ashdod en Ekron verwoest door David, waarschijnlijker is echter dat zulks geschiedde door Pharaoh Siamun van Egypte. Na de splitsing van de Joodse staat in Israël en Juda in 922 v.Chr. vochten deze volken de eerste 50 jaar continue met elkaar. In 850 v.Chr. verbond de staat Israël zich echter met Juda en Edom om te trachten Moab te heroveren, waar ze echter niet in slaagden. De Israëlieten hadden een vijandige relatie met Moab en Ammon, mogelijk omdat, Lot de stamvader van deze volken, zijn eigen kinderen in een dronken bui misbruikt zou hebben. Een en ander werd bedacht door de samenstellers van de Bijbel in latere tijden, omdat ze in deze latere tijd misbruik en offeren van kinderen verafschuwden.

De nauw aan Israël verwanten stammen Edom, Moab en Ammon

Het koninkrijk Edom (Idumea)

De Edomieten vereerden Quaus (Koze) als bijzondere god. Daarnaast aanbaden ze El of Elioh, zie in dit verband de verering van Jahweh door de Israëlieten. De hoofdstad van Edom en Nabatea was Petra, gelegen in het oude koninkrijk Edom. Het werd oorspronkelijk bewoond door Horrieten (bergbewoners), die door de Edomieten verdreven werden. Die werden later op hun beurt verdreven door de Nabateërs. De Edomieten onder koning Amazia kwamen in opstand en versloegen Palestina bij Sela of Petra.

Het koninkrijk Moab

Deze streek valt tegenwoordig binnen de landsgrenzen van de staat Jordanië en strekte zich uit van de Wadi Hesa (Zered) tot aan de Moedzjib (Arnon). Het werd in oude tijden bewoond door de Emieten. De oudste dochter van Lot noemde haar door haar vader verwekte zoon Moab (van mijn vader). De voornaamste God van zowel Moab als Ammon was Kamos (Chemosh), waarbij Kamos (Kms) oosten betekent. Iedere nederzetting had echter zijn eigen Baäl Shuwet. De berg Nebo was de heilige plaats van de Moabieten, die omstreeks 1150 v.Chr. strijd leverde tegen Ammon. Ze werden door de Richter Jephta verslagen bij Hesbon. Dibon (Diban) fungeerde als hoofdstad van de staat Moab.

Het Koninkrijk Ammon

Deze streek strekte zich uit van de Arnon tot aan de Zerka (Jabbok). Behalve de God Kamos werden ook Ammon en Milkom vereerd. In Egypte werd de God Amon verbonden met Ra. Van daaruit werd Amon ook in het Midden Oosten vereerd. De Ammonieten hadden het land veroverd op de Zuzieten. De Ammonieten waren nakomelingen van Ben-Ammi, een zoon van Lot en diens jongste dochter. Behalve Nahas werd Ammon onder meer geregeerd door Hanun en Sobi. Naast Hesbon was er slechts één andere stad, de hoofdstad Rabbath. Tegenwoordig heet deze stad Amman en is 35 kilometer ten oosten van de rivier de Jordaan gelegen. In oude tijden was de staat Ammon naast genoemde Zuzieten bewoond door Refaïeten.

Vereniging van de drie genoemde koninkrijkjes

In 745 v.Chr. werden deze drie rijken onderworpen door de Assyriërs onder Tiglat-Pileser III. Omstreeks 680 v.Chr. betaalden deze staten nog steeds schatting aan de Assyrische heerser Esarhaddon. Alle drie de staten hadden een Semitische taal, nauw verwant aan het Hebreeuws en het Oud-Aramees en kenden een tientallig stelsel. Kamos de voornaamste god van zowel Moab als Ammon nam zo nu en dan gelijk Jahweh contact op met zijn aanhangers. Daarbij gaf hij bijvoorbeeld aanwijzingen over de oorlogsvoering en verdeling van de buit. Doesjara = Doe-esj-sjera betekent hij van Sjera (Seïr) wat een berg is in de regio van Petra, is de bijnaam van Jahweh.

Lees verder

© 2014 - 2024 Zonne, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Achtergronden bij de profetie tegen Edom in het boek ObadjaAchtergronden bij de profetie tegen Edom in het boek ObadjaIn het Bijbelboek Obadja wordt alleen maar geprofeteerd tegen de Edomieten. Dit roept de vraag op hoe de verhoudingen tu…

Franciscus van Assisi en de armoedeFranciscus van Assisi (1181/1182-1226) was een zoon van een rijke stoffenhandelaar in de welvarende stad Assisi in Noord…
Kolonisatie door Europese landenKolonisatie door Europese landenEind 15de eeuw vond er een belangrijke verschuiving plaats in de wereldhandel. Door het wegvallen van de handel via de A…
Bronnen en referenties
  • Inleidingsfoto: Yom (talk · Contribs), Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)
  • http://www.apologetique.org/nl/artikelen/mens/geschiedenis/bib_geschiedenis/JVDL_datering_uittocht.htm
  • http://nl.wikipedia.org/wiki/Jakob_(aartsvader)
Zonne (298 artikelen)
Laatste update: 29-07-2020
Rubriek: Kunst en Cultuur
Subrubriek: Geschiedenis
Bronnen en referenties: 3
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.