Joden in Nederland: Verlichting – demografie en economie
Na 1726 komen veel Joden uit Oost- en Midden-Europa naar Amsterdam. Niet alle Joden blijven in Amsterdam. Er zijn er ook die weer naar andere plaatsen in de Republiek of naar Engeland en de Nederlandse en Engelse kolonies in Amerika vertrekken. Er zijn hier echter geen betrouwbare gegevens over. Joden werken, ondanks restricties, in de internationale groothandel, de groeiende handel van waardepapieren, geldhandel, boekdrukkerij, tabaksbewerking en diamantbewerking.
Telling in Amsterdam
In 1795 wordt een eerste officiële volkstelling gehouden in Amsterdam. Daaruit blijkt dat 25.000 Joden in Amsterdam wonen op een totale bevolking van 221.000. Hiervan zijn 3000
Sefardiem en 22.000 Asjkenaziem. In 1809 wordt een tweede volkstelling gehouden in de stad. Dan wonen er 21.444 Joden in Mokum op een bevolking van 201.714.
Telling door het Opperconsistorie
Het Opperconsistorie dat in 1808 is opgericht houdt ook in 1809 een telling. Uit deze telling blijkt dat er 31.500 Joden in Amsterdam wonen in plaats van 21.444. Den Haag kent 1871 Joden, Rotterdam 2113 Joden en in alle andere plaatsen wonen 14.649 Joden.
Vrije vestiging
In 1796 krijgen Joden burgerrechten. Zo kunnen zij zich vrij vestigen buiten Amsterdam in de Bataafse Republiek. Er ontstaan nieuwe Joodse gemeenschappen in o.a. Apeldoorn, Barneveld, Geertruidenberg, Gendringen, Gouda, Tiel, Tilburg, Utrecht en Zaandam.
Joden in Suriname
Ook gaan Joden zich vestigen in Nederlandse kolonies zoals Suriname. Er is een synagoge in de Jodensavanne en in Paramaribo. Eind 18de eeuw wonen 1311 Joden in Suriname (834 Sefardiem en 447 Asjkenaziem). Ze behoren tot de blanke elite van het land.
De Asjkenaziem in Paramaribo zitten in de handel en nijverheid. De Sefardiem werken aanvankelijk in de plantages maar later ook in de handel en nijverheid. Overijverige gouverneurs proberen Joden wel hun rechten te beperken. Toch is het leven voor Joden in Suriname niet al te slecht. Na de beurscrisis in Amsterdam en Londen emigreren veel Joodse plantagebezitters uit Suriname naar Curaçao en de Verenigde Staten. In 1780 richten enige Sefardiem een literaire club op in Paramaribo. David Nassy schrijft een boek over Joden in Suriname tot het einde van de 18de eeuw.
Joden op de Nederlandse Antillen
Op Curaçao wonen midden 18de eeuw ongeveer 1100 Joden. Kleine Joodse gemeenten komen voor op Sint Eustatius, Saba en Sint-Maarten. Op Curaçao gaat het voornamelijk om Sefardische Joden. Ze hebben onderlinge twisten. Rabbijnen en leraren kunnen de problemen niet oplossen.
Economische veranderingen
Joden hebben door restricties weinig werk in Amsterdam. Wel zijn zij werkzaam in de internationale groothandel, de groeiende handel van waardepapieren, geldhandel, boekdrukkerij, tabaksbewerking en diamantbewerking. De rijke Izak de Pinto voorspelt een economische ramp in Amsterdam en adviseert arme Joden naar de Nederlandse kolonies te verhuizen. Rijke Joden leven van de rente van hun waardepapieren. Het gaat voornamelijk om Asjkenazische bankiershuizen. Op lager niveau werken Asjkenaziem in de beurshandel, het wisselen van munten, handel in juwelen en edele metalen en de verkoop van loterijbriefjes en wissels. De meeste Asjkenaziem en Sefardiem werken in de tweedehandshandel, straathandel in etenswaar en markthandel. In de tweede helft van de 18de eeuw zijn er mogelijkheden voor Joodse veehandelaren en slagers.
Crisis Amsterdamse beurs 1763 en 1772-1773
Joodse beurshandelaars en bezitters van aandelen worden hard getroffen door de crisis van de Amsterdamse beurs in 1763 en 1772-1773.
Vierde Engelse oorlog (1780-1784)
Joodse ondernemers hebben last van de politieke ontwikkelingen van de Vierde Engelse oorlog. Joden voelen zich bedreigd door de Patriotten die de concurrentie aangaan met de Joden bij ambacht en bedrijf.
Franse tijd
Joden hebben ook last van de algemene economische malaise in de Franse tijd. Ze hebben geen scholing en kapitaal om nieuwe en onbekende economische wegen in te gaan. Ze krijgen geen steun van plaatselijke autoriteiten. Dat gebeurt pas onder koning Lodewijk Napoleon in 1806. In 1795 is meer dan 70% van de Asjkenaziem en 40% van de Sefardiem arm. Dit neemt zelfs toe onder Lodewijk Napoleon. Joden verlangen naar het einde van de Franse tijd.