Het boslandschap door de ogen van Bril en Coninxloo
"For to say truth, the art is theirs and the best in that kind, that I ever saw, speake Dutch" (Het is waarlijk hun kunststijl en de besten in dit genre die ik ooit heb ontmoet, spreken Nederlands). Dit Engelse compliment is gericht aan landschapsschilders uit de Lage Landen in de zestiende en zeventiende eeuw, waaronder Paul Bril, Jan Bruegel de Oude en Gillis van Coninxloo. Deze schilders zijn blijkbaar zo toonaangevend dat ze de Engelse taal verrijken met het woord "landscape", waarmee zowel een kunstwerk als een stuk land kan worden bedoeld. De landschapschilderkunst van de Nederlanden verspreidt zich in verschillende delen van Europa. Opmerkelijk is de bijzondere aandacht voor boslandschappen in die tijd.
Landschap en bomen op de voorgrond
Omstreeks 1510 brengt Joachim Patinir voor het eerst een landschap op de voorgrond van een westers doek. Voor die tijd is ons geschilderde landschap, voor zover bekend, niet meer dan een achtergronddecor. Vanaf de tweede helft van de zestiende eeuw treden ook bomen steeds meer op het voorplan. De eenzame, schrale boompjes in open ruimten worden geleidelijk aan vervangen door een boslandschap met dichter opeenstaande bomen.
Monumentale boslandschappen
In de zeventiende eeuw wordt het boslandschap zelfs karakteristiek voor de westerse landschapskunst. Een toonaangevende pionier op dit vlak is de veelzijdige kunstenaar Gillis van Coninxloo. In zijn monumentale boslandschappen domineren bomen en struiken het gepenseelde plaatje. Voorbeelden hiervan zijn "Boslandschap" uit 1598 (Liechtenstein Museum, Wenen) en het ongedateerde "Boslandschap met hertenjacht", waarop een opgejaagd hert het donkere bos inschiet (privéverzameling, zie foto). Sommige kunsthistorici omschrijven van Coninxloo’s imposante vegetaties als een veredelende, heroïsche interpretatie van de realistische natuur die Pieter Bruegel de Oude zo treffend wist te vereeuwigen.
De vlucht naar Frankenthal
Een biografische blik geeft ons een aannemelijke verklaring voor de aanpak van Gillis van Coninxloo. In 1544 wordt hij in Antwerpen geboren en verblijft aldaar tot zijn veertigste. Na de inpalming van 't Stad door Katholieke Spaansgezinden pakt hij daar wijselijk zijn biezen. Hij staat immers bekend als een geboren protestant. Na enige omzwervingen vestigt hij zich in het Duitse Frankenthal, dat zich ontpopt als toevluchtsoord voor heel wat Nederlandstalige geestesverwanten.
Loverbundeling op wandtapijten
In dezelfde periode bloeit ginder de taptijtweverij. Het ligt voor de hand dat de ambachtelijk veelzijdige van Coninxloo in deze nijverheid een broodwinning heeft gezocht en gevonden. In die tijd worden geschilderde landschappen echter meestal ongeschikt bevonden voor een wandtapijt. Het zijn immers meestal vergezichten met weinig bomen en heel veel leegte, die bezwaarlijk met dierlijke of menselijke taferelen kan worden opgevuld. Om toch een landschap op een tapijt te kunnen uitbeelden, begint van Coninxloo met het "promoveren" bomen en struiken, zoals hij bijvoorbeeld doet in de context van een jachtpartij. Op die manier worden bomen met "loverbundeling" - bij bosbouwers beter bekend als een "gesloten kroondak" - geschikte hoofdpersonnages en krijgen zijn boslandschappen een karakteristieke volle vorm.
Het populaire landschap van de Nederlanden
Ook Paul Bril ziet in Antwerpen het levenslicht, in 1554. Hij vertrekt omstreeks 1575 naar het buitenland om op het eind van dat decennium in het atelier van zijn broer Matthijs in Rome te gaan werken. Net als Gillis van Coninxloo wordt hij door kunsthistorici als een "veredelaar van de natuur" gekarakteriseerd. Bril en gelijkgestemden brengen deze vernieuwende landschapsvorm tot bloei in Italië, waar het landschap van de Nederlanden een opvallende populariteit geniet.
Multicultureel avant la lettre
Paul Bril vermengt zijn Zuid-Nederlandse wortels met sfeervolle mediterrane elementen, waaronder grillige rotsen, dito kusten en een zuiderse bouwstijl. Een van deze multicultureel aandoende landschappen bevat een bostafereel dat doet denken aan zijn tijd in de lage landen: varkens die zich tijdens de donkere en schrale dagen van het jaar te goed doen aan eikels onder bomen. Een mooie kopie van dit werk bevindt zich vandaag in het Amsterdamse Rijksmuseum.