De tempel van Khonsu
Khonsu was een God in het Oude Egypte. Hij was de zoon van Amon en Moet, samen met hen vormde hij de Thebaanse Triade. Khonsu was de god van de maan, zijn naam betekent dan ook 'wandelaar', daar hij s'nachts door de hemel liep. Wanneer u op vakantie naar Egypte gaat is een bezoekje aan de tempel van Khonsu zeker aan te raden. Met een groepsreis Egypte komt u hier waarschijnlijk zeker langs.
Khonsu als god
Khonsu was de zoon van
Amon en
Moet, samen met hen vormde hij de
Thebaanse Triade. Hij was de god van de maan. Zijn naam betekent ‘de wandelaar’, deze heeft hij te danken aan het feit dat hij s’nachts de hemel doorliep.
Khonsu is te herkennen aan zijn vaak
mummieachtige verschijning. Hij heeft vaak gesloten benen en een zijlok, die hem tot jeugdig maken. Op zijn hoofd draagt hij een
maanschijf en maansikkel, maar soms is hij met een
valkenkop afgebeeld, omdat hij de zon van de nacht is.
Oorspronkelijk zag men hem als
onheil brengende en schermende god. Dit hing hoogstwaarschijnlijk samen met het veranderende uiterlijk van de maan. Khonsu werd door het volk hoofdzakelijk als
orakelgod en als
beschermer tegen ziekten zeer vereerd. Enkele muurschilderingen tonen hem bijvoorbeeld begeleid door Horus, staand op krokodillen. In hogere zin gold Khonsu namelijk als het aspect van de jeugdige Horus.
Er zijn muurschilderingen waar hij onder begeleiding van Horus, staand op krokodillen, ten strijde trekt. In hogere zin gold het maankind namelijk als aspect van de jeugdige Horus. Dit was mogelijk omdat het denken van de Egyptenaren niet rechtlijnig was in het verlopen van tijd. Zij geloofden namelijk dat alle tijdsperioden tegelijkertijd afliepen en daardoor was het mogelijk om alle leeftijdsaspecten van een god ten alle tijde aan te roepen.
Tempel van Khonsu en opdrachtgevers
In de zuidwesthoek van het district van Amon in het Karnakcomplex te Luxor ligt de tempel van Khonsu. Deze tempel is een goed voorbeeld van een kleine maar redelijk complete tempel uit het Nieuwe Rijk. De bouw begon onder
Ramses III, maar werd voltooid door latere heersers.
De ingangspyloon werd bijvoorbeeld gedecoreerd door Pinodjem I, die wordt afgebeeld voor de goden en wiens inscripties hem bijna als farao voorstellen. Het voorplein en de hypostyle-hal zijn versierd door de eerdere generaal
Herihor, die naast Ramses XI voorkomt in de hypostyle-hal, maar die (waarschijnlijk bij zijn dood) de positie van de farao overneemt in het plein van later datum.
Het binnenste van de tempel werd in de tijd van de Ramessiden versierd, maar kreeg ook in de Ptolemeïsche periode reliëfwerk en werd op sommige plaatsen door de Romeinen vernieuwd.
Aan de achterkant van de tempel bevind zich de barkschrijn van de god, met een gegraveerde sokkel achterin. In de zuidoosthoek van dit deel van Khonsu’s huis voert een trap nar het dak, met zijn zonnekapel en een schitterend panorama van Karnak. De vele blokken met niet-passende en omgekeerde decoraties tonen hoeveel steen van andere gebouwen in deze tempel werd gebruikt.
De propyleumpoort in de omheiningmuur, die bekendstaat als de Bab el’ Amara, werd gebouwd door Ptolemeus III en geeft toegang tot een eigen laan van rammen die in zuidelijke richting naar het district van Moet en Luxor leidt.
In de tempel van Khonsu zijn vooral
offerandes afgebeeld. De ene keer offert een farao zalf aan Amon-Re of Horus, de andere keer bloemen. Zalf was nodig om het lichaam van de god soepel te houden. Bloemen waren vooral papyrusplanten en waren symbool voor vreugde of overwinning.