Ontstaan van de schrikkeldag 29 februari
Eens in de vier jaar duurt februari een dagje langer; we spreken over een schrikkeljaar. We hebben deze dag nodig om de kalender in tandem te houden met de jaargetijden, maar waarom eigenlijk? Schrikkeljaren bestaan in onze kalender al ruim 2000 jaar, na flink wat problemen rondom de invoering van de extra dag.
Schrikkel vanalles
De term schrikkeldag verwijst naar een extra dag in het jaar. Het jaar waarin zulk een dag voorkomt, heet het schrikkeljaar. Maar in principe kunnen we ook schrikkelmaanden, -uren, -minuten of –seconden hebben. Tijdens de jaarwisseling van 2008 op 2009 was er sprake van een schrikkelseconde. De klok in Greenwich ging niet van 23:59:59 naar 00:00:00, maar eerst naar 23:59:60. Deze seconde is soms nodig omdat de atoomklok preciezer is dan de daadwerkelijke draaiing van de aarde.
Astronomie
De aarde draait zowel om haar as als om de zon. Over het algemeen noemen we een aardasrotatie een dag en een zonrotatie een jaar. Maanden zijn ontstaan in referentie naar de maantijden. Op momenten waarop de zon en maan dichtbij elkaar staan, kan de maan het licht niet reflecteren naar de aarde en zien we de maan dus niet: nieuwe maan. Langzaam verandert dit via het eerste kwartier naar een halve maan en via het laatste kwartier naar een volle maan. Op dat moment reflecteert de maan al het zonlicht en zien we haar volledig. De periode van een nieuwe maan naar een volgende is 29,53059 dagen oftewel 29 dagen, 12 uur, 44 minuten en 2,976 seconden.
Maan- en zonnekalenders
De meeste kalenders zijn ofwel gebaseerd op de maan ofwel op de zon. Maankalenders tellen 12 maanden in een jaar: 12 maal 29,53059 dagen is 354,36708 dagen. Een maankalender heeft alternerende maanden van 30 en 29 dagen, maar komt dus 11 dagen te kort voor een heel jaar. Sommige maankalenders lossen dit op door om de paar jaar een schrikkelmaand in te voegen, bij voorkeur acht maanden over een periode van 19 jaren (o.a. de Joodse kalender). Deze zijn dus niet meer pure maankalenders, maar zonmaankalenders. Andere maankalenders maken geen veranderingen en blijven dus puur gebaseerd op de maan (o.a. de moslim kalender).
Zonnekalenders baseren zich juist op dagen in een jaar. Meetmethodes variëren, maar algemeen wordt een duur van 365,24219 dagen aangehouden: 365 dagen, 5 uur, 48 minuten en 45,2 seconden. Hoewel delen van het zonnejaar ook maanden heten, zijn ze niet gebaseerd op de maantijden. De meeste kalenders deelden het jaar op in 12 maanden van 30 dagen met daarnaast vijf losse dagen. Gedurende een mensenleven is de afwijking van de gemiste vijf en nog wat uren niet merkbaar, maar na een aantal eeuwen kloppen de seizoenen niet meer met de dagtelling. In de vierde eeuw voor Christus merkten Griekse astronomen op dat een dergelijk jaar te kort was en stelden vast dat een jaar 365 dagen en zes uur lang was (iets te lang dus). Volgens bronnen bedacht Eudoxus een vierjaarlijkse cyclus waarin het eerste jaar 366 dagen had. De Macedonische koning van Egypte, Ptolemaeus III, beval in 238 v. Chr. dat deze extra dag aan de vijf losse dagen moest worden toegevoegd. De Egyptenaren zagen dat niet zitten, want die vijf losse dagen brachten ongeluk en daar wilden ze niet nog een dag bij hebben, ook al was het maar eens in de vier jaar. Pas in 30 v. Chr. kreeg keizer Augustus het voor elkaar.
De moderne kalender
Onze moderne kalender is gebaseerd op de Romeinse kalender van Julius Caesar in 46 v. Chr. In de oorspronkelijke versie had een jaar 355 dagen omdat men dacht dat oneven getallen geluk brachten. Maanden duurden dus ook niet 30 dagen, maar 29 of 31. Uitzondering ook toen al was februari met 28 dagen. Februari was de laatste maand van het jaar wat begon in maart en de tijd voor allerlei zuiverende rituelen. Een week werd geteld aan de hand van marktdagen en was acht dagen lang. Een extra maand met 27 dagen werd ingevoegd om verschillen op te vangen. Er was geen regelmaat achter het invoegen van deze schrikkelmaand; het gebeurde als de heren politici daar zin in hadden. Omdat extra dagen nog steeds als ongeluk beschouwd werden, werd het gebruik opgeschort tot het einde van de Tweede Punische Oorlog. Toen besloot men echter tot overcompensatie en werd 15 maart 1 januari: de dag van het nieuwe jaar.
Caesar hervormde de kalender na oorlogen, chaotische schrikkelmaanden en een jaar van 445 dagen. De bestaande vier maanden met 31 dagen bleven bestaan: maart, mei, quinctilis (later juli) en oktober. April, juni, september en november kregen er een dag bij (naar 30) en januari, sextilis (later augustus) en december ontvingen er twee dagen bij (naar 31). Het jaar had nu 365 dagen en een schrikkelmaand was overbodig. Een schrikkeldag bestond wel: 24 februari werd twee keer geteld. De naam van deze dag, ante diem bis sextem Kalendas Martias, vinden we terug in de formele Engelse term voor schrikkeljaar (bissextile year) en het Franse année bissextile. Na wat misverstanden (was het nu om de drie of vier jaar?) was het jaar 8 een schrikkeljaar en elke vier jaar daaropvolgend ook.
In de Romeinse kalender bestonden gemarkeerde dagen waarop men bijvoorbeeld verkiezingen hield of waarop de praetor zaken hoorde. De dagen werden benoemd als dag x voor of na die speciale dag. Het was dus niet zo erg om een dag te herhalen. Als men echter gewoon door telde en het lastige systeem van gemarkeerde dagen achter zich liet, bestond 29 februari al in Romeinse tijden.
Door een week van zeven dagen te hebben en schrikkeljaren om de vier jaar, ontstaat een cyclus van 28 jaar: elke 28 jaar vallen de dagen precies hetzelfde. Dit verklaart waarom men tijdens de angst voor de millenniumbug mensen aanraadde om hun elektronica terug te zetten naar 1972: 28 jaar voor 2000 was de kalender exact hetzelfde.
In de tijd van Caesar ging men er vanuit dat een jaar 365 dagen en 6 uur telde, ongeveer 11 minuten te lang. Na 128 jaar is dat een hele dag geworden. Dit bracht vooral problemen met zich mee in het bepalen van Pasen wat gebaseerd was (en is) op de lente-equinox (de dag in de lente waarop de tijd van licht en donker gelijk zijn). Deze stond vast op 21 maart, maar raakte door de eeuwen heen steeds verder verwijderd van de daadwerkelijke gebeurtenis. Hervorming was lastig en kwam pas met Paus Gregorius XIII in 1578. In die tijd was de lente-equinox op 11 maart en om dat weer terug te brengen op de 21e, beval hij dat de dag na 4 oktober 1582 de 15e moest zijn. Vervolgens moest het schrikkeljaar overgeslagen worden in ronde jaren (eindigend op 00) tenzij deze deelbaar was door 400. Niet alle landen waren vlot met de invoering, vooral omdat de pauselijke invloed niet overal even welkom was. Hoe dan ook, deze correctie zorgde ervoor dat onze kalender ook nu nog de Gregoriaanse kalender heet.