De verandering van de visie op de mens in de dans
Wat was de verandering van de visie op de mens in de 11e en 13e eeuw en dan met betrekking tot dans?
Hoe keek de kerk tegen het dansen aan?
De rooms-katholieke kerk had een sterke afwijzende houding ten opzichte van de dans. Een reden hiervoor was waarschijnlijk het extatische karakter van de dansbeleving. In de Vroeg-christelijke kerk werd er nog gedanst tijdens de kerkdiensten dit gebeurde tot de zesde eeuw. Tegenwoordig komen kerkdansen slechts zelden voor. Als er al gedanst werd in de kerk, dan waren dat stijlvolle en rustige bewegingen, ondergeschikt aan het gebed, waarbij het vooral ging om genezing en zuivering van de geest. Een voorbeeld hiervan was de circeldans . Nadat dansen verboden werd, ging men voortaan ingetogen dansen een voorbeeld is de processie en de labyrinthdans. Een belangrijke reden voor het uitbannen van dansvormen, betrof waarschijnlijk de oorspronkelijke verbintenis van dans met niet-christelijke, heidense rituelen. St. Augustinus was een van de eerste en meest invloedrijke tegenstanders van de dans.
In 743 kwam er een verbod op de reidansen die van heidensrituele oorsprong waren. In 745 werden door paus Zacharias alle religieuze dansen zonder meer verboden. De verboden hielpen alleen niet goed, omdat de opvatting van de lagere geestelijkheid vaak meer aansloten bij die van het volk dan van de kerkelijke autoriteiten. Rond 1298 werden de reidansen opnieuw verboden, maar de oorspronkelijke religieuze reidansen bleek onuitroeibaar. In andere gevallen slaagde de kerk erin oorspronkelijke heidense rituelen te kerstenen (tot christen bekeren). Meestal gebeurde dit door een oorspronkelijk extatische dans een meer ingetogen vorm te geven, het belangrijkste was de processie.
Welke dansen waren er?
Dodendansen in de 11e eeuw
De middeleeuwen kende een uniek verschijnsel, de middeleeuwse dansextase. Tot de meest huiveringwekkende vorm hiervan behoorde de dodendans die vanaf de 11e eeuw voorkwam. De dodendans begon op het kerkhof, waar men expres in een woeste roes reidansen op de graven uitvoerde. Daarna trokken de dansers de kerk binnen, waar ze tot rust kwamen. Volgens ooggetuigen maakte de dansers bewegingen die op stuiptrekkingen leken en hadden ze schuim op de mond. De dansers gedroegen zich uitdagend door obscene gebaren te maken en onbetamelijke liederen te zingen. De dans kon wel dagen duren.
De middeleeuwse mens had vele angsten doordat ze mindere logische of natuurwetenschappelijke verklaringen hadden voor allerlei verschijnselen, zoals bijgeloof. De angst voor de dood was zo diepgaand dat de men kan spreken van een extatische doodsangst. De doodsangst werd uitgedrukt in een rondedans. Er zijn drie aspecten die van belang zijn geweest.
- In de eerste plaats werd er een sterke verwantschap gevoeld tussen levenden en doden.
- Ten tweede dachten ze dat alle bovenaardse beweging met dans te maken zou hebben.
- Ten slot diende de rondedans van levenden en (onzichtbare) doden als aankondiging voor de levenden van de dood.
Daar hoort het gezegde: ‘memento mori’ bij, wat wil zeggen gedenk te sterven. Deze uitspraak diende als waarschuwing voor her straks onttrokken zijn aan het leven. Je kunt stellen dat elke verbinding van dans en dood een Dodendans genoemd kan worden: dansen door doden, voor doden, rond doden, om te doden, om te sterven of juist om niet te sterven. De vorm die het meest voorkomt is echter geen concrete dans maar een metafoor : voor ons allemaal komt het moment dat de Dood je uitnodigt voor de laatste dans. Je ziet dit op allerlei schilderingen uit de Middeleeuwen.
Dansmanie in de 14e eeuw
In de middeleeuwen kwamen aan de dodendans gerelateerde vormen van dansextase, deze hadden niks met kerkhoven te maken. Zo kwam in de 14e eeuw de danswoede of dansmanie op, deze vorm duurde tot de 17e eeuw. Een andere vorm van dansextase was het tarantisme, deze vorm duurde tot de 18e eeuw. Ze dachten dat deze dans de oorzaak was van een beet van de tarantula spin. De beet zou een depressie tot gevolg hebben. De middeleeuwse dansextase moet waarschijnlijk gezien worden als een vorm van groepshysterie.
De speelman
Ook waren er minder spraakmakende vormen van dans populair, zoals allerlei volksdansen. Zeer populair op feesten was het optreden van de joculator of speelman (een reizende toneelspeler). De speelman was een soort van minstreel die goochelde, zong, akrobatiek beoefende, toneel en pantomime speelde en danste. Kenmerkend was de ‘ dans van de handen’. Dit gebarenspel was duidelijk een erfenis van de mimi.
Toernooien en wagenoptochten in de 11e eeuw
De toernooien en wagenoptochten zijn feesten die buitenshuis werden gehouden. In de theatrale ontwikkeling is het opvallend dat de nadruk op beweging ligt. Sommige feestelijke manifestaties vonden buitenshuis plaats, zoals de toernooien. Deze waren al in de 10e eeuw opgekomen, vaak gingen ridders te paard waarbij vaak bloed vloeide.
Toernooien en wagenoptochten in de 13e eeuw
Later werden de toernooien steeds esthetischer en in de 13 eeuw werden ze als aantrekkelijke schouwspelen voor het publiek uitgevoerd. Hierbij speelde woorden geen rol, maar ging het om verschillende soorten van bewegingskunst. Het meest spectaculair waren de zogeheten paardenballetten.
Andere feesten die buitenshuis plaatsvonden waren de wagenoptochten. Deze wagenoptochten werden het meest gehouden bij intochten van een vorst in een stad. Bij zo een feestelijke speelde pantomime en dans speelden hierbij een belangrijke rol.
Banketten en maskerades
Een maskerade als deze werd een moresca of Morendans genoemd. Oorspronkelijk was de moresca een dans, waarin de overwinning van de Christenen op de Moren werd uitgebeeld. De banketten en maskerades zijn feesten die binnenhuis werden gehouden. Bij de banket-tussenspelen ging het vaak om het ceremonieel en luisterrijk binnenbrengen van gerechten, waarbij werd gezongen en gedanst tot vermaak van de gasten. Populair waren de maskerades of maskerfeesten, bij deze feesten vermomde met behulp van zo spectaculair mogelijke (kostuum)maskers. Één van deze maskerfeesten is in de dansgeschiedennis bekend en berucht geworden als ‘het bal van de vurige mannen’. Dit werd in 1393 uitgevoerd aan het Franse hof onder koning Karel VI. Voor deze maskerade hadden vijf hovelingen en de koning zelf zich uitgedost als dierlijk uitziende, harige wildemannen die uit een bos kwamen om de gasten op een speelse manier angst aan te jagen. Hun vermomming vatte tijdens het spel vuur en vlam.
Het spel van de wildemannen is een voorbeeld van de zogeheten moresca. Oorspronkelijk betrof het onderwerp van deze ‘moren-dans’ de overwinning van de christenen op de islamitische ‘moren’. De moresca uit de 11e en 12 eeuw. De ‘moren’ zien er donker uit door schmink of maskers, ze dragen kostuums die hen het karakter van woeste kerels, dier-mensen of duivels geven.
Andere maskerades die geliefd waren, zijn de strijd van christenen tegen de Arabische overheersers op het Iberische schiereiland.
Verschil tussen de adel en het volk
In deze periode is dans buiten de kerk meer een soort gezelschapsspel waarmee het volk en de adel zich op feesten en partijen vermaakte. Dans was bij het gewone volk spontaan, niet aan regels of voorschriften onderhevig. Deze dans was vaak openhartig in hun seksualiteit en aardsheid, ondanks de afkeur van de kerk. Zo was de rondedans in die kringen erg populair: in een lange ketting van mannen en vrouwen die elkaar bij de hand hielden danste men in een open of gesloten cirkel of in een lange rij.
De adel deed het zelfde als het volk alleen op een meer hoofse en verfijnde manier. Als de adel ging dansen, volgden de dansers allen dezelfde bewegingen en raakte men elkaar alleen met de vingertoppen aan. Echt wild tekeer gaan was er niet bij: dat kwam met name door de kleding.
In de 14e eeuw was het verschijnsel van de hoofse liefde ontstaan. Hierbij werd de vrouw vereerd als een lieftallige en mysterieuze schone.
Troubadours bezongen de onmogelijke liefde van ridders voor dames. In de dans uitte de hoofse liefde zich doordat de heer de dame schuchter bij de hand nam, om samen met haar op voorname wijze door de zaal te schrijden. Dit werd de ‘basse danse’ (lage dans) genoemd. Hij heet zo omdat men in deze dans laag bij de grond bleef: springen of huppelen was uit den boze. De dansen van het volk, waarin wel werd gehopst, heetten dan ook ‘dans haute’ (hoge dans).
Conclusie
In de loop van de tijd zie je dat de dans uit de kerk verbannen word. Zo word in verschillende verdragen het verbod op dans vast gelegd. Als er al gedanst werd in de kerk, dan waren dat stijlvolle en rustige bewegingen, ondergeschikt aan het gebed, waarbij het vooral ging om genezing en zuivering van de geest. De kerk keurde dit wel goed. De kerk vond het niet erg zoals de adel danst maar zoals het volk danst was onbehoorlijk. Dus er zat een verschil op de visie van de mens in verschillende standen. Zo vonden de adel dat alles heel ingetogen gedanst moest worden terwijl het volk het daar helemaal niet mee eens was.
Als je naar de dodendans kijkt tussen de 11e en 13/14e eeuw zie je wel verschil. In de 11e eeuw danste de mensen heel woest en op kerkhoven. Ook maakte ze obscene gebaren en zongen ze onfatsoenlijke liederen. In de 14e eeuw kwamen dansen op die gerelateerd waren aan de doden dans. Deze dansen hadden niks met kerkhoven te maken. Je ziet dus dat de dodendans zich heeft ontwikkeld. De dans in nog steeds vrij woest maar gebeurt niet meer op kerkhoven. De visie op deze dans is dat de mensen vele angsten hadden en één hele grote angst was de dood. En niet alleen het volk was bang maar ook de adel.
Wat een groot verschil was, waren de dansstijlen tussen de adel en het volk. Dans was bij het gewone volk spontaan en springerig, niet aan regels of voorschriften onderhevig. Deze dans was vaak openhartig in hun seksualiteit en aardsheid, ondanks de afkeur van de kerk. Zo was de rondedans bij het volk erg populair: in een lange ketting van mannen en vrouwen die elkaar bij de hand hielden danste men in een open of gesloten cirkel of in een lange rij. De manier van dansen door het volk werd ‘dans haute’ genoemd wat hoge dans betekend.
De adel deed het zelfde als het volk alleen op een meer hoofse en verfijnde manier. Als de adel ging dansen, volgden de dansers allen dezelfde bewegingen en raakte men elkaar alleen met de vingertoppen aan. Echt wild tekeer gaan was er niet bij: dat kwam met name door de kleding. De manier van dansen door de adel werd ‘basse danse’ genoemd wat voor lage dans staat.
In de toernooien werd er in de 11e eeuw te paard gegaan, vaak vloeide er bloed. In de 13e eeuw werd het meer een schouwspel en werd het leuk voor het publiek opgevoerd.