Coca Cola en de Kerstman
De meeste mensen kennen het plaatje wel van een vrolijke lachende Kerstman met een flesje Coca Cola in de hand. Of anders wel de reclame met de Coca Cola truck in een winterwonderland met een deuntje op de achtergrond dat je vervolgens niet uit je hoofd krijgt ("Always Coca Cola"). Maar wist je dat het Coca Cola was die de Kerstman heeft gemaakt tot de man die wij nu kennen?
De Kerstman, een angstaanjagende man
De Kerstman zoals wij hem kennen - gezette, lachende man met rode jas en witte baard - zag er niet altijd zo uit. Voor 1931 werd de Kerstman op verschillende manieren gerepresenteerd. De ene keer een lange man, de andere keer een kleine man. De ene keer dik, de andere keer dun. Soms was hij ietwat angstwekkend, de andere keer had hij vooral weg van een elf. Het was een man die zich in de kleding van een heilige man kleedde, of juist totaal niet, en dan droeg hij een soort dierenpels.
De geschiedenis van de Kerstman
Hoewel de Kerstman niet zo bekend is in Nederland als in de Verenigde Staten, is hij oorspronkelijk wel afkomstig uit Nederland. Wanneer zowel de komst van de Kerstman als de komst van Sinterklaas wordt gevierd, is het in principe een feest voor dezelfde persoon. De Kerstman, ofwel Santa Claus, is een verbastering van de Nederlandse Sinterklaas.
In 1809 werd voor het eerst over een Santa Claus gesproken in Amerika, toen in New York de Amerikaanse auteur Washington Irving schreef over het leven van deze man, gebaseerd op Sinterklaas uit Nederland. Vervolgens kwam er in 1822 een gedicht uit dat Sint Nicholaas nog bekender maakte ("A Visit from St. Nicholas").
Thomas Nast, een Amerikaanse cartoonist, was een van de eerste mensen die tekeningen verspreidde van Santa Claus (in Harper's Weekly in 1862). Hij was ook de man die de symbolen van de
Democraten en Republikeinen ontwierp (respectievelijk de ezel en de olifant), en die de Uncle Sam poster ontwierp (personificatie van de Verenigde Staten). De Kerstman zoals door Thomas Nast getekend was vooral een elf-achtig figuur die, net zoals Uncle Sam, steun vroeg voor het land. In de dertig jaar dat hij de man tekende, veranderde de kleur voortdurend.
De moderne Kerstman
Hoewel de Kerstman met de pen van Nast ook al werd afgebeeld als een dikke man met baard, was het Haddon Sundblom die in 1931 de Kerstman introduceerde zoals wij hem kennen. In 1931 ontwierp hij de Kerstman in rode jas die werd getoond in tijdschriften met reclame voor Coca Cola. Door de populariteit van Coca Cola en de reclames werd de Kerstman zoals daar afgebeeld al snel een bekend gezicht.
De kleur van de jas zou worden verklaard door de kleur horend bij het Coca Cola logo, maar volgens het bedrijf zou de jas gebaseerd zijn op de interpretatie die Nast gaf aan Sint Nicholaas (ofwel St. Nick).
De reden dat de Kerstman werd gebruikt voor de Coca Cola reclames was omdat Coca Cola het drankje ook in de winter wilden verkopen. Tot dan stond Coca Cola alleen bekend als een dorstlessende drank voor in de zomer. De campagne begon dan ook met de leuze "Thirst Knows No Season" (dorst kent geen seizoen), en zo werd ook de Kerstman gebruikt om de drank te promoten.
Opnieuw kwam het oude gedicht uit 1822 tevoorschijn en vormde inspiratie voor Haddon Sundblom, die vervolgens een gezette, vriendelijke man ontwierp die tussen zijn werk als Kerstman door genoot van een flesje Coca Cola.
De "Always Coca Cola" reclame
De eerste versie van Santa Claus werd geplaatst in The Saturday Evening Post in 1931 en vervolgens in verschillende andere tijdschriften. Al snel werd de Kerstman erg bekend en populair. Sundblom bleef de afbeeldingen van Santa Claus tekenen tot in 1964. In 1993 verscheen ook de IJsbeer van Coca Cola om de drank te adverteren. In 2001 werd de afbeelding van de Santa gebruikt in een
animatievideo voor Coca Cola.
"A Visit from St. Nicholas"
'Twas the night before Christmas, when all through the house
Not a creature was stirring, not even a mouse;
The stockings were hung by the chimney with care,
In hopes that St. Nicholas soon would be there;
The children were nestled all snug in their beds,
While visions of sugar-plums danced in their heads;
And mamma in her ’kerchief, and I in my cap,
Had just settled our brains for a long winter’s nap,
When out on the lawn there arose such a clatter,
I sprang from the bed to see what was the matter.
Away to the window I flew like a flash,
Tore open the shutters and threw up the sash.
The moon on the breast of the new-fallen snow
Gave the lustre of mid-day to objects below,
When, what to my wondering eyes should appear,
But a miniature sleigh, and eight tiny reindeer,
With a little old driver, so lively and quick,
I knew in a moment it must be St. Nick.
More rapid than eagles his coursers they came,
And he whistled, and shouted, and called them by name;
"Now, Dasher! now, Dancer! now, Prancer and Vixen!
On, Comet! on, Cupid! on, Donder and Blitzen!
To the top of the porch! to the top of the wall!
Now dash away! dash away! dash away all!"
As dry leaves that before the wild hurricane fly,
When they meet with an obstacle, mount to the sky;
So up to the house-top the coursers they flew,
With the sleigh full of Toys, and St. Nicholas too.
And then, in a twinkling, I heard on the roof
The prancing and pawing of each little hoof.
As I drew in my head, and was turning around,
Down the chimney St. Nicholas came with a bound.
He was dressed all in fur, from his head to his foot,
And his clothes were all tarnished with ashes and soot;
A bundle of Toys he had flung on his back,
And he looked like a pedler just opening his pack.
His eyes—how they twinkled! his dimples how merry!
His cheeks were like roses, his nose like a cherry!
His droll little mouth was drawn up like a bow
And the beard of his chin was as white as the snow;
The stump of a pipe he held tight in his teeth,
And the smoke it encircled his head like a wreath;
He had a broad face and a little round belly,
That shook when he laughed, like a bowlful of jelly.
He was chubby and plump, a right jolly old elf,
And I laughed when I saw him, in spite of myself;
A wink of his eye and a twist of his head,
Soon gave me to know I had nothing to dread;
He spoke not a word, but went straight to his work,
And filled all the stockings; then turned with a jerk,
And laying his finger aside of his nose,
And giving a nod, up the chimney he rose;
He sprang to his sleigh, to his team gave a whistle,
And away they all flew like the down of a thistle,
But I heard him exclaim, ere he drove out of sight,
"Happy Christmas to all, and to all a good-night."