Het oude Egypte leverde de beste artsen
Door de traditie om overledenen te mummificeren hadden Egyptische artsen in de oudheid een grote kennisvoorsprong op hun collega’s in andere culturen. Ze wisten waar de verschillende organen in het lichaam zaten omdat ze die moesten verwijderen tijdens het mummificeren. Ze waren zo beroemd om hun medische kennis dat koningen van naburige rijken hen ontboden bij ziekte.
Alle organen behalve het hart werden verwijderd tijdens het mummificeren. In het hart huisde de ziel van de overledene dus dat bleef op zijn plaats. Verder werd al het andere zorgvuldig uit het lichaam gehaald, vaak op ingenieuze wijze. De darmen werden bijvoorbeeld verwijderd door kleine sneetjes in de liezen. Voor het verwijderen van de hersenen gebruikten de Egyptische artsen een lange haak die via een neusgat werd ingebracht om vervolgens de hersenen uit het lichaam te trekken. De artsen hadden blijkbaar al veel kennis van de schedel.
Breuken
Archeologen hebben veel botten en skeletten gevonden die goed genezen waren van breuken. Blijkbaar konden Egyptische artsen heel goed botbreuken herstellen door het gebroken bot correct te zetten door middel van spalken en rekverband. Het is volgens archeologen en andere onderzoekers opvallend hoe vaak de botten mooi geheeld zijn. Ook deden artsen grotere operaties. Er zijn chirurgische instrumenten gevonden als scalpels en botzagen.
Papyrusrollen
Egyptische artsen schreven ook alles op. Al op tienjarige leeftijd werd jonge artsen geleerd te schrijven. Ook dat maakte hen bijzonder en een middelpunt van kennis. Lange rollen papyrus werden volgeschreven met hun medische kennis. Zo is er het Eberus-papyrus, een 20 meter lange rol waarop onder meer de behandeling tegen gewrichtspijn, jicht, haaruitval, grijs worden, hoest, verstopping, hoofdpijn en astma staat beschreven. Ook vermeldt het document de oudst bekende beschrijving van een kankergezwel. De rol dateert van ongeveer 1600 voor Christus.
Kruiden
Egyptische artsen waren ook vermaard omdat ze tegen vrijwel alle aandoeningen een middel hadden. Het waren meesters in de natuurgeneeswijze. Tegen de blindheid van een Farao was het voorgeschreven medicijn: varkensoog gemengd met rode oker, honing en antimoon, aangebracht op het blinde oog. Verder gebruikten artsen vaak kruiden met magie.
Geneeskundige kruiden volgens de Egyptische artsen:
Kruid | Hielp tegen |
Knoflook | Astma, ademhalingsmoeilijkheden |
Granaatappel | Lintworm |
Koriander | Darmgassen, urinewegaandoeningen |
Honing | Brand- en open wonden |
Kaneel | Infecties |
Dadels | Maagproblemen, verkoudheid |
Anijs | Hoest, keelpijn, verkoudheid en slechte adem |
Hennep | Pijnstiller, narcosemiddel |
Aloe Vera | Jeuk en eczeem |
Magie
Bacteriën, virussen en erfelijkheid kenden ze nog niet. Egyptenaren zagen ziekten als het werk van demomen en goden. Naarmate het Egyptische rijk minder machtig werd, ging geneeskunde meer lijken op magie. Historici hebben hier geen verklaring voor. Uit geschriften het jaar 1000 voor Christus blijkt bijvoorbeeld dat magie een grotere rol had in de geneeskunde dan in de vroegere geschriften uit 1600 voor Christus. Steeds vaker waren artsen ook priester die behalve medicijnen ook gebeden en toverformules gebruikten. De formules bleken wel regelmatig daadwerkelijk te werken; dat wordt voor een deel toegeschreven aan het placebo-effect.
Nalatenschap
Toen Alexander de Grote in 332 voor Christus Egypte innam was dat ook voorgoed het einde van de gloriedagen van de Egyptische geneeskunst. Later zouden de Grieken voortbouwen op de Egyptische kennis. Zij bestudeerden bijvoorbeeld de organen door onder meer vivisectie te plegen op levende veroordeelde misdadigers. Later zouden de Romeinen Egypte bezetten. De beroemdste leerling van de Egyptisch/Griekse school zou de Romeinse arts Galenus worden. Zijn leer werd mede de basis voor de latere Europese geneeskunst.