Het terugfok-experiment tijdens WOII
In een Duits oorlogslogboek van batajon 322 werden gegevens terug gevonden met betrekking tot proeven. Deze zouden vooraf gegaan zijn aan de rassenpolitiek van Hitler. Het ging om een fokexperiment met paarden en koeien. Het kwam er hoofdzakelijk op neer dat ze de evolutie wilden terugzetten in zijn oorspronkelijk staat. Dit zouden ze proberen te bereiken met het terugfokken van vee. Om dit experiment te doen slagen, werden massaal mensen uit hun natuurlijke gebieden verdreven en gedood. Ze zouden voor niets achteruit gaan.
Heinz en Lutz Heck
Historici menen dat aan de rassenpolitiek van Hitler een experiment met paarden en koeien aan vooraf ging.
Ludwig George Heinrich (Lutz) Heck was net als zijn broer Heinz een Duitse zoöloog. Lutz was ook directeur van de dierentuin, het Zoölogisch Garten in Berlijn. Hij kreeg in 1931 ook het Tierpark Hellabraunn in München erbij. Beide broers legden hun aandacht op inheemse dierensoorten, vooral dieren van Duitse oorsprong, zoals bv. beren, lynxen en otters kregen aandacht.
Sinds het begin van de jaren 1920 toonden de twee dierentuin-directeurs aan, dat het oerrund en het oerpaard (beiden uitgestorven), zich lieten terugfokken. Heck haalde vooral zijn inspiratie uit de Oud-Germaanse sage Siegfried die het eerste deel van het Nibelungenlied vormt. Hier wordt uitgelegd dat de Duitse krijger Siegfried wilde beesten neersloeg. Deze beesten zagen er erg sterk gespierd en woest uit net als de oeros.
Zo namen ze eind de jaren 1920 het initiatief tot verschillende kweekprogramma's. Ze waren van mening dat eigenschappen van verdwenen voorouders konden teruggevonden worden in de genen van gedomesticeerde rassen met primitieve kenmerken. Ze zochten daarvoor heel specifiek naar dieren die bepaalde kenmerken vertoonden. Lutz legde kuddes aan van verwilderde Corsicaanse koeien, Spaanse vechtstieren en andere runderen met woest uitziende kenmerken. Daarbij selecteerden ze nog op
agressiviteit, kleur, grootte en vorm van de hoorns. De twee dieren die ze graag wilden reconstrueren waren:
- De oeros (bos primigerius primigerius): de wilde voorouder van alle gedomesticeerd runderen, uitgestorven sedert 1627
- De tarpan (equis ferus ferus): de stamvader van de paarden, uitgestorven sedert 1887
Wat is een oeros?
De oeros is een rundras dat uitstierf rond 1627 waarvan de gedomesticeerde runderen van tegenwoordig afstammen. De schofthoogte van de oeros was rond de 160 cm en 185 cm. De schofthoogte van de oeroskoe was rond de 150cm. Ze wogen ongeveer 1000kg. De koe en het kalf waren roodbruin. De stier was zwartbruin tot zwart met een smalle lichte aalstreep over zijn rug en een witte ring om zijn kin en neus. De hoorns stonden naar voren gericht en naar binnen gekromd. Die waren ongeveer 80cm lang.
Wat is een tarpan?
De tarpan is een wild paard dat in Oostelijk Europa voorkwam. Het laatste exemplaar werd gezien in 1887. Ze hadden een vaalgrijze vacht met zwarte aalstreep over de rug tot de staart, rechtopstaande manen, een korte,dichte nek uitlopend op stevige schouders, een zwaar hoofd met bolle neuslijn, redelijke lange oren en een schouderhoogte van ongeveer 130cm.
Terugfokken
Het terugfokken kunnen we omschrijven als van tamme dieren weer wilde raszuivere dieren maken. Het is een soort van omgekeerd fokken. Lutz ging er vanuit dat genendeeltjes van de oeros of oerpaard voortleefden in onze koeien en paarden. Door kruising van de juiste dieren zouden de genen van het oorspronkelijk dier weer worden samengesteld, zodat je een uitgestorven ras weer kon herschapen. In München streefde Heinz datzelfde ideaal met paarden na tot het raak werd bij de tweede generatie nakomelingen op 22 mei 1933. Later lukte het ook met de oeros.
Maar deze dieren moesten nog in het wild geplaatst worden en hiervoor hadden ze een ideaal gebied nodig. De verwezenlijking van dit project en het tot stand komen van een natuurreservaat tijdens WO II ging gepaard met enorm veel leed.
Biologie viel samen met politiek
Het was Lutz die de terugkeer van deze dieren in verband bracht met de grootheidsmythe van het Duitse volk. De ideologie van de broers strookte toen ook met de partij die aan de macht kwam in 1933. De partij streefde ernaar om een etnische groep te maken met bepaalde psychische en lichaamskenmerken die raszuiver was, het Arisch ras. Lutz legde de nadruk op het idee dat door de aderen van deze herschapen oerdieren 'het zuivere bloed van de antieke bewoners van de Germaanse wouden' stroomde. Ze zagen dit als de wilde ossen en paarden van het Nibelungenlied. Lutz wist de nadruk te leggen op het maatschappelijk belang van het experiment. Hij legde uit dat raszuiverheid of omkering van de degeneratie van het Germaanse volk mogelijk was, door de juiste selectie te maken en tegelijkertijd de slechte elementen uit het ras te vernietigen.
Het nazi-visioen van het Derde Rijk was trouwens op legendes en mythes gebaseerd. Het Duitse volk werd toen opgevoed met verhalen van Tacitus en de sage van de 'krijger Siegfried'. Het Duitse volk geloofde dat Duitsers 'woud-mensen' waren. Ze geloofden dat hun voorouders op dieren van het woud jaagden en dit hun identiteit als ras hadden vormgegeven. 'De Romeinse Historicus Tacitus zei dat Duitsers een ongemengd ras leken te zijn dat zich niet vermengd had met andere rassen en op zichzelf bestond met blauwe ogen, koperkleurig haar en een enorm lijf.'
Het experiment van de broers Heck ging zo dan ook samen met het beleid in het Derde Rijk (1933-1945). Steun van de nazi's zou dus welkom zijn voor zijn project. Op 1 mei 1933 werd Lutz "steunend lid" van de SS en op 1 mei 1937 werd hij ook lid van de NSDP. Hij raakte bevriend met Herman Göring. Göring had tijdens de oorlog vele titels verworven maar hij was o.a. opperbevelhebber van de Luftwaffe. Hij was ook de officiële opvolger van de Fürher en vooral hij was Rijksjachtmeester. Door hofmakerij en het regelmatig organiseren van jachtpartijen wist Lutz subsidies te bekomen voor zijn project. Göring werd dan gezien als de beschermheer van het terugfokexperiment. Historische bronnen geven ook weer dat het streven naar zuiverheid binnen het ras ook werd nagestreven in het natuurbeheer.
Het Bialowieza woud
In 1938 werden de eerste oerossen op het Duitse jachtgebied in het Rominckabos uitgezet. Dit jachtdomein behoorde toe aan Göring en lag nabij de Russische en Poolse Grens. Ze wilden weten of de dieren in het wild konden overleven. Dit zorgde voor grote problemen in de bossen. De dieren waren zo wild dat ze een gevaar vormden en de bossen niet langer veilig waren voor mensen. Het grootste probleem was dat de herten, bedoeld voor de jacht, niet meer gevoederd konden worden. Ze kwamen tot de conclusie dat de dieren op een andere plaats moesten worden ondergebracht. Het ideale woud om er de dieren in het wild uit te zetten was het Bialowieza woud. Dit woud is het oudst bewaarde Europese laaglandoerbos dat nog in zekere mate in natuurlijke staat is. We vinden er natuurlijke reservaten gesticht in 1932. Er leven er wolven lynxen, herten, everzwijnen en bizons. Het ligt op de grens tussen Wit-Rusland en Polen.
Kort nadat de dieren uitgezet werden op Görings jachtgebied nam de Sovjet-Unie, Polen in bezetting. Hierdoor bleef het woud van Bialowieza, dat op dit gebied gesitueerd was, buiten bereik van Göring (omwille van het pact tussen Hitler en Stalin).
In 1941 vielen de Duitsers de Sovjet-Unie toch binnen en namen bezit van het Pools grondgebied dat was bezet door de Russen. Op die manier veroverden de Duitsers ook het Bialowieza woud dat erbij hoorde. Het was een verovering op de mens en op de natuur. Ze wilden er hun oerdieren in vrijlaten. Ze zagen de wissent en oeros als machtigste vertegenwoordigers van het Duitse woud. De oeros was de ultieme jachtuitdaging. Om dit te realiseren, hadden ze de bedoeling om de oude wouden van Germania te reconstrueren. Hiervoor moest het woud van al hun inwoners gezuiverd worden. Maar ook het natuurgebied moesten ze germaniseren door Duitse mensen, bomen en dieren uit te zetten zodat het hersteld zou worden in zijn oorspronkelijke staat.
Gesteund door Heinrich Himmler, leider van de SS en één van de belangrijkste organisatoren van de Haulocaust, wilde hij dat gebied zuiveren van zijn inwoners. Om hun idealisme na te streven, werden in drie jaar tijd meer dan 20 000 inwoners uitgedreven, gedeporteerd en gedood. Zowel Polen, Witrussen als Joden. De 'Endlösung' en één van de eerste 'bloedbaden' zou in het Bialowieza woud zijn begin gekend hebben. Het was het eerste 'jodenvrije' gebied. De enige mensen die in het woud zouden komen, zouden Duitse jagers zijn, net zoals in hun ideologie. Ze hechtten alleen belang aan sterke wilde dieren. Het tamme vee noemde ze gedegenereerde dieren en waren van weinig belang. Veel dieren die onbelangrijk waren, werden toen gewoon afgemaakt en hetzelfde beleid werd ook toegepast op mensen. Bijvoorbeeld de regels van de georganiseerde Duitse olympische spelen lieten toe dat, wie niet de perfecte prestaties brachten en slecht was, kon gedood worden. Hitler schreef in 'Mein Kampf'; "Wie niet fysiek en spiritueel gezond en waardig is, heeft niet het recht zijn lijden door te geven aan zijn kinderen."
Met deze gedachten werkten de Duitsers met vee, paarden en uiteindelijk ook met mensen.
Na de oorlog volgde voor Gröning een arrestatie in 1945 waarna hij een tijdje later zelfmoord pleegde. De gebroeders Heck werden niet gearresteerd en werden niet gezien als misdadigers maar gewoon als meelopers. Ze zetten hun beroep als zoöloog gewoon verder. Beide broers stierven in de jaren '80.
Wat is overgebleven van de experimenten van de oeros
Na de oorlog is het een raadsel wat er juist gebeurde met de oerossen die in het Bialowieza woud verbleven. Na een aantal jaren werden ze niet meer opgemerkt. Een mogelijke hypothese is dat ze gezien werden als producten van de nazi en gedood werden.
De experimenten van Lutz met runderrassen resulteren vandaag in een ras dat bekend staat als Heckrund. Heckrunderen worden ook weleens 'Hitlerskoeien' genoemd. In Vlaanderen werd het Heckrund opgepakt door de Afdeling Natuurpunt van de Vlaamse Overheid in de jaren 90. In 1999 beweerden zij de terugkeer van de oeros. De toenmalige directeur verbeterde dit en duidde aan dat de administratie zich wel bewust van was dat het fenotype van Heckrunderen niet overeenstemde met de uitgestorven oeros.
In Nederland vinden we de Heckrunderen terug in de Oostvaarderplassen en op de slikken van de Flakke. Daar heeft het rund bewezen dat ze op eigen poten kunnen staan. In 2010 waren er nog een 450 à 500 geteld.