Zeep, een schuimend stukje

Zeep in vroegere tijden
BabylonHet eerste bewijs van het produceren van zeepachtige producten dateert van rond 2800 voor Christus in het oude Babylon. Babyloniërs ontdekte de basismethode van het maken van zeep door vetten te koken met as en water. Zeep werd toen vooral gebruikt in de textielindustrie.
Het oude Egypte
Eén van de belangrijkste papyrus rollen die medische informatie bevat uit de tijd rond 1550 voor Christus in Egypte, is de Ebers papyrus, In deze rollen wordt beschreven hoe destijds in Egypte dierlijke en plantaardige oliën werden gemengd met alkalische zouten tot een zeepachtige substantie die werd gebruikt voor zweren, huidziekten en ook om het lichaam mee te wassen.
De Grieken
De oude Grieken wasten zich niet met zeep. Zij gaven de voorkeur aan water gemengd met klei, puimsteen, zand en as te gebruiken om zich te reinigen. Voor een zachte huid na deze toch wel wat ruwe wasbeurt, gebruikten ze olie om de huid mee in te smeren. Echter, in de 2e eeuw na Christus, vond de Griekse arts Galen het raadzaam om zich met zeep te wassen als preventieve maatregel tegen huidziekten.
De Romeinen
De Romeinen scrubden hun huid met zand of puim en gebruikten dan een stokje om de vuiligheid van hun lichaam af te schrapen. Ook de Romeinen gingen geleidelijk over op het gebruiken van zeep. Een bewijs hiervan is een zeepfabriekje dat gevonden werd in Pompeii, de stad die bedolven werd onder lava en as na een uitbarsting van de vulkaan de Vesuvius in 79 voor Christus.
De Germanen
Van de Germanen en de Kelten is het bekend dat zij as met dierlijk vet mengden dat vervolgens als zeep werd gebruikt en om hun haar mee te stylen. Haargel avant la lettre!
De Arabieren
De Arabieren waren de eerste die zeep maakten van olijfolie of olie van tijm en loog. Vanaf de 7e eeuw werd in de steden Basra, Nablus en Kufa zeep geproduceerd. Ze maakten geparfumeerde zeep, sommige zeep was vloeibaar en weer andere zeep was hard. Ook maakten ze speciale zeep voor het scheren.
Europa
In de 8e eeuw liepen de landen Italië en Spanje voorop in het maken van zeep. De zeep werd toen gemaakt van geitenvet en de as van berkenbomen. In ongeveer dezelfde periode begon Frankrijk met het maken van zeep gemaakt van olijfolie. Langzamerhand werden geuren toegevoegd aan het productieproces en werd er niet alleen zeep gemaakt om het lichaam mee te wassen maar ook zeep om mee te baden, scheren, haren te wassen en om kleding mee te wassen. Rond 1200 na Christus waren vooral steden als Marseille, Frankrijk en Savona, Italië bekende plaatsen waar zeep geproduceerd werd. Vanaf de 16e eeuw werd de zeep in het algemeen steeds beter. In plaats van dierlijke vetten werden toen vooral plantaardige oliën gebruikt.
Hygiëne in opkomst
Omdat men steeds bewuster werd van het feit dat er een relatie bestond tussen schoon zijn en gezondheid, dus een betere lichamelijke hygiëne, werd het maken van zeep een industrieel proces. De Franse wetenschapper, Nicholas Leblanc, maakte in 1791 patent op een werkwijze voor het maken van natriumcarbonaat uit normaal gangbaar zout. Een andere fransman, Micheal Chevreul, ontdekte in 1811 de relatie tussen de chemische kenmerken van vetzuren, glycerine en vetten. Met deze ontdekkingen nam de zeepproductie enorm toe.
In 1789 begon Andrew Pears met de productie van transparante zeep genoemd naar zichzelf "Pears Soap". Rond 1880 begon William Lever met het maken van zeep met de naam Sunlight. Deze zeep was voor die tijd van een goede kwaliteit voor een lage prijs. Zeep werd daardoor steeds meer een gemeengoed.
Zeeppoeder voor het wassen van kleding werd geproduceerd vanaf 1837 door Robert Spear Hudson. In 1916 werden synthetische wasmiddelen ontwikkeld in Duitsland. en kon zeep op grote schaal gemaakt worden, waarmee de zeepproductie zoals we die nu kennen op gang kwam.