Middeleeuwen: de Katharen, een fel vervolgde ketterbeweging
De Katharen waren de eerste grote ketterbeweging van de Middeleeuwen, in het zuidwesten van Frankrijk. De Katharen verwierpen de katholieke sacramenten en het kruis. Aanvankelijk werd er niet opgetreden tegen de Katharen. Na de moord op een pauselijke afgevaardigde besloot paus Innocentius III in 1208 tot een eerste kruistocht. Zijn opvolger, paus Gregorius, stelde in 1233 de inquisitie in. De felle vervolging door de katholieke kerk leidde in 1244 uiteindelijk tot de ondergang van de Katharen.
Ketterse bewegingen
De katholieke kerk kreeg in de middeleeuwen steeds meer kritiek te verduren: zucht naar de macht, geldsmijterij bij de inrichting van kerken en kloosters, vadsige monniken en priesters met een bedenkelijke (niet-celibataire) levenswandel. Als reactie hierop ontstonden er in de loop van de twaalfde eeuw allerlei ketterse bewegingen (ik beperk mij zo dadelijk tot het noemen van een drietal bewegingen) met een groeiend aantal gelovigen (ketters, want ze weken af van de rechte christelijke leer), De predikers van deze ketterse bewegingen zwierven, vaak met muilezel, door landelijke streken. Daar verkondigden ze hun afwijkende visie op de christelijke leer. Ze trokken steeds meer mensen weg van de in hun ogen afstandelijke en corrupte katholieke kerk.
In Lombardije probeerden de Humilaten (de nederigen) op dezelfde wijze te leven als de oorspronkelijke discipelen van Christus. De Waldenzen, afkomstig uit Lyon, waren volgelingen van Waldus (Peter Waldes), een rijke koopman die rondtrekkend prediker werd. Hij gaf het grootste deel van zijn rijkdom weg aan de armen. Het waren echter de Katharen (de reinen) uit de Languedoc, een streek in het zuidwesten van Frankrijk, die, meer dan enige andere ketterse beweging, de autoriteit en zelfs het bestaansrecht van de katholieke kerk ter discussie stelden. Dit bleef niet zonder gevolgen. Ze werden, zoals we nog zullen zien, fel vervolgd door de katholieke kerk.
Leer van de Katharen
De leer van de Katharen of Albigenzen (naar Albi, het centrum van het Kathaarse geloof) week sterk af van de leer van de katholieke kerk. De zielen behoorden volgens de Katharen toe aan de vader van de geest en het licht, die goed was en die gezien werd als een verlosser. De materiële zaken behoorden toe aan de vorst van de duisternis, die de materiële wereld en de tijd had geschapen. De ziel behoorde dus toe aan een andere God dan de materiële wereld.
De Katharen verwierpen de sacramenten en het kruis, dat zij een moordwapen noemden. Ze kenden slechts één sacrament, het consalamentum, een vertroostende wijding. Uitsluitend een kleine groep van volmaakten (perfecti of perfectae, de mannelijke of vrouwelijke predikanten van deze beweging) konden dit sacrament ontvangen, mits ze alle wereldlijke verleidingen (ook seksuele activiteiten) en het eten van vlees afwezen. Gewone gelovigen konden het consalamentum alléén op hun sterfbed ontvangen.
De Katharen vinden in de Languedoc. een welvarende streek in het zuidwesten van Frankrijk met een eigen taal (het Occitaans, die oc in plaats van oui (ja) gebruikten) en troubadours, veel aanhang onder de eenvoudige mensen, en later ook onder de aanzienlijken. Hun leer was vredelievend, sober, kende geen hiërarchie en geen ongelijkheid tussen man en vrouw, en wenste geen bezit of macht. De predikers werden geacht om hun sobere en oprechte levenswandel. De predikers trokken door stad en land om te preken en om het consalamentum aan de stervenden te verstrekken.
Bron: Onbekend, Wikimedia Commons (Publiek domein) Ingrijpen door paus Innocentius III
De kerk ondernam aanvankelijk weinig tegen de Katharen. In 1198 kwam daar verandering in. Paus Innocentius III, een jonge, nieuwe paus, gaat over tot actie. Pauselijke afgevaardigden werden naar de Languedoc gestuurd, om te zorgen dat de orthodoxie (katholieke geloofsleer) weer werd hersteld door prediking en bekering. De afgevaardigden van de paus boekten nauwelijks succes. Ook de dreiging met geweld had niet het gewenste resultaat. Toen in 1208 een pauselijke afgevaardigde werd vermoord, was dat voor paus Iinocentius III de druppel die de emmer deed overlopen. De tijd van prediking was voorbij.
De eerste kruistocht
Paus Innocentius III wilde wraak. Hij besloot tot een kruistocht (een heilige oorlog) tegen de Katharen. Hij deed een beroep op de machthebbers in het noorden van Frankrijk om een leger op de been te brengen. In de zomer van 1209 begon de eerste kruistocht. Een leger van ridders, bisschoppen, huurlingen en avonturiers gaat op weg naar de Languedoc, om de Katharen te onderwerpen aan de katholieke kerk.
Het leger bereikte op 22 juli 1209 de stad Bèziers, een bolwerk van de Katharen. De inwoners an de stad weigerden om de Katharen die zich in de stad bevonden uit te leveren. De kruisvaarders voerden een verrassingsaanval uit. Iedereen die hen voor de voeten liep werd gedood. Een kerk waarin 3000 inwoners een veilig heenkomen hadden gezocht werd platgebrand. Volgens schattingen stierven er die dag in Bèziers meer dan 9.000 mensen. De slachtpartij in Bèziers was kennelijk bedoeld om te laten zien dat de kruisvaarders het serieus meenden. Het nieuws over de wreedheden in Bèziers verspreidde zich snel. Veel steden gaven zich zonder strijd over: Carcassonne, Montréal, Mirepoix, Castres en Albi.
Gevangengenomen Katharen werden verbrand op grote brandstapels. Na de overgave van Lavour werden 300 ketters verbrand, in Minerve ongeveer 140. De brandstapels leidden niet tot een spoedig einde van de strijd. De meedogenloze strijd (beide partijen verminkten krijgsgevangen, maakten ze blind en gebruikten ze zelfs als schietschijf) duurde meer dan vijftien jaar. De kruisvaarders slaagden er aanvankelijk niet in om alle sporen van de Katharen van de aardbodem weg te vagen. Er ontstonden kleine geïsoleerde verzetshaarden, die de vlam van het Kathaarse geloof brandend probeerden te houden.
De inquisitie
In 1233 draagt de nieuwe paus Gregorius de kettervervolging op aan de Dominicanen. Het was het begin van de inquisitie. De Katharen konden hun geloof niet meer openlijk belijden. Ze liepen voortdurend het risico om te worden verraden. Een gerucht was voldoende voor een aanklacht. De schuld stond van te voren vast. Het benodigde bewijs werd door marteling en mishandeling verkregen. Na een openbare terechtstelling werden de Katharen levend verbrand.
Door de ketterij af te zweren en boetedoening te doen, kon een ketter zijn leven redden. Het doen van boete leidde tot het verlies van al zijn bezittingen. Hij werd gegeseld, ging ter kruistocht, en droeg als uiterlijk kenmerk jarenlang een groot geel kruis op borst of rug.
Het einde van de Katharen
De Katharen beschikten in 1243, na twee kruistochten (de tweede volgde enkele jaren na de eerste) en de vervolging door de inquisitie, nog over enkele Kathaarse vestigingen aan de de voet van de Pyreneeën. In de burcht van Montségur hadden meer dan 500 opgejaagde mensen een schuilplaats gezocht. Tijdens de derde kruistocht in 1243 werd de burcht langdurig belegerd. Met steenwerpers werden de muren van de burcht gebeukt. Uiteindelijk gaven de belegerden zich over.
Aan de voet van de berg werd in maart 1244 een grote brandstapel gemaakt. 210 Katharen werden onder toezicht van de inquisiteur levend verbrand. Daarmee eindigde de ketterij van de Katharen.
Lees verder