Dagbladzegel: belasting betalen om het lezen van kranten
In de negentiende eeuw had je geen toegang tot kranten, tenzij je tot de rijken behoorde. Over het lezen van dagbladen moest belasting worden betaald, anders mocht je ze niet kopen. Deze dagbladzegel maakte het oprichten van nieuwe kranten moeilijk. Toenemende protesten leidden tot de oprichting van het Anti-Dagbladzegel-Verbond en de afschaffing van deze belasting. In 2015 was er een voorstel om de btw van bladen te verhogen naar 21%. Sommigen noemen dit een moderne variant van de dagbladzegel.
De zegelrechtbelasting
In de negentiende eeuw leefden Nederlanders onder Franse bezetting. Een van de gevolgen was het betalen van belasting op kranten; de dagbladzegel. Ingevoerd in 1812, bestond een dagbladzegel uit de belasting aan de overheid voor het drukken van een krant. Dat bedrag werd doorberekend in de prijs van het dagblad of het abonnement dat je erop nam. Om te bewijzen dat de zegelrechtbelasting was betaald werd een stempel op de krant aangebracht. Een uitgeverij moest op dag- en nieuwsbladen, tijdschriften en advertenties in de kranten soms wel de helft van de bruto-omzet afstaan als belasting. Alleen kleine bladen kregen een tijdje vrijstelling.
Naast Nederland werd deze belasting ook geheven in veel andere West-Europese landen, de V.S. en Australië. In het buitenland heette de zegelrechtbelasting ‘taxes on knowledge’ of ‘impôt sur l'information’.
De stempelafdruk
De stempel op de krant als bewijs dat je zegelrechtbelasting had betaald, moest op ieder vel van de krant zichtbaar zijn, op straffe van boete aan de uitgeverijen als ze vellen gebruikten zonder stempel. Dat werd in 1828 veranderd in twee stempels. Een drukkerij moest de vellen papier eerst naar een plaatselijke belastingkantoor brengen. Prof. Dr. J.M.H.J. Hemels schreef dat dat waarschijnlijk nog op handkarren of met paard en wagen werd gedaan omdat dat de meest praktische vervoer was. Na het bestempelen werden de vellen weer naar de drukkerij vervoerd. Afhankelijk van het weer was het papier soms inmiddels vochtig geworden. Dit proces vond plaats in elf steden waar de krantendrukkerijen en de belastingkantoren zich bevonden.
Gevolgen van de dagbladzegel
De dagbladzegelkosten werden flink opgedreven. Over advertenties moest voortaan ook belasting worden betaald. In 1832 bedroeg de zegelbelasting al tweeënhalve cent. Daardoor werd het oprichten van nieuwe kranten niet alleen te duur en dus bijna onmogelijk, maar ook betekende dit dat alleen de hele rijke elite de dagbladen kon lezen. Een ander nadeel was dat kranten er vaak financiële problemen door kregen. Ze werden daarom geproduceerd in zeer klein formaat en erg dichtbedrukt waarbij ook de randen aan de zijkant werden gebruikt.
Lilliputterpers
De vrijstelling voor kleine bladen dankzij een nieuwe zegelwet in 1844, werd dankbaar gebruikt om om ‘lilliputters’ te produceren. Dat waren miniatuurkrantjes, ongeveer een-derde van een A4, met een lage prijs en protesteerden tegen de dagbladzegel. Ze werden in 1845 gepubliceerd door de lilliputterpers. Zowel de lage prijs als de kritiek tegen de regering maakten deze weekbladen razend populair tot groot ongenoegen van minister Van Hall (1791–1866). Met een volgende wetswijziging nog in 1845, zorgde hij dat voortaan over bladen van alle formaten zegelrechtbelasting moest worden betaald. De gehele lilliputterpers kon hij hiermee echter niet uitroeien. Enkele kranten wisten zich ondanks de zegelbelasting staande te houden:
- De Zierikzeesche Nieuwsbode
- de Meppeler Courant
- Tielsche Courant
De ironie
Voordat er belasting werd geheven op kranten, was er geen persvrijheid. De overheid controleerde vanaf de zeventiende eeuw de inhoud van de dagbladen. Er kwamen eigenlijk alleen nieuwsfeiten in. Er mocht niet teveel worden geschreven en geopinieerd over binnenlandse zaken. De berichten uit het buitenland mochten wel meer open en uitgebreid worden behandeld. Kranten berichtten dan ook meer over gebeurtenissen in steden als Parijs, Wenen, Londen en Frankfurt. Dit interesseerde eigenlijk alleen de hele rijken omdat zij bijvoorbeeld producten verhandelden in het buitenland of bij een bank werkten. Pas nadat de Fransen in de negentiende eeuw Nederland bezetten, kon men meer zelf bepalen wat men wilde drukken in de kranten. Helaas was toen het zegelrecht al ingevoerd, dus nog altijd konden gewone burgers niet lezen wat er nou precies allemaal gebeurde in Nederland.
Protest tegen dagbladzegel versus conservatief behoud ervan
Vanaf 1850 namen protesten tegen de dagbladzegel toe. Toch was het nog steeds niet mogelijk om de zegelrechtbelastingwet te veranderen. De conservatieven vooral gunden de kranten niet meer vrijheid. Als de arbeiderspers tot ruimere ontwikkeling zou komen, als dagbladen weer gemakkelijk konden worden opgericht, zouden ophitsende publicaties een slechte invloed hebben op de maatschappij volgens hen. Katholieke dagblad ‘De Tijd’ schreef:
‘Bij ons te lande is het lezen van dagbladen op verre na geen dagelijksch werk voor de groote menigte. (…) Waar is 't dan eigenlijk om te doen, als de tegenwoordige tijd er zoo op aandringt, om het volk door dagbladen te beschaven? Om de verspreiding van het ongeloof, en wij moeten het bekennen, geen beter voermiddel voor die verspreiding dan juist de dagbladpers, die de gelegenheid aanbiedt om het ongeloof overal langzamerhand en zeker binnen te smokkelen, waar zij anders nooit eenigen toegang zou kunnen vinden.’
Ook koning Willem III was tegen de afschaffing van de dagbladzegel. Hij vreesde politieke onruststokerij.
Het Anti-Dagbladzegel-Verbond
De dagbladzegel werd in België al in 1848 afgeschaft, terwijl er in Nederland nog altijd over werd gebakkeleid. Vijf Rotterdamse notabelen richtten in 1876 het Anti-Dagbladzegel-Verbond op. Er werd nu beter georganiseerd en met meer succes geprotesteerd tegen de zegelrechtbelasting.
Krachtige steun van M. H. van Lee
Maurits Hendrik van Lee (1832-1907) steunde het Anti-Dagbladzegel-Verbond en beïnvloedde deze kwestie met krachtige argumenten. Geboren in Amsterdam was hij opsteller van het Handels- en Effectenblad (Amsterdam) tot 1859, van 1861-1870 van L'Indépendance (Brussel) en sinds 1869 van de Moniteur des Intérêts Matériels (Brussel). Later zou hij bureeloverste worden bij de Ministerie van Openbaar Onderwijs (1878). Hij schreef:
- Het Zegelrecht der Dagbladen (1867)
- De Nieuwsbladen en het Zegelrecht (1869)
- Le Droit du Timbre sur les journaux en Hollande (1869)
- Brief van Vox (1868)
Deze boeken hielpen in de strijd tegen de afschaffing van de dagbladzegel. Verder schreef Van Lee regelmatig voor bladen als ‘De Nieuwe Rotterdamsche Courant’ en ‘Deutsche Zeitung’ (Weenen).
Op 19 augustus 1867 hield hij een invloedrijke rede op het taal- en letterkundig congres in Gent. Hij bewees met statistieken dat de ontwikkeling in Nederland achterliep en dat bijna ieder land in Europa meer persvrijheid bood vanuit de overheid. Daar werd de pers niet tegengewerkt door de belasting op kranten. Het Anti-Dagbladzegel-Verbond verspreidde de rede van Van Lee. Zijn argumenten beïnvloedden de verdere debatten over de dagbladzegel.
1869: afschaffing van het zegelrecht
De dagbladzegel stond weer op de agenda van het parlement. Van 11 tot 16 maart 1869 werd de afschaffing van de zegelrechtbelasting gedebatteerd. Wat de zaak hielp was dat de minister van Financiën, Pieter Philip van Bosse (1809-1879), liberaal was en de afschaffing ook steunde. Van Bosse was tussen 1848 en 1871 in zes kabinetten minister van Financiën. Geboren in Amsterdam, afgestudeerd in Leiden, was hij oorspronkelijk advocaat en fabrikant, voordat hij toetrad tot de staatsraad. Zijn dochter was Maria Bilders van Bosse (1837-1900), een kunstenares die voornamelijk landschappen schilderde. Onder minister Thorbecke (1798-1872) had Van Bosse al eerder de handel en scheepvaart geliberaliseerd. In 1870 zou hij de Postwet 1850 veranderen zodat in Nederland de briefkaart kon worden ingevoerd. Maar nu, in 1869, wilde hij de dagbladzegel herroepen. Koning Willem III probeerde zijn Wet tot afschaffing van het zegelrecht op gedrukte stukken en advertenties in nieuwspapieren door de Eerste Kamer te laten verwerpen. Dat mocht niet baten. De overheid schafte op 1 juli 1869 de dagbladzegel af.
De prijs van de kranten daalde tot de helft, zodat er weer kranten op normaal formaat konden worden gedrukt, op beter papier en in grotere oplagen. Ook verschenen ze nu vaker per week. Ze werden weer bereikbaar voor iedereen. Er kwamen een heleboel nieuwe dagbladen bij.
Het Anti-Dagbladzegel-Verbond reikte na de afschaffing van het zegelrecht een gedenkpenning uit aan Maurits van Lee. Het was vervaardigd door K. Wiener en is te bezichtigen in het Teylers Museum.
2012: professor pleitte voor herinvoering dagbladzegel in België
In 2012 ontstond in België een discussie over de herinvoering van de dagbladzegel na smakeloze reportages van een busongeluk in Sierre. Men hoopte daarmee te kunnen zorgen dat de pers weer verantwoordelijker zou omgaan met het nieuws. Dirk Voorhoof, professor mediarecht aan de UGent verklaarde volgens het blad 'De Rechtzetting' dat de media niet in staat is tot zelfregulatie:
‘Daarom zit er niks ander op dan de mediacensuur opnieuw in te voeren om de krantenredacties op het rechte pad te houden.’
Censoren zouden volgens de huidige economie te duur worden, dus vond Voorhoof de herinvoering van de zegelbelasting een uitstekend alternatief. Alleen kranten voor
'het meest kapitaalkrachtige publiek' zouden dan nog bestaan. Ook online, van nieuwssites tot en met twitteraccounts zou dan een zegelrechtbelasting gelden omdat zij immers ook persvrijheid hebben.
2015: debat over verhoging btw dagbladen in Nederland
De
heruitvinding van de dagbladzegel, noemde Piet Bakker het op journalismlab.nl in juni 2015: een voorstel om de btw te verhogen op dagbladen tot 21%. Er is een discussie gaande omtrent het afschaffen van het verlaagde tarief voor dagbladen van 6%. Een onderzoek van de Europese Commissie concludeerde in april 2015 dat het verhogen van het tarief voor dagbladen de oplages in één klap zou laten dalen. Ook komt de pluriformiteit van de nieuwsvoorziening in gevaar en neemt de werkloosheid toe als journalisten dan geen werk meer hebben.
Voor online kranten lezen geldt er een btw onder het hoge tarief, niet alleen in Nederland, maar ook in andere lidstaten. Er is een nieuw voorstel van Brussel, aangekondigd in de eerste helft van 2016, om de btw voor online publicaties te verlagen.