Scholtenboerderij Meenk en de Meenkmolen in Miste
Huize ‘Meenk’ ligt in Winterswijk-Miste, in de Achterhoek. Miste, werd ook wel Merste, Myst of Misede, genoemd in vroegere tijden. De scholtenboerderij Meenk is gebouwd omstreeks 1895 maar de geschiedenis van de plek waar huize Meenk staat begint al in de middeleeuwen. Huize Meenk was lang een scholtenboerderij met veel grond en pachtboerderijen in het scholtengebied Meenk. In 1851 is door de scholte van scholtenboerderij Meenk de opdracht gegeven om de Meenkmolen te bouwen.
Scholtenboerderij Meenk
De naam van scholtenboerderij Meenk wordt voor het eerst genoemd in 1349 met de naam erf Mrnekijnck in het rentmeesterboek van de heerlijkheid Bredevoort. Vanaf de middeleeuwen tot en met de 18e eeuw was de heerlijkheid Bredevoort een zelfstandig gebied met eigen wetten, straffen en horigen. Een horige was een boer die de boerderij huurde van de eigenaar van de heerlijkheid (of landheer) en de huur moest betalen in geld, in natura en onderdanigheid naar de scholtenboer toe. Een scholtenboer werd benoemd door de landheer om hierop toe te zien. In het rentmeestersboek van de heerlijkheid Bredevoort staat te lezen dat er in:
- 1504 ‘ontfangen is van Mrnekijnck thenroggen 2 molder 3 sch.’;
- 1507 ’ontfangen is van Menekinck 3 molder 1 sch.’;
- 1647 ‘Rentmr. Johan ten Haeghen: Meijnck 0-13-8 ½ sch. Miskoorn’.
Het betreft hier dezelfde plek waar huize Meenk staat.
Heerlijkheid Bredevoort
De heerlijkheid Bredevoort stamt uit de middeleeuwen. Het is een strategische plek waar in 1176 een kasteel gebouwd is omdat het een brede ‘voorde’ was, een doorwaadbare plek. In de boeken van de heerlijkheid Bredevoort is veel informatie te vinden over de horige goederen. De horige pachtboeren moesten éénmaal per jaar bij elkaar komen om de betalingen te doen en de actuele burgerlijke stand te registeren. In de heerlijkheid Bredevoort waren twaalf scholtenboeren waaronder de scholtenboer van Meenk Miste.
Twee voorhuizen verbonden door een tussenstuk
Meenk Roosen en de bewoners door de jaren heen
In de volksmond wordt de scholtenboerderij Meenk ook wel ‘Meenk Roosen’ of ‘Tenkink Roosen op Meenk’ genoemd. Veel scholtenboeren op Meenk hadden de achternaam Roosen, Tenkink of Bessinkpas. Achternamen door huwelijken zijn door de jaren heen bijvoorbeeld:
- In 1565 wordt Jan Roosen geboren op scholtenboerderij Meenk. Hij trouwt met Gertken en in 1610 wordt hun zoon Harmen geboren. Harmen Roosen trouwt met Deve Wissinck en ze krijgen een dochter, Aaltje Rosen, die trouwt met Jan Hendricksz Pijper.
- In 1694 trouwt Trijntje Meenk met Arend Jan Roosen en in 1793 trouwt Hanna Catharina Roosen (geboren op Meent Miste) met Roelof Tenkink. Hun kind Abraham Tenkink trouwt met Johanna Harmina Roerdink.
- In 1847 trouwt Harmen Jan Tenkink met Janna Geertruid Bessinkpas (9-3-1828).
Dat de scholtenboerderij Meenk een groot en belangrijk scholtengoed was van diverse families blijkt uit de vroegere gegevens. In Miste tot in het Woold en Ratum bevonden zich de pachtboerderijen van scholtenboerderij Meenk. Het aantal pachtboerderijen liep ongeveer in de twintig.
Huize Meenk wordt gerestaureerd
Beschrijving scholtenboerderij Meenk
Scholtenboerderij Meenk, bestaat uit twee voorhuizen, die verbonden zijn door een lager gebouwd tussenhuis. Het oorspronkelijke gebouw was met het achterhuis naar de doorgaande weg gebouwd. Dit was gebruikelijk bij grote scholtenboeren omdat de oogst zo gemakkelijk naar binnen gebracht kon worden. Het gebouw is eind 19e eeuw gesloopt en herbouwd met de voorkant naar de doorgaande weg. Anders dan in die tijd gebruikelijk was met het achterhuis naar de doorgaande weg. Een vrijstaande schuur naast de scholtenboerderij Meenk werd gebouwd waar het bedrijfsmatige gedeelte plaats vond. Het nieuwe woonhuis is ontworpen door de architect H. van der Schaaf (*1853 te Lippenhuizen -†1925 te Winterswijk), die in deze streek de architectuur voor restauratie van meerdere historische gebouwen op zijn naam heeft staan. De voorgevel is vrij symmetrisch ingedeeld en telt drie traveeën (een gelijke herhaling van ramen en/of deuren) waarbij de middenpartij wordt benadrukt door een pleisterwerkomlijsting. De symmetrie wordt enigszins onderbroken door de serreramen op de benedenverdieping.
De voordeur
De balkondeur
De uitbouw
De middenpartij in de voorgevel heeft een dakkapel onder de dubbele verticale deuren. De onderste deur, de voordeur, heeft twee treden in dezelfde kleur als de onderste rand langs de muur, de buitenplint. De voordeur bestaat uit twee panelen met een ruitje in elk paneel, een boogvormig bovenlicht en een omlijsting van wit pleisterwerk in de vorm van vooruit liggende bewerkte pilasters die zo een overkapping geven en die erboven een balkonnetje dragen met een tweede deur. De balkonafscheiding heeft een gedeeltelijk smeedijzeren balustrade. In de brede geprofileerde daklijst is boven de balkondeur in grote letters ‘Huize Meenk’ aangebracht. Het voorhuis bezit een prachtige stijlvolle uitbouw waardoor een overdekt terras op de begane grond ontstaat. De latere uitbouw heeft een stijlvolle uitstraling door de witte bewerkte stijlen als dragers en de grijze balustrade. Op de eerste verdieping bevindt zich de deur naar het balkon. Vermoedelijk hebben er in de zijwanden van de serre of terras glazen panelen gezeten.
De bewoners van huize Meenk
In het jaar 1900 komt Hendrik Christiaan Johan Roosen terug uit Weststellingwerf naar het Meenk in Miste als zoon van Gerrit Roosen en Josiena Hendrina Hesselink. Hendrick Christiaan werd in de omgeving ‘den olden Scholte’ genoemd. Een verhaal uit overlevering is dat scholte Hendrik Christiaan Roosen op Meenk als bemesting ‘slakkenmeel’ gebruikte om het land te bemesten. Slakkenmeel als afvalproduct van de hoogovens samen met guano, wat gedroogde uitwerpselen van dieren zijn. Na de Tweede Wereldoorlog moest, wegens financiële verplichtingen, de grond verpacht worden aan een andere boer die wél mest gebruikte. Door het hoge ijzergehalte en stikstofgehalte in de grond samen met de mest waren de oogsten zeer rijk. In 1913 trouwt H. C. J. Roosen met Johanna Harmina Tenkink en krijgen drie kinderen, waaronder Johanna Diena Roosen (17-4-1920). Zij gaat 10-9-1938 naar ’s Gravenhage. Sinds 2002 is scholtenboerderij een rijksmonument en anno 2017 keert de dochter van de huidige eigenaar, met schotse echtgenoot en drie kinderen, terug naar het Meenk. Anno 2017 wordt er al drie jaar hard aan de restauratie gewerkt aan de woningen aan de Huttenweg. Een pachterswoning werd omgebouwd tot koetshuis waar de ‘de gruwelbel’ in ere hersteld is. Van de toekomst van ‘huize Meenk’ is het de bedoeling dat deze economische kansen krijgt waar het vleugje historie van het verleden altijd voelbaar en zichtbaar zal zijn de bouw van een werkplaats ten behoeve van houtbewerking mogelijk wordt en huize Meenk wordt opengesteld voor KunstOER, een jaarlijks kunst-en-cultuur-evenement op 11 locaties die van cultuurhistorisch belang zijn, waaronder op huize Meenk.
de groewelbelle
Het koetshuis met gruwelbel
Op het erf werd eind 19e eeuw ten behoeve van het bedrijf, een vrijstaande schuur gebouwd. Deze schuur is in latere tijd gewijzigd en valt niet onder de rijksmonumenten. De vroegere alarmbel of gruwelbel die luidde voor de ‘helpedagen’ staat op het huidige woonhuis. De 'helpedagen' waar vroeger de klok luidde wanneer de scholte hulp nodig had, meestal in de oogsttijd en de pachtboeren moesten dan hun eigen werkzaamheden staken en werden verwacht op de boerderij. De bel heette dan ook in het dialect van de streek de 'groewelbelle' (gruwelbel).
De Meenkmolen
De Meenkmolen is gebouwd in 1851 als een beltmolen voor het malen van graan. De opdrachtgever en eigenaar H.J. Tenkink woonde op de scholtenboerderij Meenk en noemde de molen ‘Meenkmolen’. De scholtenfamilie Tenkink en Roosen verpachten de molen aan de molenaars van de familie Woordes en sinds 1952 is deze familie de eigenaar en molenaar van de molen. Na een restauratie in 1961 is er in 1988 een restauratie van twee jaar nodig om de molen in 1990 weer feestelijk in gebruik te nemen.