Van vlasstengels in vlaskolken tot linnen voor kleding
De lange vezels van de vlasplant zijn geschikt voor de kledingindustrie. De zaden van de vlasplant zijn geschikt om lijnolie uit te halen. Ongeveer acht eeuwen terug werd de vlasplant geteeld en handmatig bewerkt tot linnen. Om van de vlasplant linnen te maken werd het na de oogst gerepeld, geroot in vlaskolken, gehekeld, gekamd en gezwingeld. Dit gaf in vroegere tijden een extra aanvulling op de karige inkomsten van kleine boerenbedrijven.
Vlas
Vlas (Linum usitatissimum) is een plant uit de vlasfamilie (Linaceae). Het is een cultuurgewas dat al ruim acht eeuwen wordt gebruikt als grondstof voor de kleding- en olie-industrie. In vroegere tijden werd vlas handmatig verwerkt en sinds de industriële revolutie begin de 19de eeuw is er de omschakeling van handmatig naar machinaal.
Beschrijving van vlas
Uit de ondergrondse penwortel groeit een onbehaarde, ronde, naar boven vertakte stengel die tussen de 80 en 120 centimeter lang kan worden. Aan het eind van de vertakte stengel bloeit in juni de bloem die blauw tot witblauw of wit kan zijn. De bloemen bloeien maar even, ze gaan ’s morgens open en vallen na een paar uur af. De doosvrucht is bolrond en vormt met vijf kleppen die in een punt bij elkaar komen, een soort snaveltje. De zaden, die vrijkomen wanneer de kleppen openspringen, zijn 5 millimeter lang en glanzend.
Familie
Familie van vlas in Nederland zijn:
Gebruik
De vezels van de plant worden gebruikt voor linnen en de zaden voor lijnzaadolie. De vezel is een lange, dunne grondstof voor de kledingindustrie. De vezel heeft een lengte die ten minste drie keer groter is dan de doorsnede. Vlas hier het meest geschikt voor is vezelglas. De zaden van vlas worden geperst voor lijnolie. Vlaszaad wordt dan ook wel lijnzaad genoemd. Het vlas dat hier het meest geschikt voor is olievlas. Olievlas is korter dan vezelvlas en meer vertakt zodat er meer zaden zijn waar olie uit geperst kan worden. Lijnzaad heeft een hoog omega 3-vetzuurgehalte en is goed tegen een hoog cholesterolgehalte voor mensen en voor vogels is lijnzaad vogelvoer. Na het persen van de zaden wordt de lijnolie gemengd met houtmeel of kurk en wordt er linoleum van gemaakt en veekoeken (gemaakt van de schillen die overblijven na het persen).
Vlasgebruik in de 19de eeuw
In de eerste twee weken van april werd het vlas gezaaid. Ongeveer honderd dagen na het zaaien is het vlas rijp, het bloeit in juni. De oogst is de tweede helft van juli. De planten werden handmatig uit de grond getrokken en er werden bossen van gemaakt, ongeveer twee handen dik. De bossen werden rechtop tegen elkaar gezet zodat ze bleven staan en ze konden drogen (de vlaskapelletjes). Wanneer het vlas gedroogd was, ongeveer half augustus, werd het vlas gerepeld met een hekel. Dit repelen gebeurde met een plank met rechtopstaande ijzeren pinnen van ca. 30 cm groot (de hekel). Een bundel vlas werd handmatig over het uiteinde van de hekel geslagen met de bedoeling om de zaadbolletjes van het vlas te verwijderen. Dit was stoffig en ongezond werk. De zaadbolletjes werden met dorsvlegels gedorst om lijnzaad te krijgen.
Vlaskolk
Het roten
De bossen vlas werden daarna in het water gelegd om te roten, in gegraven vijvers speciaal voor vlas. Roten houdt in dat het de stengel gaat rotten en losgeweekt werd van de kern, de vezels. Na het roten werd het vlas eerst boven een smeulend vuur verwarmd om de stengels te breken en de buigzame vezels bleven intact (het braken). De kleine stukjes hout of ander materiaal dat er niet in hoorde werden eruit geslagen met een zwingel. Door een constructie van kleine draaiende molenbladen werd het harde omhulsel van de stengel verwijderd (het zwingelen). Na het zwingelen werd er gekamd (gehekeld) waardoor de lange vlasvezels gescheiden werden van de kortere vlasvezels.
Gekaard en gekamd
De lange vezels werden gekaard (vezels in dezelfde richting) en gekamd om ze geschikt te maken voor het garen om te spinnen (vlasgaren). Het vlasgaren werd geweven tot doek en na bleking gaf het gebleekt linnengoed materiaal voor de productie van beddengoed, kleren en onder andere ondergoed. De korte vezels (hede) werden gekaard en gesponnen tot grove draden voor onder ander de touwindustrie.
Lange vezels /
Bron: Kreta, Wikimedia Commons (Publiek domein)
De Kölke aan de Sniederdijk
Op de grens van De Heurne (gemeente Aalten) en Breedenbroek (gemeente Oude IJsselstreek) ligt aan het zandpad de Sniedersdiek, een fraai stukje natuur met een aantal vlaskolken die meer dan 160 jaar oud zijn. Het bos, in de volksmond de Kölke geheten was rond 1850 in het bezit van negen grondeigenaren. Ieder had er zijn eigen kolk om het vlas te roten. Drie van de kolken zijn in 2004 in ere hersteld door een werkgroep van het IVN (Instituut voor natuureducatie en duurzaamheid). De drie voormalige vlaskolken zijn hersteld om het oude te bewaren en om het natuurelement van de natte natuur in stand te houden. Door bomen en struiken weg te halen en oevers schuin te ontgraven zijn er paaiplaatsen gemaakt voor amfibieën. Het water van de afgegraven oevers zal sneller opwarmen wat de koudbloedige amfibieën graag hebben. Amfibieën zoals:
- kikkers;
- padden;
- salamanders.