De oorlog om Zeeland Bewestenschelde - 11e tot 14e eeuw
De provincie Zeeland kreeg haar 'Nederlandse' naam tussen de jaren 1162 en 1189, toen men het gebied voor het eerst Zeelandia noemden. Daarvoor was het gebied bekend onder haar Latijnse naam 'maritima loca' oftewel 'plekken aan zee'. Zeeland(ia) was een belangrijk gebied omdat er vele scheepvaartroutes doorheen liepen, waar men tol over kon heffen. En ook de in Zeeland aanwezige zeeklei, die zeer goed was om graan op te verbouwen, maakte de vele eilanden interessant. Het noordelijke deel van Zeeland werd beheerd door de graven van Holland, maar het zuiden door de graven van Vlaanderen. Omdat het 'middendeel' van Zeeland (nog) aan niemand toebehoorde probeerden zowel Holland als Vlaanderen dit gebied op te eisen.
Inhoud
Zeeland Bewestenschelde
Het eeuwenlange getouwtrek tussen Holland en Vlaanderen, ging over het deel van Zeeland dat Zeeland Bewestenschelde werd genoemd. Zeeland Bewestenschelde kwam grotendeels overeen met de huidige regio Midden-Zeeland en bestond uit de eilanden Walcheren, Zuid- en Noord-Beveland, Wolphaartsdijk, Borssele, Rilland en Baarland. Het noordelijke deel van de huidige provincie Zeeland werd toentertijd Zeeland Beoostenschelde genoemd en stond onder leiding van de graven van Holland. Het zuiden van de provincie Zeeland oftewel huidig Zeeuws-Vlaanderen, heette toentertijd Staats-Vlaanderen en stond onder leiding van de graven van Vlaanderen.
De elfde eeuw
In het jaar 1012 besloot keizer Hendrik II (973 of 978-1024) om Zeeland Bewestenschelde in leen te geven aan de graaf van Vlaanderen, Boudewijn IV (circa 980-1035). Omdat Zeeland Bewestenschelde grensde aan Zeeland Beoostenschelde, dat in handen was van de graaf van Holland, besloot Vlaanderen bij het uitbreken van de Investituurstrijd Zeeland Bewestenschelde in leen te geven aan de toenmalige graaf van Holland. Holland en Vlaanderen hadden aan het begin van de elfde eeuw een goede relatie met elkaar en toen de Hollandse graaf ruzie kreeg met de bisschop van Utrecht, besloten beide graafschappen hun band nog verder te versterken. De moeder van de (minderjarige) Hollandse graaf Dirk V (1054-1091) trad in het huwelijk met de Vlaamse graaf, Robrecht de Fries (1029 of 1032-1093), om zo de positie van haar zoon ten aanzien van Utrecht te versterken.
In de jaren die volgden werden grote delen van Zeeland Bewestenschelde - met hulp van de Vlaamse abdijen die er waren gevestigd - ingepolderd en bewoonbaar gemaakt. Op de schorren* en slikken** die ontstonden ging men schapen houden en graan verbouwen waardoor het gebied een steeds grotere rol ging spelen in de wol- en graanhandel. Naarmate de handel in Zeeland Bewestenschelde toenam steeg ook de welvaart en dus ook de inkomsten die graaf van Holland eruit verkreeg.
Toelichting:
Schorre*: Ook wel kwelder; een begroeide buitendijkse landaanwas die bij een gemiddelde hoogwaterstand niet meer onder loopt.
Slikken**: Een drooggevallen plaat die is gelegen in een getijdengebied. Slikken vallen droog bij laag water, maar komen onder water te staan bij hoog water.
De twaalfde Eeuw
In het jaar 1127 werd de Vlaamse graaf, Karel de Goede (circa 1080/1086-1127), vermoord en omdat hij geen rechtstreekse opvolger had brak er een strijd los om zijn titel. Graaf Floris III van Holland (circa 1140-1190) maakte na zijn aantreden handig gebruik van de onrust in Vlaanderen en voerde niet alleen een tolheffing in bij Geervliet, maar gaf ook de opdracht om Vlaamse schepen te kapen. Tot overmaat van ramp maakte graaf Floris III - samen met de heer van Beveren - ook nog aanspraak op het Waasland, waardoor de Vlaamse handel op meerdere punten werd belemmerd. Uiteindelijk was het de Vlaamse graaf Filips van de Elzas (1142-1191) die graaf Floris III in 1158 een halt toe riep en de opstandige Hollandse graaf weer aan zich wist te onderwerpen.
Graaf Floris III hield zich enkele jaren gedeisd, maar in 1166 joeg hij de graaf Filips opnieuw tegen zich in het harnas door weer tol te heffen bij Geervliet. Graaf Filips nam hierop graaf Floris gevangen en liet hem pas weer vrij nadat Floris had ingestemd met het Verdrag van Brugge (1167). In het Verdrag werd bepaald dat Zeeland Bewestenschelde zou worden geregeerd als condominium, wat betekende dat de soevereiniteit van het gebied moest worden gedeeld door Holland én Vlaanderen. Ook werden er door middel van het Verdrag diverse rechten toegekend aan de Vlaamse kooplieden, zoals het recht dat zij tolvrij konden handelen en dat geschillen tussen Hollandse en Vlaamse kooplieden moesten worden voorgelegd aan een Vlaamse rechter.
Driemaal is scheepsrecht
Vrijwel de gehele twaalfde eeuw werd de situatie in Zeeland Bewestenschelde bepaald door het Verdrag van Brugge, maar bij het naderen van de dertiende eeuw begon het tij voor Holland te keren. Aangezien graaf Floris III zijn gebied aanzienlijk had weten te vergroten was ook de macht van Holland flink toegenomen en in 1179 voerde hij wederom de tolheffing bij Geervliet in. Ondanks de protesten van Vlaanderen en het Verdrag van Brugge, bepaalde keizer Hendrik VI (1165-1197) in 1195 dat deze situatie mocht worden gehandhaafd. De Vlaamse graaf Boudewijn I van Constantinopel (1171-1205) weigerde zich neer te leggen bij de uitspraak van keizer Hendrik VI en opende dan ook de aanval op Holland en toenmalig graaf Dirk VII (geboortedatum onbekend -1203). Graaf Dirk VII zat op zijn beurt helemaal niet te wachten op een oorlog met Vlaanderen want hij had op dat moment zijn handen vol aan een ruzie met zijn jongere broer, Willem I (circa 1175-1222). Omdat graaf Dirk VII niet op twee fronten tegelijk strijd kon leveren besloot hij zelf de ruzie met Vlaanderen uit te vechten en stuurde zijn vrouw, Aleid van Kleef (geboorte- en overlijdensdatum onbekend), richting West-Frisia om zijn broer Willem I te lijf te gaan. Graaf Dirk VII wist de Vlamingen uit Zeeland Bewestenschelde te verjagen en Aleid won de strijd tegen haar zwager Willem I.
De dertiende eeuw
Kaart van Zeeland omstreeks 1274 /
Bron: V Tuyne, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Ongeveer een halve eeuw lang bleef het rustig tussen Vlaanderen en Holland, maar hier kwam een einde aan toen in Vlaanderen de Vlaams-Henegouwse successieoorlog uitbrak. In 1244 volgde Margaretha II van Vlaanderen (circa 1202-1280) haar kinderloze zus op als gravin van Vlaanderen en Henegouwen, waardoor er een ruzie ontstond tussen haar kinderen. Margaretha II was tweemaal getrouwd geweest en uit haar eerste huwelijk met de graaf van Henegouwen werden twee zonen geboren; Jan van Avesnes (1218-1257) en Boudewijn van Avesnes (1219-1295). Uit Margaretha's tweede huwelijk met de Vlaamse ridder van Dampierre waren vijf kinderen geboren, waarbij twee van haar drie zonen een belangrijke rol speelden in de ruzie, namelijk Gwijde III van Dampierre (1226-1305) en Jan I van Dampierre (1230-1258). Omdat zowel de broers Avesnes als de broers Dampierre van mening waren dat ze recht hadden op de grafelijke titel van Vlaanderen brak er een langdurige strijd uit die de Vlaams-Henegouwse successieoorlog werd genoemd.
In 1246 werd de Franse koning gevraagd om te bemiddelen in de ruzie tussen de halfbroers en hij bepaalde dat de titel van Vlaanderen toekwam aan Gwijde III van Dampierre en de titel van Henegouwen kende hij toe aan Jan van Avesnes. Maar beide broers hadden hier geen vrede mee. Aangezien moeder Margaretha II aan de kant van de 'Vlaamse' Dampierre's stond, besloten de 'Henegouwse' broers Avesnes hulp te zoeken bij een andere machtige graaf, namelijk graaf Willem II van Holland (1227-1256). Jan van Avesnes trad in het huwelijk met Willems zus Aleid van Holland (1228-1284) en verzekerde zich op deze manier van de steun van het Hollandse Huis.
Samenwerking met Holland
Twee jaar na het huwelijk tussen Jan en Aleid werd Willem II van Holland benoemd tot koning van het Heilige Roomse Rijk wat zorgde voor een ingewikkelde situatie. Officieel had Willem II als graaf van Holland, Zeeland Bewestenschelde in leen van Margaretha II en haar zoon Gwijde III en was dus leenman. Maar als koning van het Heilige Roomse Rijk was hij juist de leenheer van Margaretha II en Gwijde III, omdat zij Vlaanderen weer in leen hadden van het Roomse Rijk. Gezien zijn machtige positie schrapte Willem II op de Rijksdag van 1252 het leen van Margaretha II en Gwijde III en bepaalde dus dat hij niet langer leenhulde aan hen hoefde te betalen. Simpel gezegd eigende Willem II zich op dat moment Zeeland Bewestenschelde gewoon toe. Gwijde III liet dit, als graaf van Vlaanderen, natuurlijk niet over zijn kant gaan en hij ging de strijd met Willem II - en zijn halfbroers Jan en Boudewijn van Avesnes - aan. In 1253 leidde de ruzie tot de Slag bij Westkapelle waar Gwijde III niet alleen het onderspit dolf tegen zijn halfbroers Jan en Boudewijn en gevangen werd genomen, maar hij leed ook de zwaarste nederlaag uit de geschiedenis van het Vlaamse leger.
Vrede
In juli 1255 kwamen beide partijen nader tot elkaar en de broers Avesnes en Willem II sloten een wapenstilstand met Margaretha II en de broers Dampierre. Toen graaf en koning Willem II in januari 1256 om het leven kwam tijdens een offensief in West-Frisia besloten de halfbroers met elkaar om de tafel te gaan en in september 1256 sloten beide partijen, met hulp van de Franse koning Lodewijk XI (1214-1270) vrede. In de vredesovereenkomst werden diverse afspraken gemaakt. Zo werden de rechten van Holland op Zeeland Bewestenschelde opnieuw bevestigd, werd bepaald dat Holland leenhulde moest betalen aan Vlaanderen, dat Vlaanderen Holland moest compenseren voor de geleden oorlogsschade tijdens de Slag bij Westkapelle, dat graafschap Henegouwen toekwam aan Jan van Avesnes en dat Holland graaf Gwijde III van Dampierre moest vrijlaten.
De Vlaams-Henegouwse Successieoorlog wordt voortgezet
Na het sluiten van de vredesovereenkomst keerde de rust terug, tot de Henegouwse graaf Jan van Avesnes plotseling overleed. Zowel Margaretha II als graaf Gwijde III wilden een poging doen om Henegouwen en Zeeland Bewestenschelde weer in handen te krijgen door Holland de oorlog te verklaren, maar omdat de Vlaamse schatkist zo goed als leeg was ging dit plan in rook op. Ook in de jaren daarna bleef het touwtrekken om Zeeland Bewestenschelde. In 1290 kwamen de Vlaamse graaf Gwijde en Hollandse graaf Floris V (1254-1296) weer bijeen om te spreken over vrede, maar Gwijde overmeesterde Floris V bij deze ontmoeting en nam hem gevangen. Floris V werd vervolgens gedwongen om in te stemmen met het betalen van een schatting en leenhulde aan Vlaanderen en pas na zijn toezegging weer vrijgelaten. Aangezien graaf Gwijde het vertrouwen van Floris V van Holland had geschaad door hem gevangen te nemen, weigerde Floris V na zijn vrijlating simpelweg om de gemaakte afspraken na te komen en de Vlaamse graaf kon dan ook fluiten naar zijn geld.
Personele Unie
In 1296 overleed de Hollandse graaf Floris V en zijn minderjarige zoon, Jan I van Holland (1284-1299), volgde hem op. Aangezien Jan I was opgegroeid aan het Engelse hof en was getrouwd met de dochter van de Engelse koning, kreeg hij een aantal raadgevers toebedeeld die door de Engelse koning in eigen persoon waren goedgekeurd. In eerste instantie trad de Zeeuwse edelman, Jan III van Renesse (circa 1268-1304), op als regent, maar hij werd later vervangen door de heer van Veere, Wolfert I van Borselen (circa 1245-1299). Toen Van Borsele werd vermoord werd de Henegouwse graaf Jan II van Avesnes (1247-1304) - de achterneef van Jan I van Holland - aangewezen als regent, waarna Jan I hem op 27 oktober 1299 benoemde tot ruwaard voor de periode van vijf jaar. Twee weken na deze benoeming overleed Jan I van Holland op vijftienjarige leeftijd aan de gevolgen van dysenterie en omdat hij geen nakomelingen had verwerkt, stierf met zijn overlijden het Hollandse Huis uit. Als achterneef van Jan I erfde Jan II van Avesnes het graafschap Holland en Zeeland Bewestenschelde waarna hij Holland en Henegouwen verenigde in een personele unie.
De veertiende eeuw
Aan het begin van de veertiende eeuw stond Gwijde III van Dampierre nog steeds aan het hoofd van Vlaanderen, maar zijn ruzie met Holland om Zeeland Bewestenschelde was op de achtergrond geraakt door nieuwe problemen. Graaf Gwijde had het al enige tijd onenigheid met de - in 1285 - tot koning gekroonde Filips VI de Schone van Frankrijk (1268-1314) en had een verbond gesloten met de Engelse koning Eduard I (1239-1307) in de hoop Frankrijk buiten de deur te houden. Helaas was de Franse koning niet onder de indruk van dit verbond en hij bezette in januari 1300 grote delen van Vlaanderen. Graaf Jan II van Avesnes maakte handig gebruik van de onrust in Vlaanderen en wierp - zonder al te veel tegenstand - de Vlaamsgezinde fracties in Zeeland omver waardoor hij weer alle macht naar zich toe trok in Zeeland Bewestenschelde.
Opstand
Graaf Gwijde stond er ondertussen niet geheel alleen voor. Ondanks dat een deel van de Vlamingen Fransgezind was en de Franse troepen met open armen hadden ontvangen, was het andere deel van de bevolking juist Vlaamsgezind en tegen de overheersing door de Fransen. Op 18 mei 1302 kwamen de Vlaamsgezinde inwoners van Brugge als eerste openlijk in opstand tegen de Fransen tijdens de Brugse Metten en deze opstand bleek het startsein te zijn voor meerdere opstanden onder de Vlaamsgezinden. Op 11 juli 1302 wisten de Vlaamsgezinden de Fransen in de zogenaamde Guldensporenslag te verslaan waarna de rust in graafschap Vlaanderen terugkeerde.
Nu graaf Gwijde III geen last meer had van de Fransen kon hij zich weer richtte op het veroveren van Zeeland Bewestenschelde en omdat graaf Jan II van Avesnes zich tijdens de Guldensporenslag bij de Fransen had aangesloten was de woede van Gwijde alleen maar verder toegenomen. In februari 1303 opende graaf Gwijde de aanval op Henegouwen en hij bereikte op 2 april de plaats Lessen waarbij hij tweeëntwintig omliggende dorpen volledig in de as legde. Jans zoon, Willem III van Holland (1287-1337), nam vervolgens wraak op de Vlamingen door het eiland Cadzand te plunderen. Hierop mengde ook Gwijde's zoon, Gwijde van Namen (circa 1272-1311), zich in de strijd en hij stelde een vloot samen bij de stad Sluis waarna hij vervolgens richting het Sloe - gelegen tussen Walcheren en Zuid-Beveland - vaarde.
Vlaanderen verovert Zeeland
Willem III kreeg van zijn vader de taak om het gevecht met Gwijde van Namen aan te gaan, maar de Vlamingen wisten Walcheren en diverse omliggende eilanden al snel te veroveren. Jan II en zijn zoon Willem III begrepen dat ze aan de verliezende hand waren en in juli 1303 gingen ze akkoord met een wapenstilstand. Graaf Jan II werd gedwongen om de Zeeuwse eilanden tot aan de Maas, met uitzondering van Zierikzee, aan Gwijde van Namen af te staan. Na wat plundertochten in het noorden van Frankrijk te hebben gemaakt richtten de Vlamingen zich in het voorjaar van 1304 weer op Holland en Zeeland en maakten een einde aan de wapenstilstand. De Vlamingen trokken om Zierikzee heen en vielen Holland en Utrecht binnen waar het in maart 1304 opnieuw tot een treffen kwam tussen Gwijde van Namen en Willem III van Holland. Ook dit keer trok Willem III aan het kortste eind en hij kon niet voorkomen dat de Vlamingen Duiveland innamen en zijn oom, Gwijde van Avesnes (circa 1253-1317) die de bisschop was van Utrecht, gevangen namen.
Vrede van Parijs
De Vlamingen vielen vervolgens Holland binnen en vele steden gaven zich direct aan hen over. Alleen Dordrecht en Haarlem weigerden de Vlamingen binnen te laten en wisten, ondanks hevige gevechten, stand te houden. Uiteindelijk was het Witte van Haemstede (1280 of 1282-1321), een bastaardzoon van Floris V van Holland, die de veroverde steden wist te overtuigen weer de kant van Jan II van Avesnes en Willem III van Holland te kiezen. De steden gingen opnieuw het gevecht aan met de Vlamingen en dit keer met succes. Gwijde van Namen gaf zijn troepen de opdracht om zich terug te trekken uit Holland en Zierikzee te belegeren. Ook dit keer wist Zierikzee de Vlamingen buiten de deur te houden, maar omdat de strijd lang duurde dreigden de inwoners van Zierikzee te verhongeren. Jan II en Willem III riepen opnieuw de hulp in van de Fransen en de Franse koning stuurde een machtig Frans landleger om Zierikzee te ontzetten. Begin augustus stak het Franse leger de zuidgrens met Vlaanderen over en bereikte via een omweg Doornik. Vervolgens vond op 10 en 11 augustus 1304 de Slag bij Zierikzee plaats waarbij de Vlamingen werden verslagen door het Frans-Hollandse leger. Uiteindelijk ondertekenden beide partijen (pas) in 1323 de Vrede van Parijs, waarbij de Vlaamse graaf verder afzag van zijn rechten op Zeeland en Willem III erkende als graaf van Holland, Henegouwen én Zeeland. De rivier de Honte (de huidige Westerschelde) werd hierbij aangewezen als de grens tussen Vlaanderen en Zeeland.