Rookrituelen in het Oude Rome
In vele culturen zijn planten niet alleen inwendig in gebruik geweest maar ook uitwendig om bijvoorbeeld te verbranden. Het bekendste voorbeeld is natuurlijk onze tabak of Tabacum, maar het verbranden werd niet alleen in de vorm van een sigaret toegepast maar ook gewoon door de planten in het vuur te gooien om de rook als zodanig in te ademen of zoals nu terug in de mode is in de vorm van wierook (harsen) of in de vorm van smudgesticks (Indianen).
De oorsprong van het inademen van rook, die bij de verbranding van welriekende kruiden en harsen vrijkomt, moet gezocht worden bij prehistorische religieuze rituelen. Denk maar aan Druiden, Indianen en Sjamanen.
Doornappel en andere Nachtschadeplanten.
In het oude Rome werden er juist ook bij magische of religieuze rituelen veel gebruikt gemaakt van rookplanten. Het waren dan vooral inheemse Nachtschade-achtigen en Oosterse harsen die verbrand werden om een spirituele werking te veroorzaken. Lucanus somt in zijn werk Pharsalia een aantal rookplanten op die magische invloeden zouden kunnen hebben. Planten van het geslacht stramonium (doorappel), cannabis (hennep), hyoscyamus (bilzekruid), belladonna (wolfskers). Het zijn niet voor niks juist planten die later als heksenkruiden bekend werden. Verder waren het vooral harsen als olibanum, galbanum en asa foetida die in aanmerking kwamen als rookkruiden. Bij de verbranding komen behalve koolmonoxyde ook andere stoffen vrij die bij inademen psychische en fysische werkingen kunnen vertonen. Het Hooglied van Salomo spreekt over 'rookpilaren van mirre en wierook en allerlei poeder van de kruidenverkoper'. Zacharias die een rookoffer bracht, kon na het verlaten van de tempel niet meer zien en spreken 'en zij dat hij een gezicht had gezien' (Lucas 1:22-24). Het orakel van Delphi is een voorbeeld van trance, waarbij de priesteres Pythia de rook van verbrande doornappelbladeren inademde. Opstijgende rook ontsnapte veel minder aan de sociale controle dan het innemen van drugs en Apuleius moet zich dan ook verdedigen wanneer hij wordt beschuldigd van magie met rook.
Wierook bij de Romeinen.
In het Corpus hippocraticum werden verschillende gomharsen opgenomen die voor beroking dienstig zijn en een van de belangrijkste is wierook.
Wierook of Olibanum, een gomhars verkregen uit verschillende Boswellia-soorten, werd over de karavaanwegen vanuit het Oosten aangevoerd in in ongelofelijk grote hoeveelheden gebruikt in het oude Rome. Volgens Gaius Plinius moet keizer Nero bij de begrafenis van zijn echtgenote Poppaea Sabina de gezamenlijke Arabische wierook-oogst van een heel jaar hebben verbrand. Nero was ook de eerste die duidelijk de ontstekingremmende werking van wierook demonstreerde toen hij een kneuzing, opgelopen door een slag in zijn gezicht, met een zalf van was, wierook en thapsiasap wist te genezen. Thapsia garganica L., het Spaanse turbith, is een plant met giftig blaartrekkend sap, waarvan de wortel in allerlei zalven en pommades werd verwerkt.
In de katholieke kerkdienst werd het gebruik van wierook aanvankelijk als heidens beschouwd, pas in de tijd van Constantijn de Grote (c.350) werd bewieroken in kerkdiensten toegelaten. Dioscorides is vol lof over wierook en roemt de verwarmende, verdovende en adstringerende werking. Het hars was ook een bestanddeel van het wondermiddel theriak. Romeinse artsen maakten een druk gebruik van wierook in hun therapie; zo laat Rufus van Ephese een afkooksel van wierookschors als bloedstelpend middel gebruiken en Celsus beschrijft de verwerking van wierook in een aantal medicamenten en tegengiften. Vooral de zogenaamde mannelijke wierook, Thus masculinum, zo genoemd naar de scrotum-achtige vorm van de korrels, werd gewaardeerd om zijn potentieverhogende en conceptiebevorderende werking. Wierook was niet alleen een hoog gewaardeerd aromaticum waarmee men onaangename geuren van zweet en ranzige olie kon camoufleren, het kon ook olfactorische hallucinaties oproepen. De mogelijkheid dat bij verbranding van wierook hallucinogene stoffen ontstaan zoals tetrahydrocannabinol (THC), die ook in hennep en in de met wierook gebalsemde mummies worden aangetroffen, is niet uit te sluiten. De inhoudsstoffen olivetol en verbenol (een terpeenalcohol) zouden hierbij als pro-hallucinogenen kunnen optreden. Bovendien zijn in wierook stoffen met ontstekingremmende eigenschappen, maar zonder THC-werking aangetroffen.
Zijn onze katholieke en andere kerken een flauw afkooksel van de vroegere heidense tempelrituelen? Misschien is zo ook beter te begrijpen waarom gekerstende Huichol-indianen in Zuid-Amerika in hun mis-ritueel, gebruik zijn gaan maken van een hallucinerende Peyote-cactus om ‘echt’ contact te krijgen met het Goddelijke.
© 2009 - 2024 Herborist, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
De geneeskracht van doornappelDoornappelboom komt uit de nachtschadefamilie. De doornappel is niet eetbaar; hij is zelfs zeer giftig, Er zitten onder…
Wierook, gebruik en receptWierook betekend letterlijk 'gewijde rook' en is een samenstelling van een aantal stoffen als fijne kruiden, planten, bl…
Rooklucht verwijderen uit huisAls er veel gerookt is in een huis of auto ontstaat er een onaangename rooklucht die zich nestelt in alle hoeken en gate…
Bronnen en referenties
- Thus masculinum - Juniperus thurifera of J. lycia
Thapsia vlgs Dodonaeus Dit cruyt heet in Griecx Thapsia. In Latijn Ferulago ende Ferula sylvestris. In Arabeusch van Mesue Turbith/ ende dit es dat Turbith datmen in die medecynen van Mesue gheordonneert in die Apoteke behoort te ghebruyckene/ daert noch ter tijt immers hier te lande onbekent es/ want onder den naem van Turbith in die Apoteke wordt ghebruyckt die wortel van een geslachte van Tithymallen dat bladeren heeft ghelijck Porceleyne/ als wy breeder in onse Latijnschen Annotatien verclaeren selen.
In de Pharsalia, gebeurtenissen rond Pharsalus, wordt door Lucanus verslag gedaan over de burgeroorlog tussen Julius Caesar en Gnaeus Pompeius. Lucanus, M. Annaeus
Pharsalia, sive De bello civili Caesaris et Pompeji Lib X. Additae sunt in fine Hugonis Grotii notae [...] Amsterdam, Johannes Blaeu, 1643