Het christelijk geloof in de middeleeuwen tot de 11e eeuw
De gehele middeleeuwen worden gedomineerd door de opkomst en de beleving van het katholieke geloof. Toch zien we dat het geloof aan het begin van de middeleeuwen anders is dan op het einde van deze middeleeuwen. Zelfs de laatste “versie” van het geloof in deze tijd correspondeert niet met de vorm waarin wij tegenwoordig het geloof belijden.
Verspreiding van het geloof
In de vroege middeleeuwen zien we het christelijke geloof aan terrein winnen in Europa. Dit gebeurd niet zonder slag of stoot, maar wel in een razend snel tempo. De reden achter dit succes zijn niet zozeer oorlogen die gevoerd worden om het geloof op te leggen, maar meer de flexibiliteit van het christelijke geloof op dat moment. De oude gebruiken, feesten en rituelen worden namelijk direct opgenomen in het christelijke geloof, waardoor de nieuw bekeerden zich veel sneller konden identificeren met dit nieuwe christelijke geloof. Daarnaast heeft het christendom nog een aantal interessante aspecten die de opname van dit geloof doen versnellen; de christelijke god verklaard namelijk de wereld om hen heen veel beter en simpeler dan de oude goden dit konden. Ook legt het geloof, zeker in de beginperiode, de nadruk op het lijden. Het lijden in de huidige wereld is niet zomaar, het heeft een functie; daarnaast is dit lijden slechts tijdelijk, terwijl het eeuwige leven in het paradijs voor de eeuwigheid is.
Functie van het lijden
Dat laatste heeft vooral wat uitleg nodig. De gewone mens indertijd had het zeker niet makkelijk. Men werkte hard en zag de adel die genoot van de arbeid die zei zelf leverden. Om de status quo hierin zoveel mogelijk te houden verklaarde het christendom deze verschillen zoveel mogelijk met verschillende verhalen. Zo zijn er verhalen bekend over de ledematen van het menselijk lichaam, die uitgebeeld werden op het toneel. De armen en benen moesten ploeteren en hard werken, terwijl de maag slechts verteerde en vrat. De armen en benen kwamen hier tegen in opstand, waardoor de maag boos werd en staakte. Het lichaam stierf hierdoor. Met deze verhalen vertelde de kerk aan de mensheid dat iedereen zijn eigen functie had in het totale systeem. Men moest deze functie zo goed mogelijk vervullen, ook al leek het soms of anderen niets deden, om het systeem te laten werken. Als dit goed gebeurde zou men naar de hemel gaan.
Het vagevuur
Een andere opmerkelijke uitvinding uit de beginperiode van het geloof is de uitvinding van het vagevuur. Diverse kritische vragen werden namelijk aan het geloof gesteld:
- Niemand is zonder zonde, hoe kan iemand dan ooit in de hemel komen?
- Sinds de zondeval is geen mens zonder gebreken, wie kan dan ooit de hemel in?
Om deze lastige situatie uit de weg te gaan werd het vagevuur ontworpen: een plek waar men eerst naar toe zou gaan, mits de zonden niet te erg waren, om de resterende zonden uit te vegen. Men zou eigenlijk moeten zeggen weg te branden, want ook het vagevuur was geen prettige plek. Hier zou men een periode moeten blijven; een jaar, honderd jaar of tienduizenden jaren, echter men zou vanuit het vagevuur altijd terecht komen in de hemel. Als men dus zorgde dat men in ieder geval maar in het vagevuur terecht kwam, was de plek in de hemel al verzekerd.
Verstrengeling oude gebruiken en nieuw geloof
Wat we ook zien is dat de diverse oude legenden die zijn overgenomen door het christendom nogal eens voor verwarring zorgen; er ontstaan duivels die aardig zijn voor de mensheid. Iets wat volgens onze huidige beleving van het christendom niet mogelijk is. Of duivels die soms schrikken van de slechtheid van de mens. Een voorbeeld hierbij is een duivel die een vrouw moest verleiden, maar terugschrok toen hij haar masturberend aantrof. Hierop bedacht de duivel zich geen moment, maar trok zich angstig terug, bang voor de zondige mens.
Hoewel het geloof dus zeer flexibel blijkt te zijn in de beginperiode, legt het geloof ook zeer veel beperkingen op aan de mensen. Kleuren werden bijvoorbeeld slechts weinig gebruikt in het openbare leven, naast dat deze duur waren was er nog een reden voor het vermijden van kleuren. Kleuren waren namelijk ter verleiding, iets wat dus weer des duivels was. De kleurige pakken die wij kennen vanuit de middeleeuwen, komen dan ook vooral van schilderijen waarop iemand wordt uitgebeeld die slecht is. Als god had gewild dat wij allerlei kleuren droegen, had hij namelijk wel allerlei kleuren schapen op aarde gezet. Er waren slechts witte en zwarte, dus god wilde niet dat wij kleuren droegen. Naast deze beperkingen was er nog een veel ergere beperking aan het geloof: Het begon te ver van de mens af te staan, dit speelde vooral rond de 11e eeuw. De Latijnse teksten en preken waren niet begrijpelijk genoeg. Om hieraan te voldoen maakte de kerk een grote draai.
Betrokkenheid van het volk behouden
De zogenaamde bedelmonniken werden opgericht. Deze rondtrekkende monniken, bijvoorbeeld de Franciscanen, vertelden het woord gods in ruil voor een stuk brood. Daarnaast werden als extra offensief de heiligen nog eens extra sterk benadrukt, net als een veel sterkere nadruk op Jezus en Maria. Die laatste twee waren namelijk extra menselijk uit te drukken. Hierdoor raakte mensen weer sterker betrokken bij het geloof, maar het resultaat van exponenten hiervan was wel dat bijvoorbeeld Jezus op een gegeven moment te menselijk werd uitgebeeld: Er zijn voorbeelden van apocriefe evangeliën waarin Jezus in zijn puberjaren als een kwajongen wordt uitgebeeld, die bijvoorbeeld als hij verliest bij een spelletje zijn vriendjes dood. Het mooiste voorbeeld hiervan is als Jezus met zijn vriendjes wil gaan spelen, deze uit angst voor hem zich allemaal verstoppen in de ovens in de huizen. Jezus vraagt aan een van de moeders waar de kinderen zijn, die daar op antwoord dat zei het niet weet. Hierop wordt Jezus woedend en roept dat de kinderen dan maar allemaal in varkens moesten veranderen en opgegeten moesten worden! Spontaan veranderden alle kinderen in varkens en sprongen de ovens aan. Maria overtuigd haar zoon dan later om het weer terug te draaien. Deze verhalen tekenen wel de verregaande vermenselijking van Jezus en Maria in de middeleeuwen.