Zoethout, zijn geschiedenis
Zoethout. Dat zoet stokje om op te kauwen. Wie had ooit gedacht dat zo'n ouderwets snoepje al een eeuwenlange geschiedenis van medisch gebruik achter zich heeft?
Zoethout is zeker één van de oudst bekende plantaardige geneesmiddelen. De eerste melding van het gebruik van zoethout is waarschijnlijk die in de codex van Hammurabi ongeveer 2100 jaar voor Christus.
In de eerste Chinese farmacopee de Pen Tshao van Shen Nung waren 365 geneesmiddelen opgenomen waarvan 237 van plantaardige herkomst. Hierin werd zoethout gerekend tot de zogenaamde superieure of koninklijke middelen. Deze onderscheiding werd slechts toegekend aan planten die absoluut onschuldig waren en gebruikt werden voor veel gezondheidsproblemen.
Allerlei beroemde artsen en schrijvers van befaamde kruidenboeken hebben in de loop der eeuwen melding gemaakt van een groot aantal medische toepassingen van zoethout
- Hippocrates: genezing van ulcera, dorstlessend
- Theophrastus: dorstlessend
- Dioscorides: goed voor de bloedvaten, brandend maagzuur, kwalen van borst en lever, schurft, nierproblemen, dorstlessend, wondgenezend, oogziekten
- Plinius: goed voor de maag, mondzweren
- Galenus: bij koorts, bevochtigend, zoetmakend
En Hildegard von Bingen zegt dat zoethout aan de mens
een klare stem geeft, gelijk hoe hij gegeten wordt. Hij maakt zijn geest zacht, klaart zijn ogen, en maakt zijn maag mals voor de vertering. Dus ook de nu nog in gebruik zijnde toepassingen voor de luchtwegen en de spijsvertering worden vermeld.
Maar ook voor de geestesgestoorde zou de wortel van groot nut zijn,
'omdat hij de furie die in zijn hersenen zit uitdooft'.
Dodonaeus in zijn Capitel 31 Deel 6 Cruijdeboeck 1554
De 'Cracht ende werckinghe' die Dodoens toeschrijft aan het Gallisihout. Die wortelen van Gallissihout versueten die rouwe borste ende keele/ openen ende versueten die verstopte ende verladen longhene, brenghen den hoest tot rijpicheyt ende doen die fluymen lossen alsmense knout ende in den mont langhe tijt hout. Tselve doet oock tsap van den wortelen in der selver manieren ghebruyckt.
Tot den selven eynde/ zoo maecktmen in sommighe cloosteren van Hollant hoest coecken van den sape van Gallissihout met Gengebeer ende andere specie daer toe vermenght die alleen goet sijn tot den verouderden ende couden hoest ende dyerghelijcke ghebreken van der longhene ende borste.
Terecht wordt het zoethout door Dodoens voor de luchtwegen geadviseerd. ook nu wordt de wortel nog steeds verwerkt in hoestsiroop en hoestkoeken maken met gember en zoethout lijkt mij ook een goed idee.
Zoethout wordt professioneel ook tegen maagontsteking en maagzweer gebruikt. Ook die toepassing vind je in de oudste kruidenboeken van Dioscorides en Plinius terug.
Oudere wetenschappelijke onderzoeken
En in de vroegste wetenschappelijke onderzoeken van Busquet, Revers en Vincent vinden we de krampwerende werking op maag en darmen terug
- H. Busquet: L'Action modératrice de la Réglisse sur la contractilité de l'intestin isolé. Soc. de thérap. - 9 mars 1932.
- F.E. Revers: Traitement de l'ulcère gastrique par l'extrait de Réglisse. Observatie van 43 proefpersonen tussen 1ste en 8ste dag namen 3 x daags 1 koffielepel pasta van 100 g zoethoutpoeder + 50 g water. Nederl. Tijdschr. v. Geneeskunde - 25 sept. 1948.
- D. Vincent (prof.): La Réglisse, medicament antispasmodique. Bij intraveneuse injecties bij honden en proeven op geïsoleerde darmen van cavia's bleek een anti-acetylcholinergische en anti-histaminische werking. Revue de phytothérapie - oct. 1951.
- D. Vincent: Réglisse et histamine. Thérapie 1952.
- Leclerc: La Réglisse. Praktijkervaring van Leclerc met ophtalmologist Dr. F. Péril bij conjonctivitis (oogbad 5 % met infuus). Courrier médical - 28 jan. 1934.
- Leclerc: A propos de quelques applications inconnus de la Réglisse. Presse médicale 24 -aout 1935.