Het spelende kind in Middeleeuws Europa
In de Middeleeuwen konden kinderen maar kort kind zijn. Vanaf dat ze een jaar of zeven waren moesten zij zich gaan voorbereiden op het leven als volwassene. Toch werd er ook toen volop gespeeld. Spelen om te spelen, maar ook spelen om te leren..
Het kind in de Middeleeuwen
In de Middeleeuwen (500-1500 na Christus) was er in Europa weinig aandacht voor de ontwikkeling van het kind. Maar kinderen speelden natuurlijk wel. De tijd waarin kinderen echt kind konden zijn en spelen was echter niet zo lang. Was een kind een jaar of zeven oud, dan begon het zich al voor te bereiden op het leven als volwassene. Meisjes hielpen in de huishouding. Jongens leerden een ambacht.
Speelgoed
Uit die tijd is er niet veel speelgoed bewaard gebleven. Op speelgoedgebied waren er ook weinig nieuwe ontwikkelingen te bespeuren. Speelgoed werd thuis gemaakt door ouders of andere familieleden of elders door een handwerksman zoals bijvoorbeeld een houtdraaier, een pottenbakker en in mindere mate een metaalbewerker.
Materialen
De gebruikte materialen waren voornamelijk hout of been. Metaal was nogal kostbaar. Bekend zijn onder meer ballen, jojo’s, diabolo’s, fluitjes, knikkers, vliegers, speelgoedsoldaatjes, hobbelpaarden, trek- en duwbeesten. Ook met poppen werd gespeeld. Die waren gemaakt van hout of stof. In rijke families kwam ook speelgoed voor gemaakt van zilver, brons, glas of aardewerk. Dit was niet altijd bedoeld om echt mee te spelen. Speelgoed gemaakt van zilver had vaak alleen een decoratieve functie. Ook volledig ingerichte poppenhuizen waren meestal alleen bedoeld om naar te kijken en niet om mee te spelen.
Spelen is leren
In het spel werd de wereld van de volwassenen nagebootst. Spelen werd daarmee in feite leren voor later. Zo speelden jongens veldslagen na. Meisjes konden zich in hun spel alvast voorbereiden op hun toekomstige rol als huisvrouw en moeder.
Dans- en kringspelen
De scheidslijn tussen kind en volwassene was niet erg groot. Dansen en gebruiken van volwassenen leken veel op kinderspelen. Het spelletje “Groen is gras” dat wij nog steeds als kinderspel kennen is van oorsprong een keuzedans voor volwassenen. Bij de dans zongen de dames een paar regels van een lied. Daarna kozen alle jongens een meisje en werd er samen verder gezongen. Ook het alom bekende hinkelspel had oorspronkelijk een religieuze betekenis. Het uitgezette hinkelveld lijkt op de plattegrond van een kerk. Om een voorbeeld te geven. Bij het hemel-hel-aarde hinkelspel wordt van het beginpunt, de aarde een steen in een van de vakken genummerd een tot tien gegooid. Komt de steen in de hel, dan ben je af. De bedoeling is natuurlijk om in de hemel te komen. Daar kom je terecht als je het spel helemaal tot het einde hebt uitgespeeld.
Buitenspelletjes
Naast spelletjes die nog steeds worden gespeeld, zoals knikkeren, hinkelen en touwtje springen, werden er ook spelletjes gespeeld, die we nu niet meer kennen. Ook hiervoor werden vaak eenvoudig te verkrijgen materialen gebruikt bijvoorbeeld uit de natuur.
Tiepelen
Met een tiepelstok van ruim een halve meter werd de tiepel, een stokje van ongeveer 15 centimeter weggeslagen, eventueel opgevangen en teruggegooid door spelers in het veld. De tiepelstok was gemaakt van een veerkrachtige taaie houtsoort (eik, berk of es). De tiepel moest juist hard zijn en niet splinteren. Het was een iets gebogen stukje hout met soms puntige uiteinden.
Het spel is enigszins te vergelijken met slagbal of softbal.
Clossen (beugelspel)
Clossen was een balspel. Op een platte baan werd door middel van een slaghout een zware bal van wel 4 kilo door een ijzeren beugel geslagen. De uitdrukking “dat kan niet door de beugel” hebben we te danken aan dit spel.
Den stoc trekken
Dit spel is te vergelijken met touwtrekken
Keien of de cae schieten
Met een platte steen moest over het water worden gekeild.
Kootspel
Werpspel waarbij de botjes uit de voetwortel van een koe werden gebruikt.