Koningin Elisabeth, een populaire koningin der Belgen
Koningin Elisabeth van België was de echtgenote van Albert I. Elisabeth was een intelligente en kunstminnende vrouw die door haar sterke karakter respect en bewondering afdwong maar ook voor controversie zorgde.
Opvoeding en huwelijk
Elisabeth werd op 25 juli 1876 in
Possenhofen (Beieren, Duitsland) geboren als dochter van Karel Theodoor in Beieren, een bekend oogarts, en Maria José van Bragança, prinses van Portugal. Ze was de nicht en het metekind van Elisabeth van Oostenrijk, beter bekend onder de naam
Sisi.
De basis van de kwaliteiten die haar naam zouden maken werd tijdens haar jeugd gelegd. In het ziekenhuis dat door haar vader in
Tegernsee werd gesticht werd zij ingewijd en vertrouwd gemaakt met de geneeskunde. Haar vader verrichtte er onder andere kataraktoperaties. Zelf was hij geen onaardig musicus en hij gaf zijn liefde voor de muziek en de kunsten in het algemeen aan haar door. Daardoor begon ze te schilderen, te beeldhouwen en viool te spelen.
Op de begrafenis van een tante, Sophie in Beieren, een jongere zus van Sisi, onmoette zij prins Albert van België. Op 2 oktober 1900 trouwden zij en ze hadden drie kinderen (Leopold, de latere koning, Karel, regent tussen 1944 en 1951) en Marie-José.
Verpleegster
Tijdens Wereldoorlog I kwam Elisabeth als Duitse in een moeilijk parket terecht: ze werd ervan verdacht militaire geheimen aan haar vaderland doorgespeeld te hebben. Op eigen houtje nam ze wel enkele vredesinitiatieven. Terwijl haar man zich tussen de soldaten begaf in de loopgraven, werkte zij actief mee met het
Rode Kruis, verpleegde de soldaten en was een troost voor gewonde en depressieve soldaten. Ze assisteerde chirurgen zelfs bij operaties in de veldhospitalen. Ze kreeg er de bijnaam ‘
de Witte Engel van de IJzer’.
Filantropie
Haar interesse voor de geneeskunde en haar wens om zich te engageren om minder bedeelden te helpen kwamen tot uiting in filantropische stichtingen als het Nationaal Werk voor Oorlogsinvaliden (1920), het Werk der Oorlogsblinden (1923), de Geneeskundige Stichting Koningin Elisabeth (1926) en het Fonds Koningin Elisabeth voor Hulp aan de Inboorlingen (na een reis in Belgisch Kongo,1930).
Ook interesseerde zij zich voor Egypte en bestudeerde de rijke geschiedenis van het land. Onder invloed van
Jean Capart, een gerenommeerd Egyptoloog, verleende zij haar steun aan de oprichting van de Egyptologische Stichting Koningin Elisabeth en bezocht ze verschillende keren het land. Zij was een van de eersten om het graf van
Toutanchamon te bezoeken.
Weduwe
Na de dood van Albert I (omgekomen bij een val van de rotsen van Marche-les-Dames in 1934) trok zij zich helemaal terug uit het openbare leven, maar toen anderhalf jaar later ook
koningin Astrid verongelukte, zag zij zich genoodzaakt de zorg van haar drie kleinkinderen op zich te nemen.
Rechtvaardige onder de Volkeren
Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam ze opnieuw in de lastige situatie van een kwart eeuw vroeger terecht waarbij het op eieren lopen was om niemand voor het hoofd te stoten. Zij was evenwel begaan met het lot van de joden. Uit vrees voor de positie van haar zoon, Leopold III, kon ze dat niet openlijk aangeven, zodat zij zich in het geheim bezighield met het redden van joden. Waarschijnlijk was zij hierin succesrijk door haar goede contacten met de leiding binnen het Duitse Rode Kruis.
Voor haar inzet voor vervolgde en ondergedoken joden werd haar door de staat Israël in 1965 de Hebreeuwse eretitel ‘
Chassid Umot ha-Olam’ verleend, wat zoveel betekent als ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’. Hiermee kwam zij in het gezelschap van grote namen als paus
Johannes XXIII en
Oscar Schindler.
Tegendraads
Haar tegendraadse karakter kwam ook tot uiting tijdens de Koude Oorlog toen ze haar sympathie voor het communisme niet onder stoelen of banken stak en verschillende Oostbloklanden bezocht (Polen, de Sovjet-Unie, Joegoslavië) alsmede China waar ze sprak met grote leiders als
Tito,
Chroesjtsjov en
Mao. Het bracht haar de bijnaam
‘de rode koningin’ op. Dat de Navolanden en de Verenigde Staten in het bijzonder daar niet opgetogen over waren spreekt voor zich.
De basis van haar linkse sympathieën werd in de jaren twintig gelegd toen Elisabeth in contact kwam met pacifisten, kunstenaars en vrijzinnigen met linkse signatuur. Ze was tevens een goede vriend van de socialistische voorman
Camille Huysmans.
Beschermvrouw van de kunsten
Koningin Elisabeths interesse voor kunst en wetenschap bleek onder andere door de keuze van haar vrienden. Kind aan huis waren onder andere de natuurkundige
Albert Schweitzer, componist
Camille Saint-Saëns, violist
Eugène Ysaÿe, schilder
Eugène Laermans en dichter
Emile Verhaeren. Omdat ze met de kunstenaars die ze frequenteerde dweepte werden haar door roddeltantes soms relaties toegeschreven.
In 1951 werd het Internationaal Concours Eugène Ysaÿe naar haar vernoemd en werd zij beschermvrouwe van de Koningin Elisabethwedstrijd voor piano, viool en zang.
Koningin Elisabeth was een frêle vrouw met een sterk karakter, intelligent en altijd nieuwsgierig om dingen bij te leren en daarop dieper in te gaan. Zij wilde zich altijd een eigen opinie der dingen vormen. Hoewel ze van nature wat stijfjes was, een autoritair kantje had en zelden lachte, won ze door haar inzet voor de soldaten en haar menslievendheid het hart van de Belgen.
Elisabeth overleed aan een hartinfarct in 1965.