Nederlandse literaire gedichten over de herfst
Het najaar is al eeuwen een onuitputtelijke inspiratiebron voor dichters. In de moderne literatuur is herfst vooral een symbool voor verval en vergankelijkheid. Welke Nederlandse poëten schreven klassieke gedichten over de herfst? Tot de dichters die de beroemdste Nederlandstalige gedichten over de herfst schreven, behoren onder meer J.C. Bloem en Willem Kloos.
Thema: van oogst tot verval
Oogst
In de oudheid werd de herfst vooral beschouwd als de oogstperiode. Het Nederlandse woord herfst stamt deels ook af van hetzelfde woord als het Engelse woord 'harvest', dat oogst betekent. In veel streken was eeuwenlang de herfst een periode die men vooral met dankbaarheid in gedichten en liederen bezong, omdat men in die tijd veel kon oogsten, waarmee men de winter door kon komen. In de Romeinse literatuur is een hoofdpersonage in verhalen over de herfst vaak de god Vertumnus, die de boomgaarden beschermde en voor een rijke oogst van vruchten zorgde.
Verval
In de loop der eeuwen is de herfst als literair symbool van betekenis veranderd en is er steeds meer de nadruk komen te liggen op het verval van de natuur dat intreedt in de herfst. De twee dichters die in Nederland de klassiekste gedichten over de herfst schreven waren Willem Kloos en J.C. Bloem. Voor hen is het najaar inderdaad duidelijk een symbool voor verval en vergankelijkheid.
JC Bloem
Biografie
Wie het over het najaar in de Nederlandse literatuur heeft, zal het al snel over J.C. Bloem hebben. Jakobus Cornelis (Jacques) Bloem werd geboren op 10 mei 1887 in Oudshoorn en overleed op 10 augustus 1966 in Kalenberg. Hij was een afgestudeerde jurist en had in de loop der jaren diverse banen (onder meer als griffier bij verschillende rechtbanken). Geen van al die banen werd echter een groot succes, vaak als gevolg van de desinteresse die Bloem in zijn juridische werk had. Zijn leven stond namelijk grotendeels in het teken van drie dingen: poëzie, alcohol en luiheid. Twee leestips voor lezers die meer willen weten over het leven van deze dichter: het geweldige boek ‘Leven met J.C. Bloem’ van zijn ex-echtgenote Clara Eggink en de biografie die Bart Slijper over hem schreef: ‘Van alle dingen los - Het leven van J.C. Bloem’.
Grote thema's, hoog niveau, maar toch toegankelijk
Bloem heeft kwantitatief gezien een tamelijk klein oeuvre achtergelaten, maar zijn werk is vaak van een opzienbarend grote kwaliteit. Zijn grootste talent was, dat hij in zijn gedichten op kernachtige wijze over grote thema's kon schrijven en dat die gedichten enerzijds van een hoog literair niveau zijn, maar dat ze anderzijds ook buitengewoon toegankelijk zijn voor de modale lezer. J.C. Bloem schreef vaak over de vergankelijkheid en hij gebruikte daarbij dikwijls de herfst als metafoor. Hij heeft het ultieme gedicht geschreven over de ultieme herfstmaand november:
November
Het regent en het is november:
Weer keert het najaar en belaagt
Het hart, dat droef, maar steeds gewender,
Zijn heimelijke pijnen draagt.
En in de kamer, waar gelaten
Het daaglijks leven wordt verricht,
Schijnt uit de troosteloze straten
Een ongekleurd namiddaglicht.
De jaren gaan zoals zij gingen,
Er is allengs geen onderscheid
Meer tussen dove 'erinneringen
En wat geleefd wordt en verbeid.
Verloren zijn de prille wegen
Om te ontkomen aan den tijd;
Altijd november, altijd regen,
altijd dit lege hart, altijd.
J.C. Bloem: de dichter van aanvaarding en verzoening
Door veel lezers wordt Bloem beschouwd als een 'negatieve' en 'zwartgallige' dichter, omdat hij het zo vaak heeft over 'duistere' onderwerpen als de vergankelijkheid en de dood. Wie zijn verzameld werk echter goed leest, zal merken dat het helemaal niet klopt dat hij een 'negatieve' dichter zou zijn. Een groot deel van zijn oeuvre gaat juist over aanvaarding, over de verzoening met het lot. Daarom kan zijn poëzie in duistere tijden aan de lezer juist veel troost bieden. Een prachtig voorbeeld daarvan is het volgende najaarsgedicht:
De Gelatene
Ik open het raam en laat het najaar binnen,
Het onuitsprekelijke, het van weleer
En van altijd. Als ik één ding begeer
Is het: dit tot het laatst beminnen.
Er was in dit leven niet heel veel te winnen.
Het deert mij niet meer. Heen is elk verweer,
Als men zich op het wereldoude zeer
Van de miljarden voor ons gaat bezinnen.
Jeugd is onrustig zijn en een verdwaasd
Hunkren naar onvergankelijke beminden,
En eenzaamheid is dan gemis en pijn.
Dat is voorbij, zoals het leven haast.
Maar in alleen zijn is nu rust te vinden.
En dan: 't had zoveel erger kunnen zijn.
Willem Kloos
Biografie
Een andere Nederlandse dichter die prachtige poëzie over de herfst schreef was Willem Kloos. Willem Johannes Theodorus Kloos werd op 6 mei 1859 geboren in Amsterdam en overleed in Den Haag op 31 maart 1938. Tijdens zijn leven werd hij beschouwd als één van de allergrootste dichters van zijn generatie. Zijn beroemdste sonnetten bevinden zich in de bundel
Verzen uit 1894.
Kloos en de herfst
In de jaren tachtig van de 19e eeuw schreef hij verschillende prachtige gedichten, waarin hij de herfst als metafoor gebruikte. Willem Kloos kampte in die tijd vaak met psychische inzinkingen en dacht dat hij niet erg lang meer zou leven (enkele jaren na deze gedichten zou hij ook een aantal mislukte zelfmoordpogingen doen). Het lijkt in deze gedichten alsof er een stokoude man aan het woord is, die het einde van zijn leven ziet naderen, terwijl Kloos in werkelijkheid op dat moment een dertiger was. In de jaren negentig van de 19e eeuw werd Willem Kloos meermaals opgenomen in klinieken. Als gevolg daarvan herstelde hij enigszins van al zijn psychische problemen. Hoewel hij in zijn gedichten rond 1888 dus had voorspeld dat hij nog maar erg kort zou leven, zou het in werkelijkheid nog een halve eeuw duren voordat hij zou overlijden. Eén van de mooiste herfstgedichten van Kloos is 'Doodgaan I', dat hij in 1888 publiceerde in het tijdschrift De Nieuwe Gids:
Doodgaan I.
De bomen dorren in het laat seizoen,
En wachten roerloos den nabijen winter...
Wat is dat alles stil, doodstil... ik vind er
Mijn eigen leven in, dat heen gaat spoên.
Ach, 'k had zo graag heel, héél veel willen doen,
Wat Verzen en wat Liefde, -- want wie mint er
Te sterven zonder dees? Maar wie ook wint er
Ter wereld iets door klagen of door woên?
Ik ga dan stil, tevreden en gedwee,
En neem geen ding uit al dat Leven meê
Dan dees gedachte, gonzende in mij om:
Men moet niet van het lieve Dood-zijn ijzen:
De dode bloemen komen niet weêrom,
Maar Ik zal heerlijk in mijn Vers herrijzen.
Nogmaals Willem Kloos
Tot slot van dit artikel volgt hieronder nog een subliem gedichtje van Kloos over de vallende bladeren in de herfst. Voor dit gedicht van Willem Kloos geldt eigenlijk hetzelfde als voor veel goede gedichten van J.C. Bloem: enerzijds is het gedicht buitengewoon simpel qua woordgebruik, maar anderzijds heeft het een zeer kernachtige, literaire zeggingskracht.
De blâren vallen zacht...
Ik kan alleen betreuren,
Dat ik niet eens verwacht,
Wat eens nog kan gebeuren...
De blâren vallen zacht...