De kunst van de taal

De kunst van de taal De taal is een belangrijk element van de wetenschap, zo zegt Thijs Pollmaan in zijn boek ‘De Letteren als Wetenschappen’: “Taal is het voertuig van de wetenschap”. Door middel van taal kunnen wij kennis uitwisselen en taal maakt het redeneren mogelijk. Elk vakgebied hanteert zijn eigen normen voor het taalgebruik.

Informeel taalgebruik

Binnen de kunstgeschiedenis is het taalgebruik vrij informeel. Hoewel de schrijver van een kunsthistorisch onderzoek niet vaak vanuit de ik-vorm schrijft, maakt hij wel gebruik van de persoonlijk voornaamwoorden ‘we’ of ‘wij’. Zo zie je regelmatig in een inleiding van een essay een zin als ”In dit essay gaan we de volgende punten bekijken” of zoals in het handboek Art past, Art present “…we have held these as underlying assumptions”. Ook laat een auteur van een kunsthistorisch werk regelmatig zijn mening doorschemeren over welke kunststijlen hij of zij bijvoorbeeld wel of niet mooi vindt. Zo laat kunsthistoricus Ernst Gombrich in zijn boek The Story of Art duidelijk merken dat hij de Renaissancekunst uit Italië mooier vindt dan de kunst die op dat moment in het Noorden van Europa wordt gemaakt.

'Wat mensen bewonder, daar willen ze ALLES van weten'

De reden van het informele taalgebruik van de kunsthistorici is dat het hun taak is om de kunstgeschiedenis levend te houden. Zij moeten het kunstleven begeleiden en elke geïnteresseerde leek moet in staat zijn zichzelf op de hoogte te kunnen houden van de ontwikkelingen in de kunstwereld. Zo schrijft Thijs Pollmann “Wat mensen bewonderen, daar willen ze ‘alles’ van weten”. Ook om deze reden wordt er weinig gebruik gemaakt van moeilijke vaktermen en wanneer dit wel het geval is worden de termen vaak meteen toegelicht of is er een begrippenlijst toegevoegd.

Internationaal karakter

De kunstgeschiedenis heeft een sterk internationaal karakter. Engels, Italiaans, Frans en Duits zijn veelgebruikte talen in de kunstgeschiedschrijving. Er wordt dan ook vaak verwacht dat je deze of een aantal van deze talen kent. Citaten van belangrijke kunsthistorici worden ook niet altijd vertaald en ook bepaalde begrippen bestaan alleen in hun ontstaanstaal. De overheersende taal verschilt wel per kunstperiode. Zo overheerst het Duits in de geschriften over de antieke kunst omdat de Duitsers veelal de leiding hadden bij de opgravingen van deze kunststukken. De kunstbeschrijvingen die betrekking hebben op de Renaissance zijn dan bijvoorbeeld weer voornamelijk in het Italiaans omdat in Italië de invloed van de Renaissance het grootst was. De modernere kunststromingen als het impressionisme en het expressionisme zijn ontstaan in Frankrijk en daarbij speelt dus voornamelijk de Franse taal een grote rol. Buiten het feit dat het Engels de eerste wereldtaal is en daarom veel gebruikt wordt voor kunsthistorische publicaties worden ook de meeste moderne kunsten ontwikkeld in Amerika, zoals de Pop-art, de Experimental-art en Land-art.

Linguistic Turn

Zoals we al zeiden is taal een belangrijk element van de wetenschap. Deze belangrijke functie van taal werd versterkt door de ‘Linguistic Turn’.

“De ‘linguïstische wending’ is een term die verwijst naar de overweldigend belangrijke plaats van de taal binnen het gedachtegoed van de twintigste eeuw.”

Deze ‘Linguistic Turn’ had ook invloed op de kunstgeschiedschrijving. Door middel van teksten kon alles begrepen worden. Teksten omschrijven onze geschiedenis, ons heden en onze toekomst, maar ze beschrijven ook kunstwerken, het bestuderen van een kunstwerk wordt niet voor niets het ‘lezen’ van een kunstwerk genoemd. Natuurlijk kwam er ook een reactie op de overheersing van taal. De tegenstanders van de ‘Linguistic Turn’ vonden dat de visuele kunsten onafhankelijk moest worden van de taal. De visuele kunsten zouden een zuiverder denkwijze opleveren dan die van woorden. Uiteindelijk is er gekozen voor een middenweg, taal en visuele beelden zijn voortdurend met elkaar in interactie. Zo zegt onderzoeker Michael J. Parsons:

“We moeten dus niet langer denken dat woorden en beelden zuiver en onderling onafhankelijk zijn, noch dat ze hun eigen aard van denken ondersteunen.”

Paradigma's

Zo moet er in de kunstgeschiedenis bij een geschreven analyse van een kunstwerk een afbeelding ter toelichting aanwezig zijn en bij een afbeelding van een kunstwerk moet ook altijd een tekst ter toelichting worden toegevoegd.
Door middel van taal kan een wetenschapper dus zijn onderzoeken publiceren. Alle gangbare regels en visies die gelden binnen een bepaald vakgebied worden paradigma’s genoemd. Binnen de kunstgeschiedenis veranderen deze regels en visies niet vaak, want kunsthistorici komen niet vaak met nieuwe theorieën. Zo zegt kunsthistorica Kitty Zijlmans het volgende:

“… de kunsthistorische onderzoeker, die iets wil analyseren maar wie het aan de noodzakelijke theoretische onderbouwing ontbreekt: hij, of zij, kan het onderzoeksmateriaal beschrijven en rangschikken en zo nieuwe feiten toevoegen aan reeds bestaande, hij/zij kan ook trachten om het materiaal vanuit een abstract geformuleerd theoretisch kader te benaderen, waardoor nieuw licht kan worden geworpen op het reeds bekende.”

Context of Justification

Het is dus lastig om iets was in het verleden heeft plaatsgevonden te onderzoeken omdat er vaak een gebrek is aan bronnen en bewijzen, daarom richt een kunsthistoricus zich vaak op bestaande theorieën en probeert deze te weerleggen.
Beweringen die gedaan worden in onderzoeken moeten altijd goed onderbouwd worden. De onderzoeker moet dus op zoek gaan naar goede argumenten, de Context of Justificiation. Een kunsthistoricus kan niet altijd alles in zijn onderzoek bewijzen, en leert daarom om door middel van logische redeneringen dingen aannemelijk te maken. Deze uitspraken zijn dus niet te controleren en gebaseerd op de visie en mening van de onderzoeker. De kunsthistoricus Heinrich Wölfflin was het niet eens met deze werkwijze. Hij was opgevoed met een streng wetenschappelijke werkwijze en vond dat de kunsthistorische wetenschap teveel was gebaseerd op de persoonlijke mening van de kunsthistoricus. Hij verlangde naar een logisch gefundeerd oordeel opgebouwd uit gegevens van het kunstwerk zelf. Maar op die manier bestudeer je alleen het object zelf en kijk je niet naar de context waarin het gemaakt is. Zo bestaat de kans dat de onderzoeker een onvolledig beeld schetst.

Conclusie

In de kunstgeschiedenis speelt taal dus een belangrijke rol. Dankzij de taal kan een kunsthistoricus zijn bevindingen publiceren en beargumenteren. Maar een kunsthistorisch onderzoek kan niet alleen functioneren met taal, de visuele beelden zijn net zo belangrijk, ze kunnen niet zonder elkaar. Door middel van woorden kan een kunsthistoricus zijn onderzoek presenteren en de visuele beelden kunnen zijn beweringen ondersteunen of andersom.
© 2008 - 2024 Lisa2008, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Thuistaal en schooltaalThuistaal en schooltaalDe taal die kinderen thuis praten en de taal die kinderen op school gebruiken is niet hetzelfde. Er zitten twee belangri…
De relatie tussen taal, denken en werkelijkheidDe relatie tussen taal, denken en werkelijkheidTaal, het verwerven van taal en deze te gebruiken voor onderlinge communicatie is dat wat de mens onderscheidt van de di…
Wetenschappelijke kennis als afspiegeling van paradigma’sIn ‘The Structure of Scientific Revolutions’(1962/1970) ontwikkelde Thomas Samuel Kuhn een argument wat vaak wordt gezie…
Kuhn: Paradigma’s, Normale en Revolutionaire wetenschapKuhn: Paradigma’s, Normale en Revolutionaire wetenschapThomas Kuhn leefde van 1922 tot 1996. Als wetenschapsfilosoof was hij vooral bekend om zijn boek The structure of Scient…

Is dat nou typisch Romaans of toch Gotisch?Over de overgang tussen verschillende stijlperioden In de meeste kunsthistorische handboeken staat altijd keurig in een…
‘Ik zie, ik zie wat jij niet ziet!’‘Ik zie, ik zie wat jij niet ziet!’Beweringen die betrekking hebben op de waarneembare werkelijkheid vallen onder de empirische wetenschap. Ook de kunstges…
Bronnen en referenties
  • Wölfflin, H., Stijlbegrippen in de Kunstgeschiedenis (Utrecht 1960) Zijlmans, K., Kunst – Geschiedenis – Kunstgeschiedenis, Methode en praktijk van een kunsthistorische aanpak op systeemtheoretische basis. Diss. Leiden (Leiden 1990) Leezenberg, M. & Vries, G. de, Wetenschapsfilosofie voor geesteswetenschappen (Amsterdam 2001) Parsons, M. J., ‘Kunsteducatie en de accentverschuiving naar het beeld’, in: Volgt de Gids? Nieuwe perspectieven voor educatie en gidsing in kunstmusea (Brussel 2001) Wilkins, D.G., Schultz, B. & Linduff, K.M., Art Past, Art Present (New York 1997) Gombrich, E., The story of art (Oxford 1989) Pollmann, T., De letteren als wetenschappen (Amsterdam 1999)
Lisa2008 (30 artikelen)
Gepubliceerd: 04-03-2008
Rubriek: Kunst en Cultuur
Subrubriek: Kunst
Bronnen en referenties: 1
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.