De gekroonde laars van Michiel de Swaen
Michiel de Swaen (Duinkerke, 20 januari 1654 – aldaar, 3 mei 1707) was een heelmeester en een rederijker uit de Zuidelijke Nederlanden.
Personages
- Teunis: schoenlapper
- Maay: zijn vrouw
- Jaquelijn: hun dochter
- Joren en Kosen: Teunis’ knechten en Jaquelijnes vrijers
- Keizer Karel
- Ambroos: zijn lijfwacht
- Een hoveling
Het stuk speelt zich af in Brussel. Het spel begint ’s morgens en eindigt ’s anderendaags ’s middags.
Voorrede
Er wordt verteld over Teunis die het vastenavondfeest viert met zijn gasten. Ook keizer Karel is erbij, want die wil graag eten van de lekkere kapoen.
1ste bedrijf
Teunis maakt zich klaar voor het feest. Hij begint met Jaquelijn en Maay te twisten over Kosen en Joren. Uiteindelijk gebiedt hij hun om naar de markt te gaan en te kopen wat nodig is. Teunis drinkt een slok brandewijn want hij voelt zich oud en slecht. Hij praat tegen zijn vink. Hij roept Jaquelijn. Hij hoort haar uit over Kosen. Zij huilt want ze weet dat haar vader Kosen verkiest boven Joren, die zij lief heeft. Kosen zit er warmpjes bij. Zij wil enkel Joren. Door haar gehuil komt Maay, haar moeder op. Jaquelijn vertelt wat er scheelt. Maay wordt boos en zegt dat Jaquelijn voor Joren mag kiezen. Dan komt Teunis op. Maay confronteert hem met de situatie. Maay is boos dat Teunis zijn woord al aan Kosen heeft gegeven zonder haar toestemming. Maay dreigt ermee het af te stappen, terwijl Teunis dreigt met zijn spanriem. Jaquelijn is blij met de steun van haar moeder.
2de bedrijf
Ambroos kijkt waar Maay, die met de kapoen van de markt komt, binnengaat. Kosen klaagt over Jaquelijn. Hij ontmoet haar en laat zich wijsmaken dat hij bemind wordt. Hij vlucht als Joren aankomt die Jaquelijn wel wil aanhoren. Ambroos keert terug van zijn opdracht en gaat verslag uitbrengen. Ambroos vertelt dat de vorst de vrouw wou volgen die de lekkere kapoen als eerste kocht op de markt. Hij is verbaasd om de vorst zijn wil. Jaquelijn vertelt Maay over de man die achter hen stond en ook zin had in de kapoen. Maay vraagt of Jaquelijn nog groenten en fruit wil gaan halen. Ambroos achtervolgt Maay om te weten waar ze zal binnengaan. Kosen gaat bijna kapot door verdriet. Hij vraagt zich af of Jaquelijn het wel waard is. Jaquelijn doet alsof ze verliefd is op Kosen. Dan komt Joren op. Kosen loopt weg want hij wil niet dat Joren jaloers wordt. Joren vertelt aan Jaquelijn dat hij ijzeren platen heeft laten maken. Kosen heeft immers tegen zijn schenen gestampt. Hij heeft ook gehoord dat Teunis Kosen verkiest (omwille van zijn geld). Jaquelijn zegt dat ze verliefd is op Joren, maar ze moet dringend door anders is haar moeder boos. Ambroos ontdekt dat Maay een schoenlappersvrouw is. Ambroos vertelt dat iedereen van een lekkernij houdt (hoe arm of hoe rijk ook). Hij denkt dat de lust van de vorst zo ver gaat dat hij zeker bij hen zal gaan eten.
3de bedrijf
Joren klaagt over zijn liefdespijn. Maay is bezig met koken. De keizer is met Ambroos op weg naar Teunis. Hij wordt binnengelaten en onvriendelijk aangesproken. Toch belandt hij uiteindelijk aan tafel. Als zijn gastheren slaperig worden, vertrekt hij. Joren spot met de dronken Kosen maar wordt zelf ook dronken. Joren klaagt over zijn liefdesverdriet. Hij is zelfs al naar de dokter geweest. Die zei dat hij zijn medicijn enkel bij Jaquelijn kan krijgen. Maay vraagt Joren om hulp. Ambroos en de keizer zijn onderweg. Ambroos zegt dat de keizer veilig is, maar de keizer voelt zich overal veilig. Joren lacht Kosen uit omdat hij dronken is. Hij vertelt hem dat als hij Jaquelijn wil trouwen, hij dan wel het drinken en roken moet laten. De keizer klopt aan. Hij vraagt om zijn schoenen te lappen. Teunis zegt dat hij ’s nachts geen schoenen lapt en zijn eten er niet voor zal laten. Hij wil de keizer wegsturen en is onvriendelijk. Pas als de keizer wijn belooft, mag hij mee aan tafel. Ambroos wil ook graag mee aan tafel, maar mag niet. Hij eet en drinkt stiekem mee van de anderen. Er wordt gezongen en gedanst. Joren vraagt achter de laarzen, maar de keizer zegt dat hij hier nu niet meer aan denkt. Iedereen wordt moe en is dronken. De keizer verlaat het gezin. Ondertussen wordt ook Joren dronken, terwijl hij Kosen aan het uitlachen is om zijn dronkenschap. Hij ziet Kosen voor Jaquelijn aan.
4de bedrijf
Ambroos gaat op weg om Teunis met de zijnen aan het hof te dagvaarden. Joren en Kosen proberen de liefde van Jaquelijn te winnen. Teunis komt vervolgens op; hij berispt zijn dochter en spreekt ten gunste van Kosen. Ambroos komt in de kelder en verschrikt het hele gezelschap door zijn dagvaarding. Kosen laat uit angst zijn baas in de steek en vertrekt. Joren blijft getrouw. Ambroos komt op, als een deurwaarder uitgedost. Joren wordt wakker naast Kosen. Hij ziet wat er gebeurd is. Hij geeft Kosen nog wat brandewijn, zogezegd om hem beter te maken. Dan komt Jaquelijn op en ziet ze Kosen dronken liggen. Hij vraagt Jaquelijn om vergiffenis, maar die is ontzettend kwaad. Jaquelijn jaagt Joren op door te zeggen dat geld belangrijk is. Dan vertelt ze dat ze de liefde belangrijker vindt. Teunis komt op en wordt kwaad omdat Joren zijn dochter aan het verleiden is. Hij vraagt waar Kosen is. Hij beveelt Jaquelijn om bij Kosen te gaan zitten. Zij weigert want zij vindt dat hij stinkt naar de drank. Teunis wordt kwaad. Joren maakt smerige opmerkingen over Kosen. Dan komt Maay op die kwaad wordt omdat Teunis Kosen verkiest voor hun dochter. Ambroos komt binnen en vertelt hen dat ze voor het hof moeten verschijnen. Teunis vraagt Kosen om hulp en geld. Kosen zegt dat de zaak hem niet aangaat en verdwijnt. Maay zegt dat hij de verrader moet laten gaan. Joren belooft wel eeuwige trouw aan zijn meester. Teunis vraagt zich af hoe hij Joren kan belonen.
5de bedrijf
Teunis is met de zijnen onderweg naar de keizer. Hij wordt door Joren getroost. Als hij voor de keizer komt, raakt hij in grote angst en verwarring. Later, als hij door de beminnelijkheid van de keizer is gerustgesteld, vraagt deze wat hij als beloning voor het maal met de kapoen wenst. Teunis vraagt en krijgt de eer om in de ommegang een gekroonde laars op het wapen van zijn ambacht te dragen. Daardoor verheugd, stemt hij in met de verloving van zijn dochter met Joren.
Joren troost zijn meester. Die vraagt zich af wat hij in godsnaam mis heeft gedaan. Hij is altijd een goed mens geweest en heeft nog nooit iemand bedrogen. Hij denkt dat Passchier, de touwer, hem een poets wou bakken. De keizer komt en zegt dat er geen straf is. Ambroos heeft dit blijkbaar verzonnen, omdat ze eerst zo onbeleefd ontvangen werden. Teunis noemt zijn huis zijn kelder. De keizer vraagt wat Teunis wil als beloning. Ondertussen vertelt Teunis dat Joren met zijn dochter mag trouwen.
Narede
Het gaat er vooral om dat Teunis bij zijn schoenlapperij is gebleven. Hij heeft niets duurs aan de keizer gevraagd, maar enkel wat eer. Hierdoor is hij een gelukkig en “rijk” man.