Mozes en het geheim van de berg Sinaï

Hoe krijgen mensen macht over andere mensen? Veel mensen zullen Mao tse Tung naspreken en zeggen: macht komt uit de loop van een geweer. En het valt niet te ontkennen: zonder wapens geen macht. Maar aan wapens als zodanig heeft de machthebber niets. Het gaat om de mensen die de wapens dragen en gebruiken. Wat is de bron van zijn macht over deze mensen? In het bijbelverhaal Exodus wordt een tipje van deze sluier opgelicht. De bron van de macht ligt op een berg. Verhuld in wolken en nevels. ‘Daar Mozes zag, dat het volk teugelloos was – want Aäron had het de vrije teugel gelaten, tot spot voor hun tegenstanders – ging Mozes staan in de poort van de legerplaats en zeide: Wie is voor de HERE? Die kome tot Mij! En tot hem verzamelden zich al de Levieten. En hij zeide tot hen: Zó zegt de HERE, de God van Israël: Ieder gorde zijn zwaard aan zijn heup en ga heen en weer door de legerplaats van poort tot poort en dode, ieder zijn broer en ieder zijn verwant en ieder zijn naaste. De Levieten deden naar het woord van Mozes en er vielen van het volk op die dag ongeveer drieduizend man. Mozes nu zeide: Weest heden de HERE gewijd – want ieder was tegen zijn zoon en zijn broeder – en wel om heden een zegen over u te brengen.’


Bloedbad

De wereldliteratuur kent vele beschrijvingen van massamoorden, maar die zijn meestal afkomstig van toevallige overlevenden of van buitenstaanders, die proberen de gruwelen te reconstrueren. In het bijbelboek Exodus komt de getuigenis van binnen. Hij is afkomstig van de massamoordenaar zelf, Mozes, die te boek staat als auteur van het bijbelboek Exodus. Zoals dat met mythische persoonlijkheden vaker het geval is: niemand weet zeker of Mozes werkelijk bestaan heeft. Het meest waarschijnlijk is, dat hij door latere geleerden is samengesteld uit meerdere historische figuren. Maar dat maakt zijn getuigenis niet minder belangwekkend. Integendeel. Mozes’ woorden zijn de ontboezemingen van een welbewust gecreëerde sociale constructie, van één van de eerste virtuele actoren die de mensheid geschapen heeft. In Exodus laten de geleerden die Mozes geconstrueerd hebben hem onder zijn eigen mensen een bloedbad aanrichten. Ze laten er geen misverstand over bestaan, dat dit bloedbad een driedubbel doel dient:

  • Mozes herstelt er zijn eigen gezag mee, dat door andere aanvoerders aangevochten werd; hij onderdrukt Aäron’s greep naar de macht;
  • Mozes kweekt er een bevoorrechte elite mee (de Levieten), die zich van de overige Israëlieten onderscheidt, doordat ze toont absoluut loyaal aan hem te zijn;
  • Met behulp van deze toegewijde bende van moordenaars richt hij een theocratisch schrikbewind op.

Gouden kalf

Mozes geeft bevel tot de moord als hij – met twee stenen tafelen onder zijn arm – de berg Sinaï afdaalt en merkt dat Aäron de Israëlieten in een nieuwe godsdienst ingewijd heeft: de aanbidding van het gouden kalf. Het gouden kalf is een groot beeld, dat gemaakt is door de gouden sieraden die ieder bezat te verzamelen, te smelten en in de vorm van een kalf te gieten. Als Mozes terug komt van de berg, waar hij naar eigen zeggen met zijn god gesproken heeft, treft hij dus een buitengewoon bedreigende situatie aan. Aäron is de hogepriester geworden van een godsdienst, waar Mozes geheel en al buiten staat.

Aäron’s godsdienst is een godsdienst zoals die onder veel primitieve volkeren voorkomt. Ze stelt een heilig voorwerp centraal, dat voor alle leden van de gemeenschap een hoge waarde vertegenwoordigt en waaraan alle leden van de gemeenschap een bijdrage geleverd hebben. Mozes weet: als een volk zich eenmaal rond een dergelijk voorwerp geschaard heeft, dan is dit voorwerp en het stelsel van rites daaromheen de allesoverheersende gemeenschappelijke bindingsfactor geworden. Twintigste eeuwse psycho-analisten zouden zeggen: het hoogste gemeenschappelijke liefdesobject. Zijn tocht naar de toppen van de berg Sinaï had echter tot doel de Israëlieten een liefdesobject aan te bieden met hemzelf in de rol van hogepriester. Hij beseft dat hij te lang is weggebleven. De Israëlieten snakken klaarblijkelijk naar een gemeenschapssymbool en terwijl hij in eenzaamheid zat te mediteren heeft zich dat beneden hem in het kamp ook zonder hem uitgekristalliseerd.

Teugelloos

De vraag is nu: wiens god is de sterkste. Die van Mozes, die een heilig tabernakel wil, of die van Aäron, die al een gouden kalf heeft. Het voordeel dat Mozes in deze strijd heeft, is dat hij kan bogen op een traditie. Hij spreekt in de naam van een god, in wiens naam hij, en anderen, al vaker gesproken hebben en die de reputatie heeft de Israëlieten uit Egypte geleid te hebben. Een god die sterker was, dan Pharao en de Egyptische goden. Aäron’s God is geheel en al nieuw. Er heerst daarom nog twijfel binnen de gelederen van de Israëlieten. Het nieuwe symbool is er wel, het is ook zo dat ieder er een bijdrage aan geleverd heeft, het is van iedereen; maar het oude symbool is er ook nog. De twee goden staan niet alleen in de persoon van Mozes en Aäron tegenover elkaar, ze staan ook in de ziel van iedere Israëliet tegenover elkaar. De situatie is meerduidig. Ze oscilleert. Ze is structuurloos, teugelloos, zoals Mozes schrijft. Wie nu en hier de meeste indruk maakt, komt met de overwinning weg.

Machtsstrijd

Hoe maakt een mens in situaties als deze indruk? Ieder gebaar, ieder woord telt nu. Mozes kan nog gebaren en woorden maken. Hij heeft nog medestanders in het kamp die hem daartoe het platform bieden. Er is echter geen sprake van dat hij de strijd alleen op de wapens zal winnen. Aäron heeft ongetwijfeld ook medestanders en ongetwijfeld weten die ook wel van wanten. Mozes raakt Aäron in zijn zwakste plek. Aäron’s relatie tot het gouden kalf, tot de god van het gouden kalf, is nog onduidelijk. Mozes slaagt erin de Israëlieten ervan te overtuigen dat hij de man is die het echte contact met de wereld der hogere machten heeft. Dat heeft Aäron niet. Die heeft alleen maar een beeld laten maken, een ding, dat niets anders voorstelt dan zichzelf en dat geen enkele relatie heeft met de wereld van de goddelijke wil. Mozes heeft die relatie wel. Hij heeft zich op de berg met God onderhouden. En dat niet als iemand die allen maar buigt voor God, maar als een ware afgezant van het Israëlisch volk. Hij heeft niet alleen bevelen in ontvangst genomen van de machtige, maar hij heeft met de machtige onderhandeld. Het is dankzij zijn goede betrekkingen met de HERE, dat de Israëlieten nog in leven zijn.

Op de top

Niemand weet ooit geheel en al precies wat er op de top van de berg gebeurt. Ook de mensen en goden zelf die aan de top staan niet. De top is niet het eind van de raadsels, de top is het begin ervan. De top is het element van de raadselachtigheid. De top is in wolken en nevels gehuld.

Laten wij terug denken aan die dag dat Mozes de top bereikte. Wat moeten wij van die dag denken? Of van het verslag dat Mozes zelf van die dag gegeven heeft? Of liever gezegd: van het verslag dat door zoveel schriftgeleerden zovele duizenden malen bewerkt en geïnterpreteerd is?

Het verslag is het verslag van de belevenissen van de stichter van een staat op de top van de berg. De oorsprong van een staat is de top van een boom, die is gaan groeien en die zich in een berg van vertakkingen op vertakkingen zal gaan manifesteren. Het is een berg in de tijd, die nog komt. De top van een berg staat aan het begin van een reis naar het verleden toe. Hij splitst zich uit in bergkam na bergkam, ravijn na ravijn, slingerpad na slingerpad, verstening na verstening, tot we fris geurende groene weiden bereiken met schapen, koetjes en geiten. Wat is een berg? Wat is een staat? Het zijn allebei hiërarchieën. Je moet er niet alleen mee leren leven. Ze zijn in zekere zin het leven zelf.

Tegenstrijdig

Op de top van de berg ontmoette Mozes God. Dat kan natuurlijk niet anders. Dat is bijna wat de taalkundigen een tautologie noemen. Het is niet mogelijk op de top van de berg iets of iemand anders dan God te ontmoeten. Maar behalve van een tautologie, iets dat volkomen logisch is, is er op de top van de berg ook sprake van een tegenstrijdigheid, iets dat volkomen onlogisch is. Op de top van de berg is Mozes volstrekt evenwaardig aan God, op de top van de berg staat hij boven God en tegelijk staat hij op de top van de berg ver onder God. Op de top van de berg gehoorzaamt hij God, terwijl God ook hem gehoorzaamt. Laat ik het duizenden malen geïnterpreteerde en duizenden malen bewerkte verslag van de vergadering er nog maar eens bijhalen, het Bijbelboek Exodus. God blijkt die dag aan zware emoties ten prooi gevallen te zijn. Hij is buiten zichzelf omdat het Volk van Israël zich een gouden kalf gemaakt heeft, waarvoor het zich heeft nedergebogen en dat het tot God verklaard heeft. Het is God duidelijk dat hij in de steek gelaten is en zijn antwoord daarop is, dat hij dreigt hij het hele volk van Israël te vernietigen. Dat is het moment dat Mozes, de staatsstichter, ver uitstijgt boven God, de, tja, de wat eigenlijk? Volgens Genesis is God de wereld- en de mensstichter. Maar in Exodus lijkt hij verre van almachtig te zijn. Hij is omringd door andere Goden van vreemde en vijandelijke andere volkeren. Mozes legt hem uit, dat hij met de vernietiging van zijn eigen volk alleen maar zijn eigen glazen ingooit.

‘Waarom HERE, zou uw toorn ontbranden tegen uw volk, dat Gij uit het land Egypte hebt geleid met grote kracht en met een sterke hand? Waarom zouden de Egyptenaren zeggen: Tot hun onheil heeft Hij hen uitgeleid, om hen te doden in de bergen en hen van de aardbodem te vernietigen? Laat uw brandende toorn varen en heb berouw over het onheil, waarmede gij uw volk bedreigt. Denk aan Abraham, Isaak en Israël, uw dienaren, aan wie Gij gezworen hebt bij Uzelf en tot wie Gij gesproken hebt: Ik zal uw nakomelingschap vermenigvuldigen als de sterren des hemels en dit gehele land waarover ik gesproken heb, zal Ik aan uw nakomelingschap geven, om het voor altoos te bezitten.’

Berouw

Op de toon van een hogere die een lagere de mantel uitveegt, opent de sterfelijke, eindige Mozes de onsterfelijke, almachtige en alwetende God er hier de ogen voor dat hij met de vernietiging van het Volk van Israël de tak waarop hij zelf gezeten is, zal doorzagen. Er zal dan ook van hem niets overblijven.

Wie nu denkt dat God die brutale aap van de berg gooit, heeft het mis. De Bijbel meldt:

‘En de HERE kreeg berouw over het kwaad dat hij gezegd had zijn volk te zullen aandoen.’

Dat zijn van die dingen die er op toppen van bergen gebeuren. Hoe vaak dit verslag ook bewerkt en geïnterpreteerd is, het blijft geloofwaardig. Het is zo ongerijmd, dat het wel moet kloppen. Zo is het gebeurd en niet anders. Zo wordt macht van de ene top aan de andere overgedragen. Als een raadsel zonder oplossing. Als iets waar logici gek van worden. Als een wisseling waarin ieder van positie verandert en toch op zijn plaats blijft.

Mozes staat op die topdag zo dicht bij God, dat hij meer gelijk kan hebben dan God zelf. Mozes’ menselijke, al te menselijke, rationele overwegingen blijken meer waard te zijn dan de goddelijke emoties. God laat zich de les lezen, komt op zijn vergissing terug en volgt dan zelfs het bevel van een door hemzelf geschapen wezen op om zijn verontschuldigingen aan te bieden.

Berglogica

Volgens de wetten van de normale logica heeft Mozes nu de positie van God hierdoor ondermijnd. Volgens de berglogica is dat echter in het geheel niet het geval. De afstand tussen de twee wordt er niet geringer door, eerder groter. Er is sprake van een onoverbrugbare nabijheid tussen de menselijke god en de godgelijke mens. God vestigt zijn definitieve macht over de stammen van Israël op het moment zelf dat de afstand tussen hem en de leider van het volk tot nul gereduceerd lijkt en hij de ondergeschikte geworden lijkt te zijn van Mozes de staatsstichter. Als Mozes van de berg afdaalt en de Joden van zijn onderhoud met God vertelt, blijkt dat God in Mozes de krachtigste vertegenwoordiger op aarde geschapen heeft, die denkbaar is. Dankzij zijn nabijheid tot God is Mozes in staat zijn status en positie onder de mensen verder uit te bouwen. De vastberadenheid waarmee Mozes de macht van God aan de Joodse stammen oplegt, wordt niet belemmerd door de ongelijkwaardige gelijkwaardigheid tussen de aardse heerser en de menselijke God, maar vindt daarin juist zijn dynamiek. Deze dynamiek is de oervorm van alle macht. Alle machtigen zijn de gelijkwaardige ondergeschikten van nog machtiger personen. Macht is een dakpansgewijze opgebouwde piramide. De top van de piramide onttrekt zich aan ieder’s waarneming. Ook Mozes kan niet vertellen hoe die eruit ziet. Hij heeft God niet in het gezicht gezien. Hij heeft God alleen maar het bevel gegeven hem het bevel te geven orde op zaken te stellen. En dat doet hij dan. Met de stenen tafelen en de kolossale hoeveelheid levensvoorschriften die hij van de oneindige meegekregen heeft en met de messen, hakbijlen en zwaarden van de stam van de Levieten die hem het meest trouw was.

Denker

Als Mozes de berg weer afgedaald is, schildert hij zichzelf - met alle respect voor de HERE - als iemand die god op een tactisch strategische blunder kan wijzen en op een inconsequentie in zijn optreden. Hij is degene die de HERE verteld heeft dat het oor hem weinig zin heeft het volk van Israël nu alsnog te vernietigen. Pharao en de Egyptische goden hebben dan als het ware met terugwerkende kracht toch nog gewonnen en bovendien: een god kan het zich niet veroorloven zich niet aan zijn beloften te houden, zonder aan macht en aanzien in te boeten. Mozes geeft zich het statuur van een man die in staat is de HERE berouw te doen krijgen. Hij is gelijkwaardig aan God in die zin dat hij zijn gesprekspartner is en hij staat boven hem, in die zin, dat hij hem kan wijzen op de logica van de macht die hij uitoefent. Mozes stijgt hier uit boven de rol van een hogepriester, die via rituelen God gunsten afsmeekt. Hij is een denker, die zelfs de hoogste God raad kan geven en wiens raad geaccepteerd wordt.

Status

Mozes is één van de talloze koningen, die vastgesteld wil zien, dat hij aan de tafel der goden mee eet en dat hij kind aan huis is in de zalen van de macht. Intellectueel gesproken is hij hier de meerdere van God. Maar het is een overwinning die het statusverschil tussen de sterveling en de god niet opheft. Een onoverbrugbare nabijheid scheidt hem van de bron van de macht zelf. Dezelfde onoverbrugbaarheid kan hij nu tussen zichzelf en de andere Israëli scheppen. Dit is de basisfiguratie van de macht. Mozes vindt deze basisfiguur niet uit. Die is dan al millennia en millennia in de maak. Hij is zelfs al op schrift gesteld. Alle lijnen ervan zijn uitgetekend in het Gilgameš epos. Hoe meer we hetzelfde zijn, hoe meer we van elkaar verschillen. De afstand tussen ons wordt groter, naarmate we dichter bij elkaar staan. Het gaat niet om ons vlees, het gaat niet om ons bloed. Het gaat om onze status.
Er zijn mensen die de indruk kunnen wekken deel te hebben aan hogere waarheden en inzichten. Mozes is er daar één van. Aäron maakt in vergelijking met hem nu een zwakke indruk. Mozes beschuldigt hem: hij heeft het volk van Israël in dodelijk gevaar gebracht. Als hij, Mozes, er niet geweest zou zijn, zou het hele volk in een wolk van pek en zwavel opgegaan zijn. Aäron begaat nu de fout de schuld verder te schuiven. Hij was het niet, het was het volk, dat hem ertoe gedwongen heeft nieuwe goden te maken. Er is nog geen zwaard getrokken, maar het pleit is beslecht.

Of is het pleit nog niet beslecht?

De klap

Nee. Mozes weet met het instinct van alle machthebbers dat de angst voor vernietiging nu gematerialiseerd moet worden. De macht die hij verworven heeft met het beeld dat hij van zichzelf geschapen heeft, moet nu gezekerd worden. Het is duidelijk: hij heeft de spijker en de hamer in zijn hand. Nu moet de klap komen. Machthebbers zetelen op lijken. Hoe hoger de stapel met schedels, hoe groter en robuuster de macht. Mozes geeft de Levieten de opdracht hun eigen verwanten om te brengen.

‘En hij zeide tot hen: Zó zegt de HERE, de God van Israël: Ieder gorde zijn zwaard aan zijn heup en ga heen en weer door de legerplaats van poort tot poort en dode, ieder zijn broeder en ieder zijn verwant en ieder zijn naaste.’

De loyaliteit aan de god, waarmee hij op zo vertrouwde voet staat, moet hoger staan dan de loyaliteit aan familie- en verwantschapsbanden. Als de Levieten hem gehoorzamen heeft hij ze zo vast aan zich gebonden als een sekteleider zijn sekteleden maar aan zich kan binden. Ze hebben niets en niemand anders meer, dan hem. En de overige Israëlieten weten, dat ze nu tegenover een legertje staan van mannen die bereid zijn hun eigen zonen om te brengen. Was de vernietiging waarvan Mozes de Israëlieten naar eigen zeggen gered had nog abstract en theoretisch, de vernietiging die ze nu bedreigt, is volstrekt reëel. Terwijl de drieduizend lijken nog in het kamp liggen, laat Mozes het gouden kalf verpulveren en hij dwingt de Israëlieten het goud in water te mengen en op te drinken. Vervolgens zorgt hij ervoor dat ze datgene wat ze nog aan sieraden hebben ‘vrijwillig’ aan hem afstaan om er het kostbare tabernakel mee te bouwen, dat voortaan centraal zal staan in de eredienst die Mozes de stam nu opdringt. Mozes is een bouwer. Hij heeft in één slag twee gebouwen opgericht. Een nieuw heilig object en een stapel lijken, die hoog genoeg is om er comfortabel op te zitten.

De wereld van de macht

Exodus is een tekst die ons de wereld van de macht van binnen uit leert kennen. Hij is niet enig in zijn soort. Er zijn meer mensen die ons deelgenoot laten zijn van hun massa-terechtstellingen en van de overwegingen waardoor ze zich lieten leiden. Niet onbelangrijk is dat Mozes het bloedbad als God’s wil voorstelt. Dat is niet altijd zo. Caesar bijvoorbeeld stelt de massamoorden die hij tijdens de Gallische oorlog laat uitvoeren niet voor als beslissingen van de goden, maar als zijn eigen beslissingen. Met Caesar loopt het dan ook slecht af. Mozes profileert zich in zijn bloedbad als de uitvoerder van de wil van God. Niet hij moordt, maar God moordt. Mozes is de enige die het moorden binnen de grenzen kan houden maar het is duidelijk dat hij dat alleen kan zolang en in zoverre hij God, de naijverige, er van kan overtuigen dat zijn volk hem nu geheel is toegedaan. Mozes is de moordenaar-redder, de levenssparende beul. Dit is de pose waarin hij de grondslag legde voor de godsdienst van het Israëlische volk. Tegenover de moordenaar-redder staat de ziel van de gelovige: de dankbare onderdaan, die nog leeft omdat zijn vorst hem tegen zijn God beschermd heeft. De gelovige ziel vraagt de vorst hoe hij moet handelen om gespaard te blijven. En de vorst wijst hem precies de grenzen van zijn vrijheid aan, het pad dat hem zijn leven garandeert, zijn rechten en vooral zijn plichten.

Tussen angst en bewondering

Als deze godsdienst één van de vele godsdiensten van één van de vele volkjes gebleven zou zijn, die in het Midden-Oosten een bestaan trachtten op te bouwen, zou Exodus niet meer zijn voor ons dan een buitengewoon interessante tekst. Maar we weten dat het meer is. De westerse mens kan deze tekst niet analyseren, zoals hij dat met een willekeurig heilig boek van een willekeurige stam doet. Het is zijn eigen heilige boek dat hier onder het mes ligt en daarmee zijn eigen onderdanen en heersersziel. De relatie tussen Mozes en de hogere macht is tot op de dag van vandaag in alle westerse samenlevingen het diepe geheim van het gezag dat van iedere manager en staatsman uitgaat; het mengsel van angst en bewondering dat de westerse massamens, hoe democratisch gezind ook, voor de charismatische leider opbrengt, is de basis-emotie van de man en de vrouw die nog leeft bij de gratie van de goede contacten die zijn leider met de heerser van het universum onderhoudt.
© 2014 - 2024 Hanskune, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Nimfen in de Griekse mythologieNimfen in de Griekse mythologieEen nimf is een Griekse godin van een lagere rang, ook wel halfgodin genoemd, die in de natuur leeft. Een halfgod is het…
Achilles, de geboorte van het westerse individu?In de Ilias neemt de Griekse held Achilles het besluit zijn vrienden in de steek te laten. Zijn wrok tegen opperbevelheb…
Bronnen en referenties
  • Exodus, 32:1 32:30
  • Friedrich Nietzsche, Zur Genealogie der Moral. Eine Streitschrift, 1887
Hanskune (3 artikelen)
Gepubliceerd: 21-03-2014
Rubriek: Kunst en Cultuur
Subrubriek: Mythologie
Bronnen en referenties: 2
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.