Vitex agnus castus, in de naam van....Monnikenpeper
Eindelijk naar mijn aromatuin met zijn geurige Vitexstruiken. Helaas de eerste struik die we zien is zwaar gesnoeid, na enig zoeken kan ik nog net een twintigtal halfrijpe vruchtjes verzamelen. Verderop is er gelukkig nog een tweede struik, die vol hangt met rijp zaad. Van de lange, vertakte aren zijn de grijsbruine, donzige vruchten snel en gemakkelijk af te ritsen. Half verdoken in de struik word ik gekoesterd door de zoetweeige geur en voel ik de eeuwenoude ervaringen van deze Monikkenpeper.
Ik zie Griekse priesteressen,als voorbereiding op de Demeterfeesten, slapen op de bloeiende takken van de Vitex om hun zuiverheid te behouden. Ik zie de geurende Monniken peper op de binnenkoer van het Middeleeuwse klooster, de driften van de brevierende monniken onder controle houden. Ik hoor monseigneur Camus, bisschop van Belley prevelen: ‘Ceux qui ont la teste sur un chevet rempli de l’herbe qu’on appelle Agneau chaste ne sont point a leur repos affligez d’illusions deshonnestes’. Ik zie een eeuw later, de herborist in zijn obscure werkplaats met Vitexzaden de ‘siroop van de zuiverheid’ distilleren. Ik hoor zijn vele namen door de geschiedenis galmen: Agnus Castus, Abrahamsboom, Gattilier, Kuislam, Hbabb el Fagad, Verloren zaad, Poivre sauvage, Monnikenpeper.
In de naam van.... Vitex agnus castus.
De geslachtsnaam Vitex bevat het oeroude grondwoord "vei", dat "wikkelen, buigen, vlechten" betekent en zinspeelt op de soepele maar taaie, harde twijgen die voor de vervaardiging van gevlochten omheiningen werden gebruikt. Reeds Plinius - eerste eeuw n.Chr. - noemde de plant Vitex en wellicht heeft hij daarbij gedacht aan vitilium, Latijn voor vlechtwerk. Bij Theophrastus, 3de eeuw n.Chr. en Dioscorides, 1ste eeuw n.Chr. heet de struik agnos, maar als synoniem komt ook agonos voor. Terwijl agonos met onvruchtbaarheid vertaald moet worden, betekent agnos heilig, rein, kuis, net zoals het uit het Latijn stammende castus. De beide Griekse begrippen houden vermoedelijk verband met de ter ere van Demeter in Athene en andere Griekse steden gehouden feesten, de Thesmophoria. De vrouwen, die tot het feest ongerept moesten blijven, men noemde hen agneuoudai gunaikes, tooiden zich met de bloemen van de struik en gebruikten bladeren en takken voor de legerstede die zij gedurende de feestdagen in het tempelkwartier van Demeter opsloegen. Door Plinius worden deze ceremoniën in zijn artikel over Vitex, dat door de Grieken agnon wordt genoemd ("quam Graeci agnon vocant"), beschreven met de woorden: "Matronae thesmophoriis Atheniensium castitatem custodientes his foliis cubitus sibi sternunt".
Zo ontstond de thans nog gebruikte naam "Agnus castus" uit het Latijnse ''castitas'' (kuisheid) en de gelijkschakeling van het Griekse "agnos" met het Latijnse "agnus" (lam).
Mythisch gebruik.
Het cultische gebruik van Vitex was in de antieke oudheid wijdverbreid. Zo bericht Pausanias" 2de eeuw n.Chr. over een aan Asklepios (Lat.: Aesculapius), de Griekse god van de geneeskunst, gewijde tempel waarin zich als zinnebeeld van de geneeskracht van de struik, een uit vitexhout vervaardigd godenbeeld bevond. Maar ook de medische toepassing ging met magische voorstellingen gepaard. Zo schrijft Dioscorides dat de takken, als men ze in de hand houdt, een bescherming vormen tegen aanvallen door wolven. Homerus noemt de struik lugos, wilgeteen en bezag hem eveneens als onheilbezwerend en als kuisheidssymbool. Volgens de Griekse mythologie werd de godin Hera onder een Agnus castus-struik geboren. Hera werd door het volk als "hoedster van het huwelijk" vereerd. De Vestaalse Maagden in Rome droegen twijgen van Vitex als kuisheidssymbool. De omstreeks 330 n.Chr. in Pergamum geboren Oribasius, de latere arts en vriend van keizer Julianus Apostata, voert in zijn omvangrijke werk Sunagogai iatrichai - Verzamelingen met een medische inhoud -"Agnifoliae semen" op onder de "officinale middelen".
Kuislam.
In de elfde eeuw ontwikkelde zich aan de hand van de Latijnse naam Agnus castus de Duitse benaming Keuschlamm (kuislam), die voor het eerst wordt aangetroffen bij Albertus Magnus' In de eerste Duitstalige Naturgeschichte, van Konrad von Megenberg - 14de eeuw, wordt de plant "Kauschlamp" genoemd. Andere volksnamen zijn: "Keuschstrauch", "Kuischboom" of "Kuisheidsplant’ in het Nederlands, en "Chastetree" in het Engels. De in de antieke oudheid heersende opvatting die tot uitdrukking kwam in het feest ter ere van Demeter werd door het christendom overgenomen. Zo werd bij de inkleding van novices de weg naar het klooster met bloemen van Agnus castus bestrooid, een gebruik dat thans nog in enkele streken van Italië in zwang schijnt te zijn. De naar peper geurende en smakende vruchten werden in Zuid-Europa als specerij gebruikt. Vooral in kloosters stelde men er zeer veel prijs op, daar werd aangenomen dat door het nuttigen van de vruchten de "vleselijke lust" onderdrukt werd.
Monniken peper
Deze naam is een, op het eerste zicht contradictorische combinatie. Een peper voor de monikken, is dat niet stimulerend? Het wordt begrijpelijk als je de peperachtige smaak van de vruchten ervaart. De benamingen Mönchspfeffer, Mönchssamen en Pfefferbaum wijzen duidelijk op het gebruik van de peperachtige vruchten in de kloosterkeuken. De in de vorige eeuw hier en daar gebruikelijke naam Gewürz-Mülle slaat niet alleen op de kruidige zaden, maar ook op de witviltige takken en onderkant van de bladeren, die eruitzien alsof ze met meel (meel = Mulle) bestoven zijn. De bladeren hebben eveneens een scherpe smaak en werden af en toe in plaats van hop bij het brouwen toegepast. Mogelijkerwijs houdt de naam "Schafmulle (Schaaffmuelle)", die bij Adamus Lonicerus aangetroffen wordt, verband met de Latijnse aanduiding "agnus" (lam).
Abrahamsboom
In de vijftiende en zestiende eeuw vindt men Vitex agnus castus L.veelvuldig betiteld als Abrahamsbaum of Abrahamsstrauch, zelfs tot in het Noordeuropese Denemarken, waar hij Abrahamstra werd genoemd. Volgens Loew werd de struik in Syrië aangeduid als abramis to dendron, als "Boom van Abraham" dus. Wellicht baseert men zich hierbij op de bijbelplaats in Genesis hoofdstuk 21:33 "Abraham plantte boomen te Ber-Seba".
Vreemd toch hoe zo’n merkwaardige, magische plant in de 19de eeuw praktisch vergeten was om dan in onze tijd op een nuchtere, wetenschappelijke wijze bijna explosief terug in de belangstelling te komen en zelfs op dit moment een van de meeste gebruikte planten voor hormonale klachten te worden.
© 2009 - 2024 Herborist, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
De reis van OdysseusOdysseus, de man die Troje zijn ondergang bezorgde. De listige, de sluwe, de man die de waarheid vervlocht met verzinsel…
Bronnen en referenties
- Böhnert en Hahn. Zeitschrift für Phytotherapie
KruidMail Vitex. Documentenmap samengesteld door Maurice Godefridi
Monografie Herboristen Opleiding: Vitex agnus-castus