Manna: hars, korstmos of kevercocons?
In Exodus 16 staat beschreven hoe de Joden na hun vlucht uit hun verbanningsoord Egypte terechtkwamen in de woestijn Sin, die tussen Elim (aan de westkust van het Sinaï-schiereiland) en de Sinaï ligt. Zij morden tegen Mozes en diens broer Aaron, dat ze de vleespotten en het brood van Egypte prefereerden boven de hongerdood.
God beloofde Mozes toen dat Hij brood uit de hemel zou laten regenen. En zo geschiedde: 's avonds kwamen 'kwakkels' (kwartels) opzetten die de legerplaats overdekten. En 's morgens lag er een dauwlaag rondom het kampement. Toen de dauwlaag opgetrokken was, zie, daar lag over de woestijn iets fijns, iets schilferachtigs, fijn als rijm op de aarde. Toen de Israëlieten het zagen, zeiden zij tot elkander: Wat is dit? Want zij wisten niet, wat het was. Maar Mozes zeide tot hen: Dit is het brood dat de Here u tot spijze gegeven heeft. Dit is wat de Here geboden heeft: verzamelt ervan naar ieders behoefte; ieder van u kan voor zijn tentgenoten een gomer per hoofd nemen, naargelang van het zieletal. De Israëlieten nu deden zo en verzamelden het, de een meer en de ander minder. leder had naar zijn behoefte verzameld.' Het boek Numeri spreekt over een 'samenraapsel' dat 'man' wordt genoemd: 'Het man nu leek op korlanderzaden, het zag er uit als balsemhars; het volk verspreidde zich om het te verzamelen en maalde hét in handmolens of stampte het in vijzels en kookte het in potten en bereidde het tot koeken; en de smaak ervan was als van oliegebak.'
Tamarisk
Hoewel streng gelovigen het wonder van manna uit de hemel voor zoete koek aannemen, zijn andere gelovigen op zoek gegaan naar meer aardse verklaringen. De exegeten hebben zich het hoofd gebroken over de oorsprong van het manna. De meesten houden het op een harsachtige afscheiding óp tamarisk struiken. Het ook nu nog op het Sinai schiereiland bekende mann is een suikerachtig sap dat door een soort schildluis die in de Sinaï voorkomt uit de tarfastruik (Tamarix nilotica var. manhifera] wordt gezogen en weer uitgescheiden. Het droogt op tot lichtbruine korrels.
Korstmos
Anderen beweren dat het het korstmos Lecanora esculenta betreft, dat door stormen van de rotsen wordt losgeslagen. Steenwoestijnen als de Sinaï zijn rijk aan korstmossen, die in symbiose met schimmels levende algen zijn. De ochtenddauw maakt het ze ongeveer één uur lang mogelijk om te fotosynthetiseren. Daarna worden ze weer kurkdroog. Esculenta betekent overigens 'eetbaar'. In Japan staat bijvoorbeeld Ubilicaria esculenta op het menu, een korstmos die uit grote flappen bestaat. Het lijkt mogelijk dat korstmossen door verwering van de kalkrotsen vallen. Maar de kans is klein dat de laag-calorische korstmossen de ronddolende Joden lang in leven konden houden.
Kevercocons
Er bestaat een andere mogelijkheid. Is manna wellicht synoniem aan het zogenaamde 'trehala manna'? Dat zijn de zoete cocons van op distels gespecialiseerde kevers van het geslacht Larinus. Daarvan komt een viertal soorten voor in het Midden-Oosten. Larinus maculatus wordt bijvoorbeeld gevonden in Iran en Turkije. De larven van L. maculatus doen zich tegoed aan de distel Echinops persica (een kogeldistel), vanwege de suikers die er in zitten. De cocons worden ook wel 'Turks manna' genoemd. In trehala zitten enkele tientallen procenten trehalose, een disaccharide dat bestaat uit twee eenheden glucose ('druivesuiker'). Trehalose komt als energierijke suiker in insecten voor, waar het dient als een direct beschikbare energiebron, net zoals glycogeen bij hogere dieren. Zure of enzymatische hydrolyse van het disaccharide levert twee moleculen glucose op. (De naam van het monosaccharide mannose, een familielid van glucose, is overigens afgeleid van manna).
Zijn het misschien de door de wind meegevoerde cocons van Larinus maculatus of een geslachtsgenoot geweest die de volgelingen van Mozes in de woestijn hebben gevoed? Ze kunnen in ieder geval energierijk genoeg geweest zijn om de uitgeputte Israëlieten een paar dagen in leven te houden. Het lijkt best mogelijk dat, in plaats van tarfa-sap, een plaatselijke keverplaag enige verlichting bracht voor de '600.000 man te voet'. En kevercocons lijken zeker niet onwaarschijnlijker dan rondvliegende korstmossen. Bovendien staat in Exodus 16:20 geschreven: En Mozes zeide tot hen: niemand late ervan over tot de morgen. Maar sommigen luisterden niet naar Mozes en lieten ervan over tot de morgen, maar toen was het bedorven van de wormen en stonk.' Die wormen kwamen natuurlijk niet zó maar in het manna terecht.