Jaar van het Voorlezen; Voorlees Spelletjes
Stichting Lezen bestaat 25 jaar, De Nationale Voorleeswedstrijd 20 jaar, BoekStart vijf jaar en het is de tiende editie van De Nationale Voorleesdagen. Ze maken er samen één groot feest van; 2013 is uitgeroepen tot het Jaar van het Voorlezen! Met als motto: WIJ GAAN VOORLEZEN! Voor iedereen die meedoet zijn hier een aantal spelletjes te vinden die je voor, tijdens en na het lezen met kinderen kunt doen. Veel voorleesplezier!
Introduceer een voorleesbeer!
Kies een mooie grote knuffel en betrek die bij het voorlezen. Hij kan op een vast plekje liggen, tussen de kussens in een lekkere leesstoel bijvoorbeeld, zodat hij er altijd bij is als er voorgelezen wordt. In een groep kan de beer een eigen stoeltje in de kring krijgen. Je kunt de beer vragen laten stellen en je kunt hem laten zoeken naar bepaalde boeken. Hij is gék op boekjes maar kan zelf nog niet lezen, dus als er gelezen wordt door iemand, is hij er als de kippen bij. Als je de beer tegelijk met de kinderen voorleest en regelmatig op schoot neemt zullen de kinderen dat ook gaan doen. Kinderen willen vaak een aantal keren dezelfde boekjes lezen en na een tijdje hoor je dat ze de beer aan het 'voorlezen' zijn. Het is fijn voor kinderen om even lekker rustig in een leeshoekje weg te kruipen en tóch niet helemaal alleen te zijn. Een voorleesbeer dus, die altijd blij is als je bij hem komt zitten lezen, een knuffel om gezellig tegenaan te lezen!
Spelletjes vóór het voorlezen
Raadspelletjes
De voorlezer kan de kinderen laten raden welk boek ze gaat voorlezen. De kinderen worden nieuwsgierig en richten zich op het boek. Een paar raadspelletjes die je kunt spelen met jonge kinderen.
- Een boek kaften. De kinderen hebben geen idee welk boek de voorlezer gaat lezen, het is wel een boek dat ze goed kennen. Normaal zien ze het altijd direct aan de platen op de voorpagina, maar dit keer is het boek gekaft. Lekker spannend! De voorlezer leest stukjes voor en de kinderen mogen raden welk boek het is. Een stukje uit de tekst kiezen, waar nog geen naam in voorkomt, eens kijken of de kinderen de sfeer herkennen. Langzaam meer prijsgeven, het huis beschrijven bijvoorbeeld, of eerst een naam van een vriend van de hoofdpersoon... Als de kinderen allemaal denken dat ze het weten mag de kaft eraf. Wie had het goed geraden?
- De goede letter zoeken. De kinderen moeten raden welk boek er straks voorgelezen gaat worden. De voorlezer schrijft de eerste letter van de titel van het boek op een papiertje. Er ligt een stapel boeken op de tafel en het goede boek zit er tussen, maar welke is het? Met het letterbriefje in de hand gaan de kinderen op zoek naar het boek dat met die letter begint. Alle boeken die met een andere letter beginnen kunnen weer in de kast. Als er een paar boeken over zijn die beginnen met dezelfde letter, schrijft de voorlezer de tweede letter erbij op het briefje. De kinderen hoeven voor dit spelletje nog niet te kunnen lezen. Ze kunnen naar de vorm van de letter kijken en die vergelijken met de letter op het boek. Wel even aanwijzen om welke woord het gaat, als er veel tekst op het boek staat.
- Alleen 'ja' of 'nee'. In de tas van de voorlezer zit een prachtig boek, de kinderen kennen het, ze hebben het al eens eerder gelezen. Ze moeten echter eerst raden welk boek het is voordat het gelezen wordt. Ze mogen vragen stellen die de voorlezer alleen met 'ja' of met 'nee' mag beantwoorden. De voorlezer kan ook een kind aanwijzen dat even in de tas mag kijken en de vragen mag beantwoorden zonder te praten. Het kind dat het raadt, mag het boek uit de tas halen en een plaatje uitkiezen om alvast te laten zien aan de rest. Zo kan de voorlezer het boek even voorbespreken; de kinderen mogen zeggen wat ze denken dat er gaat gebeuren, zónder alles te verklappen natuurlijk.
Kies-spelletjes
Van te voren nadenken over welk boek er gelezen gaat worden en ontdekken dat iedereen weer een andere voorkeur heeft. De net-niet-gekozen boeken kun je apart leggen om de volgende keer te lezen.
- De meeste blokjes. De voorlezer kan niet kiezen. ze heeft drie boekjes bij zich. Ze laat ze zien en bespreekt de kaft. Dit boekje lijkt haar mooi omdat... maar het andere ziet er ook zo mooi uit, want... Ze legt de drie boekjes op tafel en geeft alle kinderen een blokje. De kinderen mogen om de beurt een blokje leggen op het boek dat ze het liefst willen lezen. Zo helpen ze haar kiezen. Om het spannend te maken doet de voorlezer haar ogen dicht. Als iedereen z`n blokje heeft neergelegd telt de voorlezer welk boekje de meeste blokjes heeft gekregen..
- 1 2 3 4 5 6 7. De voorlezer staat midden in de kring, ze draait met ogen dicht en uitgestoken vinger rond: Eén, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, wie mag mij een boekje geven? Bij ‘geven’ stopt ze en het kind waar ze op dat moment naar wijst mag een boekje uitzoeken.
- Boekendans in plaats van Stoelendans... Er worden een stuk of vijf prentenboeken doorgegeven in de kring. Ondertussen wordt er gezongen of staat er muziek aan. Als de muziek stopt of als het liedje afgelopen is, moeten de kinderen onmiddellijk stoppen met doorgeven. Het boekje dat op dat moment het dichtst bij de voorlezer is heeft gewonnen en wordt voorgelezen.
Spelletjes tijdens het voorlezen
Spelletjes tijdens het voorlezen kun je spelen als de kinderen het boek al kennen. Zo kun je de kinderen opnieuw prikkelen, nieuwsgierig maken en de aandacht er weer helemaal bij krijgen.
Meedoen met de hoofdpersoon
Voordat de voorlezer begint met het verhaal vertelt ze iets over de hoofdpersoon. De hoofdpersoon is bijvoorbeeld snipverkouden, maar dat staat niet in het boek. Dat is jammer en het klopt niet, dus moeten de kinderen helpen het verhaal góed te vertellen. Iedere keer als de voorlezer de naam van de hoofdpersoon leest, moeten de kinderen even hoesten, niesen of hun neus ophalen. Zo wordt het tenminste duidelijk dat de hoofdpersoon héél verkouden is. De kinderen spelen dus allemaal een rol in het verhaal en beelden tegelijk de hoofdpersoon uit. De hoofdpersoon kan ook moe zijn, zodat ze steeds even moeten gapen als de voorlezer zijn naam leest. (koud/bibberen, warm/zweet wegvegen, mugjes/wegwapperen, jeuk/krabben, enzovoorts) Je kunt ook rollen verdelen als er meerdere hoofdpersonen zijn: Grote Beer is verkouden, dus de meisjes hoesten, Kleine Beer heeft jeuk, dus de jongens krabben en dan de rollen weer omdraaien natuurlijk.
Raadseltjes
Voordat je gaat lezen kun je een raadseltje opgeven over het verhaal. Bijvoorbeeld; ‘Joris heeft een nieuwe fiets, hoeveel rondjes fietst hij in het verhaal?' Na het voorlezen mogen de kinderen antwoord geven. Om ze allemaal tegelijk de beurt te geven kun je vragen: 'Wie denkt dat hij vijf rondjes fietst? En wie denkt dat hij zes rondjes fietst?' Je ziet ze opveren tijdens het lezen als het antwoord voorbij komt. Je kunt van te voren vragen 'hoe vaak' iets gebeurt en 'waar' en met 'wie', maar je kunt ook vragen stellen over 'waarom'. Je kunt de kinderen zelfs pen en papier geven om te 'turven' hoe vaak iets gebeurt in een verhaal. Sommige kinderen hebben genoeg aan luisteren, maar anderen willen graag iets doen en zullen genieten van dit soort opdrachtjes.
Spelletjes na het voorlezen
- Het prentenboek interview. De kinderen in tweetallen verdelen. Ze vertellen om de beurt aan elkaar wat ze het mooiste/grappigste/zieligste/vervelendste/knapste vonden in het boek. Veel stemmen tegelijk, dus ze moeten niet te hard praten, maar op deze manier komen alle kinderen aan het woord. De voorlezer wisselt de beurten door een belletje te luiden en ze kan tussendoor ‘praat- vragen’ stellen: 'kunnen jullie nu iets vertellen over...' De kinderen vertellen het dit keer niet aan de voorlezer, maar aan het andere kind; de interviewer. Van closetrolletjes, proppen papier en aluminiumfolie maak je in een handomdraai een aantal microfoons en wordt het een echte persconferentie.
- De geheime bladzijde. Zelf een illustratie maken. De voorlezer leest een prentenboek een aantal keren door en ze laat alle illustraties zien; allemaal behalve één! Die heeft ze van te voren afgeplakt met een stuk krantenpapier (voorzichtig eromheen vouwen of met een stukje schilderstape). Na het voorlezen mogen de kinderen de 'geheime bladzijde' zélf gaan tekenen of schilderen. Hoe zal de plaat op die bladzijde eruit zien? Lekker spannend als de bladzijde onthuld wordt, lijkt jouw tekening er op?
Een boek naspelen
Als je een mooi en spannend boek voorleest, zie je dat kinderen het soms jammer vinden dat het verhaal afgelopen is. Je zou eens een dagje in een boek kunnen blijven hangen! Om te beginnen krijgt iedereen een naam die past in het verhaal, de ruimte verandert vanzelf mee als je er goed naar kijkt. Las je bijvoorbeeld een berenboek, dan worden de muren rond en bobbelig en ineens is de klas of de kamer een grot geworden met mos op de vloer. Je kunt iets afspreken over taal; een kleine grom met een knikje erbij betekent 'ja' en een iets langere grom met een strenge blik betekent 'nee'. Alle drinken is honing geworden en als je naar de wc moet, zeg je dat je even naar de 'plasboom' gaat. De kinderen hebben vast ideeën genoeg om de klas of de kamer nóg meer op een echt berenbos te laten lijken. Je kunt tekeningetjes of plaatjes ophangen zodat iedereen er steeds even aan herinnerd wordt; een boompje op de wc deur, bos bij de buitendeur, een berg bij de trap en een rivier bij de kraan. Er zijn kinderen die de hele dag in hun rol blijven, maar anderen zijn het steeds even weer vergeten. Het kan heel bijzonder zijn, een dagje in zo`n fantasiewereld, vooral als je er met z`n allen instapt.
Een spelletjeshoek over een boek
Als je de plaatjes uit een boek kopieert kun je veel spelletjes zelf maken. Je kunt ook tekeningen van de kinderen, of andere plaatjes die over het boek gaan gebruiken.
- Prentenboek Memory. Memory maak je heel eenvoudig door de plaatjes dubbel te kopiëren, op kartonnen kaartjes te plakken en eventueel te lamineren.
- Prentenboekpuzzel. Je maakt heel eenvoudig een puzzel door een plaat uit het boek te kopiëren, in te kleuren, op karton te plakken en in stukken te knippen. De kinderen kunnen in het boek kijken als ze een voorbeeld nodig zijn. Ook leuk is het om ieder kind met zijn of haar lievelingsboek te fotograferen en een puzzel van die foto te maken.
- Volgorde verhaal. Je kunt de plaatjes uit het verhaal kopiëren en door elkaar heen in een envelop doen. De kinderen moeten ze in de goede volgorde leggen. Leg het boek erbij, zodat de kinderen zelf kunnen kijken of het goed was.
- Wie ben ik? Kopieer plaatjes van personen en voorwerpen uit het boek en plak ze op kaartjes. Plak de kaartjes nu bij de kinderen op de rug met een stukje plakband. Door vragen te stellen aan andere kinderen moeten de kinderen er achter proberen te komen 'wie ze zijn.' De vragen mogen alleen met 'ja' of 'nee' worden beantwoord.
- Poppetjes van hoofdpersonen. Plak plaatjes van de personages uit een favoriet boek op mooi gekleurde toiletrolletjes. Je kunt ze gebruiken voor een verteltafel, of je legt ze bijvoorbeeld in de bouwhoek. De kinderen kunnen dan huizen en straten voor de poppetjes gaan bouwen en het spel in de bouwhoek krijgt een heel andere invalshoek.
Lees verder