Het Spaans in Latijns-Amerika
Het Spaans in Latijns-Amerika is historisch gezien een voortzetting van het Spaans dat in de zestiende eeuw in Spanje werd gesproken. De grote variatie van woorden hangt onder meer samen met de verschillen van herkomst van de Spanjaarden die Latijns-Amerika koloniseerden. Ook speelden de verschillende tijden waarin dit werelddeel werd gekoloniseerd een rol.
De variaties van het Spaans in Latijns-Amerika
In die Nieuwe Wereld werd de Spaanse taal vermengd met de talen van de indianen waarvan de belangrijkste zijn: het Náhuatl in Mexico, de Maya-talen in Mexico en Guatemala, het Quechua in Peru, het Guaraní in Paraguay en het Aymara in Bolivia en Peru. Hierdoor kreeg het Europese Spaans vele variaties. In Mexico werd het Spaans uitgebreid met namen van flora en fauna. In het Caribisch gebieden, in landen zoals Cuba, voegden Afrikaanse slaven Spaanse woorden als 'marimba' (een Afrikaanse xylofoon) aan de taal toe. In Argentinie en Uruguay is het lokale Spaans beinvloed door de vele Italiaanse immigranten waardoor een groet als 'chau' gemeengoed werd. Een andere invloed op het Spaans is het Amerikaans. De Verenigde Staten ligigen dicht bij Latijns-Amerika, zoals het noorden van Mexico en Puerto Rico. De invloed is minder merkbaar in Centraal-Amerika en nog minder in Zuid-Amerika.
De verschillen tussen het Spaans in Spanje en Latijns-Amerika
De verschillen tussen het Spaans in Spanje en het Spaans in Latijns-Amerika hebben betrekking op de uitspraak en de intonatie, op het gebied van de grammatica, maar vooral op de woordenschat. Hoe bepaalde letters worden uitgesproken is afhankelijk van het deel van Latijns-Amerika waarin je je bevindt. Globaal kan een grens worden getrokken tussen het Spaans van het hoogland in Mexico - dat geografisch tot Noord-Amerika behoort -, het hoogland in Midden-Amerika en Zuid-Amerika, zoals Perú, Bolivia en het Spaans van het laagland, de eilanden in de Carbische Zee en de kuststreken en vlaktes van onder meer Colombia, Venezuela, Argentinie, Uruguay en Chili.
Het harde Spaans klinkt zachter in Latijns-Amerika
Uitgaande van deze globale indeling zou men kunnen stellen dat Spaanssprekenden van het hoogland klinkers, met name de onbeklemtoonde, inslikken. Een paar voorbeelden: 'palabras' klinkt als 'palabr's', 'cafecito' als 'caf'sito' en 'lunes' als 'lun's'.
Spaanssprekenden van het laagland slikken daarentegen de medeklinkers in, zowel binnen een woord als aan het eind van een woord. Voorbeelden: 'nada que ver' klinkt als 'na'que ver', 'beber' als 'bebé'. In deze laaglanden klinkt de 's' aan het uiteinde van een letttergreep of van een woord en vóór een andere medeklinker in een woord als en 'h' of verdwijnt helemaal. 'Es más' klinkt als 'eh mah'.
Een belangrijk verschil in uitspraak dat in heel Latijns-Amerika en ook in Andalusie voorkomt is het 'seseo'. Hier wordt de 'z' vóór 'a', 'o' en 'u 'en de 'c' vóór'e' en 'i ' als een s-klank uitgesproken waardoor 'taza' als 'tasa' klinkt en 'gracias' als 'grasiah'. Opvallend is het verschil in intonatie tussen het harde Spaans van Spanje en het Spaans dat in de Latijns-Amerikaanse landen wordt gesproken. Zo klinkt het Mexicaanse Spaans bijna zangerig. Dat komt omdat zowel de beklemtoonde als de onbeklemtoonde klinkers langgerekt worden uitgesproken. Dus 'hola. ¿cómo está?, klinkt als 'hoolaa, ¿cóomoo ehsta?
Argentijnen hebben daarentegen de neiging alleen de beklemtoonde klinkers te verlengen. Voorbeeld: '¿tomamos algo? klinkt als ¿tomaamos aalgo? Een van de verschillen op het gebied van de grammatica is het gebruik van 'ustedes' in plaats van 'vosotros'. Dit komt voor van Mexico tot Argentinie. Daarnaast bestaat het 'voseo' waarbij 'vos' wordt gebruikt in plaats van 'tú. Het 'voseo'wordt het meest gebruikt in landen als Argentinie, Uruguay, Paraguay, Centraal-Amerika en in de staat Chiapas (Mexico).