Stinkende gouwe, een klassieke kruidengeschiedenis
Er zijn weinig planten die van oudsher zo gewaardeerd geweest zijn als de stinkende gouwe. In een verhaal dat nu al meer dan 2000 jaar meegaat, wordt verteld dat het gele sap door de zwaluwen aan hun blinde jongen werd gegeven om ze weer ziende te maken. Zelf heb ik moederzwaluw in het verleden al meerdere keren in de gaten gehouden, maar het is me helaas nog niet gelukt om dit verhaal te bevestigen.
In elk geval voor de ogen is het in het verleden veel gebruikt geweest. Reeds Dioscorides schrijft dat het met honing gemengd sap goed is voor de gezichtsscherpte en dat de wortel, met anijs en witte wijn geelzucht geneest. Ook toen werd de plant dus niet alleen voor de ogen maar ook voor leveraandoeningen al gebruikt.
Dodonaeus over Scelwortele.
In Den ‘Grooten Herbarius’ van 1514 komen we stinkende gouwe tegen als Scelwortele. Het sap was goed om 'scelle of vlecke 'weg te nemen of zoals Dodonaeus het zegt : ' Tsap van Groote Gouwe met huenich ghemenght/ ende in een cooperen potteken ghesoden/ maeckt claer ghesichte/ ende neempt af die scellen ende littekeenen die op die ooghen wassen/ dickwils in die ooghen ghedruypt. Tselve sap met wijn/ heylt ende gheneest die voorts etende sweringhen en ulceratien/ die daer mede ghewasschen.
Die wortel met anijs in witten wijn ghesoden/ opent die verstoptheyt vander levere ende verdrijft die geelsucht. Die selve wortel in den mont ghenomen ende gheknout/ gheneest den tantsweer.
Ook bij Boerhaave (17° eeuw) vinden we dit terug : 'dat het geacht wordt de vlekken van de ogen te kunnen nemen...' De geneeskundige school van Salerno schrijft : Schelkruid is voor de ogen gezond, dit maken ons de zwaluwen kond.' Stinkende gouwe werd dus niet voor niks schelkruid of ogenklaar genoemd.
Dat het kruid in de middeleeuwen grote bekendheid genoot wordt ook nog gevisualiseerd door de Duitse schilder Albrecht Dürer, die aan malaria leed met milttumor en leverzwelling. Hij stuurde zijn arts een zelfportret waarop hij de pijnlijke plaats aantoonde. Zijn schilderij van Stinkende gouwe, in de Albertinamuseum in Wenen, getuigt nog van de dankbare herinnering die de meester aan deze geneeskrachtige plant bewaart.
- Hildegard von Bingen gebruikt het sap van stinkende gouwe voor 'reiniging van speeksel en slijm'.
- Ook Paracelsus adviseerde het overwegend als galmiddel en tegen geelzucht. (Paracelsus Samtl. Werke).
- Bock in zijn Kreutterbuch van 1565 schrijft ‘het opent de verstopte lever, verdrijft geelzucht en is uitwendig een kostbaar geneesmiddel voor de ogen'.
Oudere wetenschappelijke onderzoeken.
Rond 1800 probeerde scheikundigen ook al de inhoudsstoffen van planten te analiseren. Hoe moeilijk dat in die tijd was beschrijft Chevalier in zijn Dictionnaire des drogues 1822 met het onderzoek van Godefroy, pharmacien de Paris, naar ‘la matière cristalline’ van Chelidonium. Hij laat de plant in water trekken, précipitant par l’ammoniaque la solution, recueillant la précipité, le lavant bien et le traitant par l’alcool bouillant, filtrant et faisant évaporer la matière cristallise. Chevalier eindigt zijn uitleg met 'Godefroy doit continuer ce travail'. Wat mij, Godefridi bijna naamgenoot, nu 200 jaar later nogal grappig overkomt.
Maar de moeizame onderzoeken gaan ondertussen verder. Haller gebruikt de wortel hoofdzakelijk tegen geel- en waterzucht, het kruid voor wonden en verzweringen, het wortelpoeder als anthelminticum, laxeermiddel, diureticum en diaphoreticum.
- Hecker adviseert Stinkende gouwe voor malaria en chronische ziekten die door een gebrekkige werking van het poortadersysteem zijn ontstaan.
- De beroemde Franse dokter Cazin schrijft het voor bij obstipatie, hydrops, chronische klier- en huidpijnen en uitwendig tegen zweren en fistels.
- Ook Rademacher laat zich niet onbetuigd. Ook hij ziet stinkende gouwe als een heel belangrijk lever- en galmiddel, het zou geelzucht in 1/3 van de gebruikelijke tijd genezen. Hij schrijft 'Wanneer men zijn waarachtige, weldadige werking wil zien, mag men er niet te vrijgevig mee omspringen'. Hier geeft hij ook aan dat Stinkende gouwe toch wel sterk werkend en mogelijk ook gevaarlijk kan zijn.
L'Officine en Chelidonium
In ’L'Officine’, het Franse standaardwerk voor apothekers van Dorvault uit 1886, waar ook de naam grande Eclaire nog gebruikt word, noemt men het sap ‘un remède pour détruire les verrues et les cors’ Voor de ogen wordt hier vooral het hydrolaat geadviseerd. Dat lijkt mij een veel veiligere methode dan zomaar het verse sap op of in de ogen te wrijven, zoals Maria Treben adviseert.
Andere ‘moderne’ wetenschappers zoals Denissenko zagen epithelioma door perorale toediening van 1,5 tot 5 g chelidoniumextract en injecties met een mengeling van chelidoniumextract, glycerine en gedestilleerd water in gelijke delen voor de helft afnemen of helemaal verdwijnen. Robinson paste de methode van Denissenko toe voor 'un cas de tumeur cancéreuse traitée par la chélidoine. Ook Andrew en Frendenberg raporteerden het gebruik bij huidkanker.
Rond de eeuwwisseling was Stinkende gouwe duidelijk een populair anti-kankermiddel, alleen leek de drastische en pijnlijke therapie soms erger dan de kwaal.
Hanzlik, chelidonium en papaverine.
De wetenschapper Hanzlik ontdekt dat de werking van chelidonium gelijkt op papaverine, zowel in zijn chemische samenstelling als in zijn fysiologische werkzaamheid. Het bewerkt een vermindering van de samentrekking van de gladde spieren, een vertraging van de polsslag en een daling van de bloeddruk. Het gebruik ervan is aangewezen bij angina pectoris, astma, maaghypertonie en natuurlijk ook bij alle aandoeningen die door krampen van de gladde spieren worden veroorzaakt. Dr. Leclerc zegt dat door deze ontdekkingen van Hanzlik men de pijnstillende werking van chelidonium bij maagkanker kan verklaren. Om dezelfde reden zou het gebruik van stinkende gouwe ook aangewezen zijn bij arteriosclerose, het zou de vaatkramp verminderen en het bloed vloeibaarder maken.
Met de door mij bewonderde Leclerc, kan ik mooi het verleden van Chelidonium afsluiten. Na Leclerc komt er een rationele fytotherapie op gang, die ons langzamerhand naar een nieuwe kruidengeneeskunde brengt, waarbij de oude en nieuwe ervaringen gecombineerd worden met hedendaags wetenschappelijk onderzoek.
Oudere literatuur.
- Robinson. Bull. de la Soc. de therapeutique, 1896
- Andrew. Chelidonium majus for inoperable cancer.Journ. of the American med. Asscc, , 1897
- Frendenberg. Ueber die Behandlung des inoperarablen Uterus Krebses mit Chelidonium majus. Centralblatt für Gynakologie, 1897. Hanzlik, Journ. Amer. med. Assoc., Chicago, 1920; the journ. of pharmacol. and experiment, therap.,Baltimore 1920
- Hildegard. Causae et Curae
- Hecker, Practische Arzneimitellehre, 1814
- Cazin, Traite pratique. Paris 1850
- Rademacher, Erfahrungsheillehre, 1852
- Denissenko, Vrach, Petersburg 1896
- Leclerc, Précis de Phytotherapie, Paris 1927
- Haller, Medicin. Lexicon, 1755
- Eindwerk Herboristen Opleiding ‘Dodonaeus’ van C. Breugelmans-Mallego ‘Chelidonium majus’ 1990.