Hitlers kopstukken: Alfred Rosenberg
Hij was de schrijver van het boek ‘Der Mythus des 20. Jahrhunderts’. Dit was na Hitlers ‘Mein Kampf’ het best verkochte boek in Duitsland. En vooral in de beginjaren van het nationaal-socialisme was dit boek een belangrijke inspiratiebron voor de rassenleer en de term ‘Lebensraum’ (levensruimte). Mede door dit boek was hij de officiële partijfilosoof van de NSDAP.
De haat ontstaat
Alfred werd op 12 januari 1883 geboren in Reval (nu Tallin) in Estland. Zijn vader was schoenmaker en was van Duitse afkomst. Zijn moeder was een Baltische. Hij studeerde architectuur in Riga en Moskou. In Moskou bepaalde hij in 1918 zijn diploma. Hij maakte de bolsjewistische revolutie mee en kreeg hierdoor een afkeer van de bolsjewistische idealen. Om aan de revolutie te ontkomen, keerde hij terug naar Reval. Hier startte hij propaganda-acties tegen de communisten. Toen het Rode leger oprukte naar Reval, vluchtte hij naar Duitsland. In 1919 kwam hij in München terecht. Toen hij daar aankwam zat hij vol met haat tegen de communisten, maar ook tegen de joden. Hij was er van overtuigd dat de joden achter de gebeurtenissen zaten van die in Rusland en Estland. Hij kwam in contact met het ‘Thule Gesellschaft’, een groepering waaruit de NSDAP is ontstaan. Hess was tevens lid van deze groep. Naast hem bestond de ‘Thule Gesellschaft’ uit ongeveer 1500, invloedrijke leden. Als symbool van hun vereniging hadden ze het hakenkruis.
De haat wordt omgezet in ideeën
Door deel te nemen aan dit gezelschap werd zijn haat tegen de communisten en de joden alleen maar meer aangewakkerd. Hij ging werken schrijven voor het gezelschap. Hij publiceerde enkele werken:
- 1920:Die Spur der Juden im wandel der Zeiten ( Het spoor van de joden in het loop der tijden) en Unmoral in Talmund (Onzedelijkheid in de Tamult).
- 1921: Das verbrechen der Freimaurerei (De misdaad van de vrijmetselarij).
- 1922: Der Sumpf en Pest in Ruβland.
Maar zijn ‘belangrijkste’ werk publiceerde hij in 1930 en was getiteld:
Der Mythus des 20. Jahrhunderts. In dit boek, dat zeer moeilijk te lezen was, verdeelde hij de Europeanen in 5 algemene radicale typen. Dit deed hij op basis van fysieke en mentale eigenschappen. Het kwam er op neer dat het ‘Nordische ras’ ( Duitsers, Scandinaviër en Engelsen) hun bloed moesten zuiveren en vermenging met andere rassen te voorkomen. Ondanks dat het boek veel werd verkocht, noemde Hitler het boek rommel. Toch lag dit boek aan de basis van de rassentheorie en het creëren van ‘Lebensraum’ voor het Duitse volk.
Zijn partijverleden
Na een aantal jaren werken te schrijven voor het ‘Thule Gesellschaft’, werd Alfred in 1923 benoemd tot hoofdredacteur van de ‘Volkischer Beobachter’. Dit was de partijkrant van de NSDAP. Hitler zag in Rosenberg de erfgenaam van het extreemrechtse ideologen. Hij nam eveneens deel aan de putsch. Hij wist uiteindelijk te ontsnappen en Hitler benoemde hem tot opvolger. Rosenberg wist de partij grotendeels bij elkaar te houden. Tijdens Hitlers gevangenschap bezocht Rosenberg Hitler verscheidende keren per week. Hitler was destijds ‘Mein Kampf’ aan het schrijven en Rosenberg heeft hem daarmee geholpen.
Maar nadat Hitler de macht had gekregen en de partij steeds groter werd, raakte Rosenberg geïsoleerd. Binnen de partij werd er steeds meer gestreden om de macht en hij was daar niet tegenop gewassen. Hij werd nauwelijks nog serieus genomen binnen de partij en bij het verdelen van belangrijke functies werd hij bewust over het hoofd gezien. Binnen de partij had hij bijna geen vrienden.
Rosenberg had gehoopt op het gebied van buitenlandse politiek de belangrijkste man van Duitsland te worden. Maar na een misstap in Engeland was het gebeurd met zijn diplomatieke missies en aspiraties. Het werd hem langzaam maar zeker duidelijk dat hij geen macht en invloed had. Hij gaf leiding aan het onbelangrijke ‘Auβenpolitische Ambt’, een soort ontvangstkantoor voor buitenlandse bezoekers. Rosenberg was verder prominent lid van talrijke organisaties en verenigingen op het gebied van kunst en cultuur. In deze organisaties/verenigingen bond hij de strijd aan met ‘niet-Arische’ smetten in de kunst. Daarnaast was gaf hij leiding aan de ‘Einsatzstab Reichsleiter Rosenberg’, een organisatie die zich bezig hield met georganiseerde roof en plundering van cultureel goed.
In 1941 werd hij benoemd tot ‘rijksminister voor de bezette gebieden in het oosten’. Maar hij bezat geen enkele macht. De partijleden die onder hem stonden gingen gewoon hun eigen gang. Daarnaast bootste hij veel met Martin Bormann, over hoe er om moest worden gegaan met de veroverde gebieden. In 1944 kwam hij tot inzicht dat zijn leiderschap uitzichtloos was en nam hij in 1944 ontslag.
Ondanks dat Rosenberg geen macht bezat was hij een gevaarlijke man. Mede door zijn rassenleer zijn er miljoenen mensen gestorven. Tijdens het proces in Neurenberg moest hij hier de tol voor betalen. Hij werd veroordeeld tot de dood door de strop. In de ochtend van de 16e oktober werd dit vonnis voltrokken.