Hans Fallada, schrijver in roerige tijden

Hans Fallada werd op 21 juli 1893 geboren in Greifswald (Mecklenburg) als Rudolf Wilhelm Adolf Ditzen. Fallada, die zijn pseudoniem afleidde uit twee sprookjes van de gebroeders Grimm, was de zoon van Wilhelm en Elisabeth Ditzen. Vader Ditzen, een rechter, werd in 1899 aangesteld aan het Hooggerechtshof in Berlijn, wat betekende dat het hele gezin naar de Duitse hoofdstad verhuisde. Muziek en literatuur speelden een belangrijke rol in het gezin en Fallada kwam zodoende al op jonge leeftijd in aanraking met het werk van Shakespeare en Schiller. Deze literatuur hielp Hans Fallada door een moeilijke periode heen. De verhuizing naar Berlijn was hem zwaar gevallen, hij kon moeilijk aansluiting vinden en door te lezen kon hij aan zijn dagelijkse problemen ontsnappen. Het gezin verliet Berlijn na enkele jaren, toen vader Ditzen een aanstelling kreeg aan het Constitutionele Hof in Leipzig.
Eerste Wereldoorlog
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog meldde Fallada zich aan voor de militaire dienst, maar werd herhaalde malen afgekeurd. Het grootste deel van de oorlog zou hij doorbrengen in psychiatrische klinieken in Thüringen doorbrengen om behandeld te worden voor zijn morfine- en alcoholverslaving. Na de oorlog kreeg Fallada een baan als rentmeester, maar om zijn verslavingen te kunnen betalen, maakte hij zich schuldig aan verduistering, wat hem in de gevangenis deed belanden.Eerste uitgaven
Kort na de Eerste Wereldoorlog, in 1920, verscheen Fallada’s eerste roman getiteld Der Junge Goedeschal. Tijdens het schrijven van zijn eerste werk worstelde Fallada enerzijds met zijn morfineverslaving, anderzijds kreeg hij het verlies van zijn jongere broer te verwerken. In 1923 voltooide hij zijn twee roman Anton und Gerda. Tijdens de totstandkoming van dit werk had Fallada drie maanden in de gevangenis doorgebracht. Op 5 april 1929 trouwt Hans Fallada in Hamburg met Anna Issel (in de dagelijkse omgang Suse genoemd). Het paar kreeg vier kinderen, waarvan slechts twee volwassen werden.Succes


Alleen in Berlijn
Fallada zag zichzelf vooral als een overlever en schroomde vanwege deze houding na de oorlog om het verhaal op te tekenen van twee mensen die zich wel tegen de nazi’s hadden verweerd: Otto en Elise Hampel. Eind 1945 kondigde de schrijver de roman aan, maar als gevolg van zijn verslavingen kwam er van schrijven voorlopig niets terecht. Toen hij in 1946 in de Charité belandde, het academisch ziekenhuis van Berlijn, schreef hij binnen een maand de roman Jeder stirbt für sich allein, in Nederland uitgegeven als Alleen in Berlijn, waarmee hij de strijd van het echtpaar Hampel vereeuwigd. Alleen in Berlijn verscheen, net als De Drinker postuum. Door een snel afnemende gezondheid als gevolg van zijn levenswijze stierf Hans Fallada op 5 februari 1947 in Berlijn aan hartfalen.Hans Fallada leeft voort in de romans die hij de wereld heeft nagelaten. In zijn voormalige woning in Carwitz bevindt zich tegenwoordig het Hans Fallada Museum.