Hendrik Marsman; groots en meeslepend
Hendrik Marman (Zeist, 30 september 1899- Het Kanaal, 21 juni 1940) was een Nederlandse dichter, onlosmakelijk verbonden met “Herinnering aan Holland”. Aan het eind van de vorige eeuw werd het vers uitgeroepen tot Gedicht van de 20e Eeuw.
Denkend aan Holland/zie ik breede rivieren/traag door oneindig/laagland gaan
(Strofe uit: "Herinnering aan Holland")
Debuut in 1923
In 1922 begon Marsman met de voorbereidingen van een uitgave van zijn verzen, die als het rode boekje de literatuurgeschiedenis in zou gaan. Met de uitgave van dit boekje “Verzen”, in 1923, debuteerde hij als dichter.
vaarwel/ik keer niet weer/maar gij komt zelve, later.
vaarwel, het water/ roept voor de derde keer
(Strofe uit: “De Vreemdeling”)
Literaire carrière
Tijdens een ernstige ziekte, waardoor hij lang uit de roulatie was, bekwaamde hij zich verder in het schrijven. Na zijn rechtenstudie werkte hij als advocaat in Utrecht. Zijn literaire carrière begon in 1929, als redacteur van De Vrije Bladen (Onafhankelijk Maandschrift voor Kunst en Letteren), waarbij hij in de voorgaande jaren al zijdelings betrokken was. Daarnaast publiceerde hij in het literaire tijdschrift Forum. Nog later werd hij criticus bij o.a. het NRC Handelsblad, en De Groene Amsterdammer. Marsman was een kosmopoliet, een man van de wereld. Aan de Nederlandse bekrompenheid had hij een gloeiende hekel. Hij bewonderde de Duitse filosoof Friedrich Nietsche, en vertaalde diens boek “De Übermensch”. Hij werd een felle tegenstander van het opkomende fascisme, na eerst enige sympathieën voor deze gedachtengang te hebben gevoeld. Als dichter behoorde hij lange tijd bij de stroming van het Vitalisme. Voor de vitalist is het hoogste doel van de mens te leven, op het gevaarlijke af.
Groots en meeslepend wil ik leven!
hoort ge dat, vader, moeder, wereld, knekelhuis.
(Strofe uit “De grijsaard en de jongeling”)
Kenmerken van de vitalistische dichtstijl zijn de korte zinnen, soms één woord, een kreet zelfs. In de verzen is duidelijk de worsteling met de dood waarneembaar.
achter den wand/van den dood/blind door het luik/van de hal
(Strofe uit: “Val”)
Vanaf 1936 werd zijn stijl klassieker. De zinnen zijn langer, de verzen gaan over onzekerheden, over vrouwen, en over Holland, het land waar hij zich niet thuis voelde.
Ik loop door ’t polderland/onder den hellende regen;
oneindig is het land/oneindig zijn de wegen,
(Strofe uit: “Polderland”)
Vestiging in Frankrijk
Hij zei ooit “Holland is en blijft een ellende. Wie hier op de grond stampt, zakt weg in de modder”. Na omzwervingen door Italie, Spanje, Belgie en Zwitserland, vestigde hij zich in 1937 in Frankrijk. Na de Duitse inval in West-Frankrijk wilde hij de oversteek naar Engeland maken. Het schip, de Berenice, werd in Het Kanaal getorpedeerd. Marsman bevond zich op dat moment in het ruim. Zes van zijn verzen doen denken aan zijn uiteindelijke dood.
ik lig in het ruim naast een vrouw/haar borsten rijzen en dalen
zij slaapt, zij denkt nu alleen/in haar dromen aan het geluk
hoe vredig haar ademhalen/zij weet niets van den nood
van ons schip, zij hoort/de seinen niet gillen
noch het angstige fluiten/driemaal, als een signaal van den dood
(Strofe uit: “Maannacht”)
© 2008 - 2024 Steengoed, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Bronnen en referenties
- H. Marsman, verzamelde gedichten
- Marsman, de vriend van mijn jeugd, Arthur Lehning