De keramische erfenis van Etie van Rees (1890-1973)
Binnen de Nederlandse keramiek van de tweede helft van de twintigste eeuw neemt de zelfstandige, figuratieve plastiek een interessante plek in. Een van de belangrijkste vertegenwoordigers van deze kunstvorm is zondermeer Etie van Rees geweest.
Korte biografie
Eecoline Adriane van Rees werd geboren in 1890 in Buitenzorg (Java, Nederlands Indië). Al op jonge leeftijd was zij aangetrokken door tekenen en liet zij zich voornamelijk inspireren door de natuur. Op haar dertiende kwam ze naar Nederland om hier naar school te gaan. Toen zij twintig was, studeerde ze een jaar bij de kunstschilder Bernard Schregel (1870-1956), maar werd door haar ouders vervolgens teruggehaald naar Nederlands Indië om te trouwen. Dit gebeurde en ze kreeg vier kinderen, maar na enkele jaren scheidde ze van haar man. Kort na de Eerste Wereldoorlog kwam ze weer naar Nederland, waar ze aan de Jagerslaan in Wassenaar ‘Het Spreeuwennest’ liet bouwen. In het atelier dat ze hier had, schilderde, etste en tekende ze. Ze zou hier tot 1938 wonen met haar nicht Nel van Genderen Stort; toen de kinderen het huis uit waren verhuisden ze naar de Van Boetzelaerlaan in Den Haag. 'Het Spreeuwennest' werd verkocht, maar ze hield een deel van de grond en liet hierop een atelier bouwen (De Hut). Tijdens de oorlog brachten ze enige jaren op de Veluwe door om daarna weer terug te keren naar Den Haag. In 1965 verhuisden ze naar Aerdenhout waar Etie van Rees in 1973 overleed.
Ontdekking van de keramiek
In 1952 ontdekte Etie van Rees de keramiek, min of meer bij toeval. Ze maakte haar eerste vormstukjes van klei die ze voor iemand anders had gekocht en ‘bakte’ deze boven een kacheltje. De resultaten werden beschilderd met olieverf. Ze experimenteerde verder en niet veel later kocht ze een oventje en ging ze zich ook toeleggen op glazuren. Hoewel ze als autodidacte een grote ontwikkeling doormaakte, bleef het werk technisch altijd een experimenteel karakter hebben. De kunstenares zag zichzelf dan ook niet als keramiste, maar ze had in klei het ideale medium gevonden om op luchtige wijze haar fantasiewereld te kunnen weergeven. Het experimenteren werd nog versterkt door het veelvuldig gebruik van niet-keramische ‘accessoires’, zoals vogelveren.
De fantasie van een kunstenares
In 1946 schreef en illustreerde Etie (Eetie) van Rees een kinderboek, De Nachtmannetjes, dat werd uitgegeven bij Uitgeverij W. van Hoeve. Het verhaal gaat over een meisje dat niet wil slapen en stiekem het huis ontvlucht, waar ze de Nachtmannetjes ontmoet. Natuurlijk droomt ze dit en tijdens haar droom ontmoet ze de meest bijzondere wezens. Veelzeggend is de volgende passage, als de hoofdpersoon een aantal dansende torretjes en vliegjes ziet: “Zie je wel dat torren en vliegjes gezichtjes hebben.” Waarop de Nachtmannetjes zeggen: ”Natuurlijk hebben zij gezichtjes, bijna alle dingen hebben gezichten, als je dat maar kunt zien en dat kan lang niet iedereen.” En op de vraag waarom ze zulke rare gezichten hebben, krijgt ze als antwoord: “Je moet niet vergeten dat het nacht is Marjolijntje en dat je droomt…De beestjes dromen ook, zij zien zichzelf op deze manier; en jij droomt dat je hun dromen ziet, begrijp je?”
Deze passages en opmerking van de Nachtmannetjes geven prachtig weer hoe zij tegen het leven aankeek. Ze vond dat al het leven recht had om te bestaan en een ziel had. In haar kunst gaf zij die ziel een eigen gezicht. De naam liet zij vaak door andere mensen verzinnen. Etie van Rees maakte vrijwel altijd eerst een schets van het beeld dat ze wilde creëren en maakte hierbij ook gebruik van haar grafische werk uit vroegere tijden, zoals de illustraties in het eerdergenoemde boekje later ook deels zouden worden uitgewerkt.
Tot slot
In de ruim twintig jaar dat zij zich met keramiek bezighield, heeft ze een indrukwekkende hoeveelheid plastiekjes gemaakt. Het overgrote deel betreft het (fabel)dieren, soms meer herkenbaar dan anders. Ook maakte zij mensfiguren, al dan niet geïnspireerd op bestaande personen. Een mooi voorbeeld is het plastiekje “De Nieuwe Hoed”, hier afgebeeld. Haar werk sloeg vanaf het begin aan. In 1959 werd het bekroond met een gouden medaille in Oostende. De definitieve doorbraak kwam met de tentoonstelling ‘Tussen mens en dier’ in 1964, in Boijmans-van Beuningen. In de Haagse kringen waar ze zich begaf, had ze veel contact met kunstenaars als Kamerlingh Onnes, Elisabeth Gerst (beide ook ‘schilders’), Lily ter Kuile en Gerda Wijmans. Voor de kunstenares, die zichzelf in eerste instantie zag als schilderes, was het succes van haar keramische werk vreemd, zeker omdat zij in de jaren ervoor met haar grafische kunst weinig echte bekendheid had gekregen. Al met al heeft het keramische werk van Etie van Rees een belangrijke bijdrage geleverd aan de Nederlandse keramiek van de twintigste eeuw.
© 2010 - 2024 Robbum, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
De Pottenkijker 1959-1969In februari van dit jaar(2011) is het twee jaar geleden dat J.W.N. van Achterbergh overleed. Wat hij achterliet was een…
Klinkklare proeven (1969-1970)Het eind van de jaren ’60 was een bloeiperiode wat betreft thematische keramiektentoonstellingen in de Nederlandse musea…
Henny Radijs (1915-1991)Henny Radijs is een min of meer vergeten naam in de Nederlandse kunst van de twintigste eeuw. Toch heeft zij in de bijna…
Bronnen en referenties
- Het Louche Maliepaard en ander werk van Etie van Rees (1890-1973), Princessehof 1990