Schrijvers 20e eeuw, Nescio: verhalenbundel
De schrijver Nescio, pseudoniem van de zakenman J. H. F. Grönloh, schreef een verhalenbundel die, na een aarzelend begin, een succes werd. De verhalen Uitvreter, Titaantjes en Dichtertje gaan over jongemannen die nergens bij willen horen. Uitvreter Japi verheft doelloosheid tot hoogste doel. De figuren in de verhalen van Nescio zijn bohémiens die niet willen niet leven als brave burgers en loonslaven. Hun verzet heeft echter weinig succes. Bavink en Edu worden krankzinnig, en Japi pleegt zelfmoord. Koekebakker past zich aan. Hij wordt een redelijk succesvol schrijver en loonslaaf.
De auteur Nescio
Achter Nescio (Latijn voor: ik weet het niet) ging de zakenman J. H. F. Grönloh schuil. Hij was kantoorbediende en later directeur van een Amsterdamse handelsmaatschappij. De auteur bande, in tegenstelling tot Willem Elsschot, het zakenleven uit zijn verhalen. Hij hield zijn werk en het schrijven van verhalen strikt gescheiden.
Publicatie in tijdschriften
Het verhaal
De uitvreter verscheen in 1911 in 'De Gids'. In 1915 verscheen
Titaantjes in 'Groot Nederland'. Nescio had
Titaantjes eerst ter publicatie aangeboden aan 'De Gids', maar die had geweigerd om het verhaal te publiceren. De redactie was bang dat de tirades waarin van God werd gesproken ergernis zouden wekken bij veel lezers. De suggestie van een redacteur van het tijdschrift om het woord 'God' te vervangen door het woord 'Zeus' werd door Nescio verontwaardigd van de hand gewezen.
Uitgave in boekvorm
In 1918 verscheen de verhalenbundel
Dichtertje, De uitvreter, Titaantjes (Het verhaal
Dichtertje was niet eerder in een tijdschrift gepubliceerd). De verhalenbundel werd uitgegeven door de Haarlemse kunsthandelaar J. H. de Bois. De verhalenbundel was voorzien van een artistieke wit-en-groene omslag, en een afbeelding die deed denken aan een vrouw. De oplage bedroeg 500 exemplaren. Ondanks lovende kritieken werd de verhalenbundel niet vlot verkocht. Mogelijk werd dit veroorzaakt door de tamelijk hoge prijs, de gebrekkige verspreiding door de uitgever, de in die tijd geringe belangstelling voor korte verhalen bij het grote publiek, het ongewone pseudoniem van de schrijver, en waarschijnlijk ook door het voor de lezers ongewone, eenvoudige taalgebruik. Het lezerspubliek van de eerste bundel bleef daarom beperkt tot de happy few. Tot de lezers van het eerste uur behoorden de dichters A. Roland Holst en Martinus Nijhoff.
Pas in 1933 verscheen de tweede druk, in een oplage van 2000 exemplaren. Vanaf de in 1947 uitgegeven derde druk staan de verhalen in alfabetische volgorde:
De uitvreter, Titaantjes, Dichtertje. In de vierde druk werd Mene Tekel aan de verhalenbundel toegevoegd, een verhalenbundel die een zestal korte verhaaltjes bevat, deels al geschreven tijdens de Eerste Wereldoorlog, en die in 1946 apart als verhalenbundel was uitgegeven. In 1961 verscheen de vijfde druk. De verhalenbundel werd sindsdien vele malen herdrukt. De verhalenbundel behoort, ondanks de moeizame start, tot de canon van de Nederlandse letterkunde (lijst met meest klassieke werken en auteurs).
De schrijfstijl van Nescio
Nescio wist het gewone, schijnbaar alledaagse woord op een onnavolgbare wijze te hanteren. Hij wist beknopt en toch doeltreffend te zeggen wat hij zeggen wilde. Nescio schreef, zoals G. K. van het Reve het uitdrukte, als een gewoon mens. Zijn in schijnbaar achteloze 'praattoon' geschreven verhalen staan wel erg verwijderd van de gewichtigdoenerij van veel andere schrijvers. Nescio was als geen ander in staat om een eenvoudig verhaaltje veel nuanceringen te geven, en om wisselende stemmingen onder woorden te brengen.
Thema
Het thema bij Nescio is de tegenstelling tussen de onmaatschappelijke kunstenaar en de gearriveerde burger. De kunstenaar heeft de keus om trouw te blijven aan zijn idealen en te verhongeren of zelfmoord te plegen, of om zijn idealen te verkwanselen en een brave bourgeois te worden.
Het landschap speelt in de verhalen van Nescio een belangrijke rol. De personages van Nescio lijden aan de tijdelijkheid der dingen. Het Hollandse landschap maakt dat af en toe de eeuwigheid wordt ervaren, en rust wordt gevonden. De bomen, wolken, schaduweffecten en stromende rivieren brengen troost, want het zijn tekenen dat de eeuwigheid toch bestaat.
De verhalen De uitvreter, De titaantjes en Dichtertje
De uitvreter
Uitvreter Japi heeft aanvaard dat Gods doel de doelloosheid is. Hij doet niets liever dan uren naar de zee en naar de wolken te staren, wat door hem versterven wordt genoemd. Japi wil zelfs geen kunstenaar zijn, gelet op zijn uitspraak ''Ik ben goddank helemaal niets". Hij maakt kennis met de kunstschilder Bavink en de ik-persoon Koekebakker, een beginnende schrijver en journalist, en enkele andere personen. Ze zien hoe Japi het profiteur zijn humoristisch en schaamteloos in de praktijk weet te brengen. Ten slotte wordt Japi het uitvreten en versterven te veel. Op een mooie morgen stapt hij bij het opgaan van de zon de Waalbrug bij Nijmegen af.
De titaantjes
De titaantjes, jongemannen van rond de twintig, onder wie Bavink, Hoyer en Koekebakker, willen nergens bij horen. Ze staan buiten maatschappelijke groeperingen en politieke partijen. Het proces van verburgerlijking ervaren ze als een voortdurende dreiging. Ze zouden wel in opstand willen komen, net als de Titanen (reuzen) uit de Griekse mythologie die in opstand kwamen tegen hun goden. Van de opstand tegen de burgerij met hun bestaan als loonslaaf komt echter weinig terecht, want Hoyer wordt een schreeuwerige socialist en Bavink belandt, na het vervaardigen van het grote schilderij 'Gezicht op Rhenen', in een krankzinnigengesticht. Koekebakker wordt een redelijk succesvol schrijver, die een schamel loon ontvangt en geen ergernis meer geeft. Hij heeft zich aangepast. De opstandige bohemien is een gedweeë schrijver geworden.
Dichtertje
De kantoorbediende Edu heeft een romantisch ideaal. Hij wil een groot dichter worden en dan vallen (ten onder gaan). Hij schrijft het boek dat hem in een klap beroemd maakt. Ook hij moet, net als Bavink, zijn activiteit met krankzinnigheid bekopen. Edu sterft in waanzin.
Laatste werk
Lange tijd was Nescio de schrijver van maar één verhalenbundel. Pas in 1961, vlak voor zijn dood, verscheen
Boven het dal en andere verhalen. Het zijn veel eerder geschreven verhalen. Nescio had, toen bleek dat zijn eerste verhalenbundel aanvankelijk geen succes was, een aantal verhalen in een kluis laten opbergen. Begin jaren zestig, toen het klimaat voor zijn verhalen gunstiger was, besloot hij om ze alsnog te publiceren.
In de inleiding van deze verhalenbundel schrijft Nescio dat veel lezers zich hebben laten vangen door de lotgevallen van uitvreter Japi, de vriendenkring van de titaantjes, en 't dichtertje. Zijn personages hadden de wereld naar hun zin willen inrichten, maar ze hadden er niets aan kunnen veranderen.