Augustinus, kerkvader voor zowel katholiek als protestant
Aurelius Augustinus werd geboren in 354 en overleed in 430. Hij was bisschop van Hippo (aan de kust in het huidige Algerije) en wordt nog steeds geëerd door zowel protestanten als katholieken en door beiden christelijke stromingen beschouwd als kerkvader. Zijn invloed binnen het christendom wordt zelfs wel vergeleken met die van de apostel Paulus. Ook wordt hij gezien als een van de belangrijkste filosofen van de middeleeuwen. Misschien wel zijn bekendste uitspraak is: ‘Ons hart is onrustig totdat het rust vindt in U.’
Jeugdjaren
Hij was geboren in Thagaste het tegenwoordige Souk-Ahras (Noord-Algerije, bij de grens met Tunesië). Zijn vader was een heiden, zijn moeder (Monnica) christen. Hij werd niet gedoopt maar wel christelijk opgevoed. Toen hij zestien jaar was geworden ging hij studeren in Carthago. Als jongeling leidde hij bepaald geen christelijk deugdzaam leven; in tegendeel, hij overtrad nogal eens de wetten en verwekte op 18-jarige leeftijd een kind (Adeodatus) die vervolgens door hem verzorgd werd. Bestudering van een geschrift van Cicero bracht hem er toe wijsbegeerte te gaan studeren en de waarheid te zoeken. Wat bron van waarheid betreft voelde hij in die periode meer voor de geschriften van Mani (216-277) – die een sterke tegenstelling tussen licht en donker, goed en kwaad, ziel en lichaam verkondigde – dan voor de Bijbel. Toch bevredigden hem die opvattingen niet en hij keerde zich af van de manicheeërs. In 383 vertrok hij naar Rome.
Confessiones (Belijdenissen)
Onze kennis over Augustinus’ jeugd en verdere leven ontlenen wij aan de 'Confessiones', zijn autobiografische boek. Het wordt wel beschouwd als de eerste westerse autobiografie. Het gaat over, kort gezegd, zijn zondige jeugd en bekering tot het christendom. Omdat hij na de totstandkoming van het boek nog ruim dertig jaar leefde, beslaat de autobiografie maar een deel van zijn leven. Het is ook in het Nederlands meerdere keren vertaald en herdrukt.
‘Neem en lees’
Van daaruit ging hij naar Milaan waar hij als leraar in de retorica werkzaam was. Hij raakte er onder invloed van het neoplatonisme (dat onder meer als beginsel heeft dat door een mystieke beleving de mens boven het aardse zijn kan uitstijgen en deelhebben aan het hoogste beginsel of de oerbron). In Milaan hoorde hij, toen hij dertig was, de kerkvader en plaatselijke bisschop Ambrosius preken. Via hem kwam hij tot de overtuiging dat het christendom de waarheid bezat. Hij las met name in de Bijbel aandachtig de brieven van Paulus. Maar zijn wereldse leven bleef hij trouw. Tot hij een kinderstem bij een spel hoorde zingen: ‘Neem en lees.’ Hij nam de Bijbel, las de brief van Paulus aan de Romeinen hoofdstuk 13 vers 13 en 14, en wist dat hij een ander leven moest gaan leiden. Met Pasen 387 liet hij zich samen met zijn zoon dopen (zijn moeder Monnica, die hem overal was gevolgd, zag haar gebeden verhoord; ze wilde terugreizen naar Noord-Afrika maar stierf in Ostia bij Rome).
Kloostergemeenschap
Augustinus had zich met zijn doop aangesloten bij de katholieke kerk en reisde terug naar Noord-Afrika waar hij zijn intrek nam in een klooster om zich geheel aan God te wijden en daarover te kunnen schrijven. In 391 werd hij, eigenlijk tegen zijn zin, presbyther (ouderling in de protestantse kerken) in Hippo. Later werd hij er hulpbisschop en vervolgens bisschop. Via zijn preken, brieven (hij schreef er meer dan 300), brochures, boeken en organisatorisch werk kreeg hij grote invloed in de westerse kerk.
Strijd tegen dwaalleringen
Hij begon zijn letterkundige werkzaamheden met het bestrijden van wat hij als dwaalleringen beschouwde (waaronder het manicheïsme waarvan hij eens zelf een aanhanger was geweest); het neoplatonisme bleef hij trouw (‘God is het hoogste zijn, hij schiep de wereld uit het niets’). Ook was hij een overtuigd aanhanger van de Drievuldigheidsleer (de leer van de Drieëenheid – God de Vader, de Zoon (Jezus Christus) en de Heilige Geest zijn één).
Veel invloed
Het geloof beschouwde hij als een genadegave – uit zichzelf komt een mens niet tot geloof. Het geloof wordt geschonken door Gods genade. Wat de sacramenten betreft (doop en avondmaal, volgens de protestanten; katholieken hebben zeven sacramenten) hield hij vast aan de opvatting dat zij waarde hebben afgezien van de bedienaar omdat Christus de eigenlijke gever is. Ten aanzien van diverse geloofsopvattingen sloten hervormers als
Calvijn,
Luther en Zwingli aan bij Augustinus. Maar ook de humanistische stromingen die later opkwamen beriepen zich op Augustinus voor wat betreft zijn waardering van het menselijk denken. Voor Augustinus was de zekerheid van het denken een onwrikbaar uitgangspunt, net zoals dat het geval was voor Descartes.
Kerkelijk gezag
Wat Augustinus betreft is de toegang tot het ‘genieten van God’ er alleen voor degene die zich onderwerpt aan het gezag van de kerkelijke verkondiging. ‘Ik zou het Evangelie niet geloven als het gezag van de Katholieke Kerk me daartoe niet bewoog.’
Schepping en het probleem van de tijd
Augustinus hield vast aan de gedachte dat God de wereld uit het niets heeft geschapen. Tijd en wereld zijn tegelijk geschapen. Er is een diepe kloof tussen God en mens in die zin dat God eeuwig is en de mens en het andere geschapene tijdelijk.
De vrije wil en voorbeschikking
Sinds de eerste mens door Satan is verleid zijn alle mensen tot erfzonde vervallen. Ze zijn daardoor niet meer vrij, ze moeten ingevolge hun natuur zondigen en aan de dood ten offer vallen. God verlost hen echter, in zijn barmhartigheid, door zijn genade. Maar niet alle mensen, een deel is uitverkoren, een deel is verdoemd.
Geschiedenis en Godsstaat
De hele geschiedenis van de mensheid wordt door Augustinus in zijn werk over de Godsstaat (De Civitate Dei) als een eenmaal plaatsvindend, volgens Gods heilsplan verlopend geschiedkundig proces voorgesteld. De menswording van God (in Jezus Christus) is daarin van beslissende betekenis. De uitverkorenen zullen de ‘Godsstaat’ vormen die tegenover de wereldlijke staat wordt gesteld.
Einde
In de laatste maanden van Augustinus’ leven belegerden Vandalen, die elders in Noord-Afrika al vreselijk tekeer waren gegaan, Hippo. De grijsaard bracht de laatste dagen van zijn leven door met het bidden van de boetepsalmen. Hij had de tekst in grote letters op bladen laten aanbrengen aan de muur van zijn kamer. Op donderdag 28 augustus 430 stierf hij – helder van geest, terwijl zijn gezichtsvermogen en zijn gehoor nog helemaal gaaf waren – in de leeftijd van 75 jaar.