De actoren van de communautaire breuklijn na 1950
De communautaire breuklijn heeft zeer sterk gewogen op het Belgische politieke landschap in de tweede helft van de 20ste eeuw. Verschillende onderhandelingsrondes hebben in deze periode België omgevormd tot een federale staat: een staat waarin deelgebieden bestaan met eigen politieke structuren die bevoegd zijn voor belangrijke maatschappelijke terreinen. De belangrijkste actoren in het communautaire conflict zijn: de Vlaamse beweging, de Waalse beweging en Brussel als twistappel tussen de taalgemeenschappen én als apart belangencentrum.
De actoren
De Vlaamse Beweging (VB)
Tijdens de Tweede Wereldoorlog had de radicale vleugel van de VB zich verbrand in de collaboratie. Ze kreeg dan ook de rekening gepresenteerd tijdens de repressie. De gehele VB werd gezien als een foute beweging, hoewel de oorlogsgeschiedenis weinig afbreuk deed aan de gerechtvaardigde eisen tot gelijkberechtiging van de Nederlandstaligen.
In de jaren '30 waren er enkele belangrijke taalwetten goedgekeurd, maar de correcte uitvoering ervan zorgde voor ontevredenheid bij de Vlaamsgezinden en bepaalde problemen, zoals het taalstatuut van Brussel, waren niet of nauwelijks geregeld. De VB werd al gauw weer actief na de Tweede Wereldoorlog.
Het voortouw werd genomen door de cultuurverenigingen:
- het katholieke Davidsfonds
- het liberale Willemsfonds
- het socialistische Vermeylenfonds
Deze cultuurverenigingen hadden echter maar een beperkte invloed op de partijpolitiek. Pas medio jaren ’50 kwam er weer een levensvatbare Vlaams-nationalistische partij op met de Volksunie.
In diezelfde jaren waren er een aantal sociale en economische evoluties die de tegenstellingen op taalgebied weer hoog op de politieke agenda plaatsten. Op de demografisch vlak nam de bevolking in Vlaanderen toe, terwijl de Waalse bevolking stagneerde. Daarmee verschoof ook het economische zwaartepunt naar Vlaanderen. De Waalse traditionele industriële sectoren kenden een structurele crisis, terwijl de Vlaamse multinationale ondernemingen zorgden voor een klasse van Vlaamse ondernemers. Tegelijk deed zich een tertialisering van de economie voor, die tewerkstelling bood aan de eerste generaties volledig in het Nederlands gevormde universitairen en hoger opgeleiden.
Deze Vlaamse elite verwierf ook meer macht in het politieke landschap. Het succes van de Volksunie was daar een eerste uiting van: in 1965 brak de partij electoraal door en al gauw veroverde ze meer dan 20 kamer zetels. De Volksunie kon gezien worden als een erfgenaam van de VNV met gelijkaardige eisen, onder andere amnestie voor collaborateurs. Ze schreef zich echter, in tegenstelling tot de VNV, volledig in in het democratische politieke bestel.
In de jaren ’60 trok de Volksunie een nieuwe generatie centrum-linkse mandatarissen en kiezers aan, die de VU beschouwden als een alternatief voor de traditionele Belgische partijen.
De opkomst van de VU deed vooral de CVP pijn: het was een serieuze concurrent aan haar Vlaamsgezinde zijde. De CVP zou dan ook als eerste Vlaamse partij splitsen. Ook in de andere partijen bleek een splitsing onvermijdelijk. Begin jaren ’70 splitste de Liberale Partij en eind jaren ’70 viel ook de Socialistische Partij uiteen.
Het uiteenvallen van de Belgische partijen, ging de regionalisering van de staat vooraf.
De Waalse Beweging (WB)
De WB ontstond op het eind van de 19de eeuw als reactie tegen de eerste taalwetten. Ze verdedigden de belangen van de Franstaligen in Vlaanderen, onder meer door te eisen dat Vlaanderen tweetalig zou blijven. Voor Wallonië eiste de WB eentaligheid. In het interbellum ontwikkelden ze zich tot een verdediger van de belangen van Wallonië.
Integendeel tot de VB had de WB zich niet verbrand in de oorlog. De collaboratie van (een deel van) de VB was voor de WB het bewijs dat er met Vlamingen niet samen viel te leven: op een berucht Waals congres in 1945 werd het separatisme geëist, oftewel de Waalse onafhankelijkheid. De WB had vooral een linkse aanhang, terwijl de VB meer rechtse aanhangers had.
Deze linkse aanhang was vooral te wijten aan de neergang van de Waalse economie: velen geloofden dat de crisis veroorzaakt werd door een gebrek aan steun van de Belgische overheid. Als remedie schoven zij een grotere economische zelfstandigheid van Wallonië naar voor. Uit de Waalse socialistische arbeidersbeweging groeide het Mouvement Populaire Wallon waaruit in de jaren ’70 het Rassemblement Wallon als politieke partij voortkwam.
Voor het eerste in de geschiedenis was er aan beide kanten van de taalgrens een aanhang voor de omvorming van België tot federale staat.
Het probleem Brussel
De Vlaamse Beweging beschouwde Brussel als een integraal deel van Vlaanderen, ook al was er toen al een sterke verfransing van de hoofdstad. Dit leidde tot grote frustraties bij de VB. Ook in de rest van Vlaams-Brabant vestigden zich steeds meer Franstaligen die weigerden zich aan te passen.
Zo ontstond er een Franstalige belangengroepering in de Rand rond Brussel. Deze ijverde voor de erkenning van Brussel als een aparte entiteit, met een zo groot mogelijk grondgebied en een hoge mate van politieke autonomie.
Van Vlaamse kant eiste men taalkundige pariteit in de hoofdstad. Ook werd geëist dat Brussel begrensd zou worden en dat de Franstaligen in Brussel zich zouden aanpassen.
De Franstalige Brusselaars organiseerden zich in het Front des Francophones, een politieke partij ontstaan in 1965. Deze partij had echter heel andere eisen dan het Rassemblement Wallon: het FDF verzette zich tegen elke vorm van regionalisering, dus ook de Waalse. Verder wensten zij geen staatsinterventie in de economie, wat de RW wel als oplossing zag voor de economische crisis.