Van jager-verzamelaar tot boer
Vroeger leefden mensen als jager-verzamelaar. Mensen trokken rond en pasten zich aan aan de seizoenen. Langzaam veranderden zij in boeren die gewassen verbouwden en dieren hielden. Boeren hoefden niet meer rond te trekken, maar konden zich op een plek vestigen. Ook werden de groepen waarin mensen leefden, steeds groter omdat er voorraden aangelegd werden.
De jager-verzamelaars
Sinds het bestaan van de mens heeft hij lange tijd geleefd als jager-verzamelaar. De mens kwam aan voedsel door de jacht op dieren en door het verzamelen van noten, planten, wortels, zaden en bessen. Ze leefden in kleine groepen en trokken rond om steeds in nieuwe gebieden op zoek te gaan naar voedsel. Ze pasten zich hierbij aan aan de seizoenen. Hierdoor werd de natuur nauwelijks belast en was de levenswijze van jager-verzamelaars succesvol. Jager-verzamelaars hadden weinig bezittingen. Door hun nomadische bestaan was het lastig om veel mee te nemen.
De eerste boeren
Ongeveer 10.000 jaar geleden veranderden jager-verzamelaars langzaam in boeren. Dit kwam mede door een verandering in het klimaat die zo’n 12.000 jaar geleden begon. De temperatuur steeg en de hoeveelheid neerslag nam toe, wat invloed had op de planten die in een gebied voorkwamen. De jager-verzamelaars leerden welke van deze planten, zoals verschillende graansoorten, ze konden eten en hoe ze deze moesten oogsten. Ook vonden ze uit hoe ze zelf gewassen konden verbouwen. Ze zaaiden het zaad van planten in de grond zodat ze dit het jaar daarop konden oogsten. Daarnaast leerden ze dat ze dieren konden houden om deze vervolgens als voedsel te gebruiken. Ze begonnen met het temmen van schapen, geiten en zwijnen om er mee te fokken en zo voldoende voedsel te hebben. Deze boeren sloegen voedsel op, zodat ze een voorraad hadden voor andere seizoenen. Dit betekende dat de voormalig jager-verzamelaars geen nomadisch bestaan meer hoefden te leiden, maar op één plek konden blijven en hier permanente huizen konden bouwen.
De mensen die leefden aan de voet van het Zagros-gebergte, in wat nu Iran is, waren de eerste boeren. Vanuit het Nabije Oosten verspreidde de landbouw zich naar Europa en West-Azië. Omdat de opbrengst van de gewassen groot genoeg was om meer mensen van voedsel te voorzien, werden de groepen waarin de mensen leefden steeds groter. Daarnaast was het hebben van meer bezittingen mogelijk als boer, omdat men niet steeds naar een nieuwe plek hoefde te trekken. Ongeveer 7000 jaar geleden verschenen de eerste boeren in wat nu Nederland is, in het huidige Zuid-Limburg. In Amerika en de rest van Azië ontwikkelde de agrarische samenleving zich ongeveer 9000 jaar geleden. Dit gebeurde onafhankelijk van de landbouw die ontstond in het Nabije Oosten.
Boeren van nu
Ook tegenwoordig zijn er nog veel boeren, hoewel er sindsdien veel is veranderd. Boeren in Nederland bijvoorbeeld produceren veel grotere hoeveelheden dan de boeren vroeger die alleen hun eigen groep van voedsel voorzagen. De huidige boeren verkopen hun producten zodat het aan de andere kant van het land of zelfs nog veel verder weg mensen van voedsel voorziet. Ook is de technologie ontwikkeld; huidige boeren gebruiken allerlei machines terwijl de eerste boeren alles met de hand deden. De ploeg (de handploeg, tegenwoordig gaat het om elektrische ploegen) werd pas 6000 jaar geleden uitgevonden. De eerste boeren gebruikten geweien van herten om de grond mee om te ploegen.
Jager-verzamelaars van nu
Er zijn tegenwoordig ook nog steeds jager-verzamelaars. Hiervan zijn nog maar een aantal groepen op de hele wereld. Zo zijn er bijvoorbeeld de San (ook wel Bosjesmannen genoemd) in Zuidwest-Afrika. De mannen jagen op dieren, de vrouwen verzamelen voedsel in de natuur. Het verzamelen brengt meer op dan de jacht. Het is voor de San geen probleem om voldoende voedsel te vergaren. Ook blijkt het menu van de San erg voedzaam te zijn.
In poolstreken leven de Inuit. Uit onderzoek aan het begin van de 20e eeuw bleek dat voor hen de jacht voor het grootste deel van het voedsel zorgde. In de zomer jaagden ze eerst op zeehonden, daarna op kariboes en vissen. In de winter leefden ze van robben. Jagers moesten de wacht houden bij gaten in het ijs waar robben adem kwamen halen. De Inuit leven echter steeds minder geïsoleerd en kunnen niet altijd de levenswijze van jager-verzamelaar blijven voortzetten. Soms geven ze deze vrijwillig op, soms gedwongen.
Naast de San en de Inuit zijn er nog andere groepen, bijvoorbeeld de Aboriginals in Australië, Pygmeeën in de Afrikaanse wouden en Indianen in de Zuid-Amerikaanse regenwouden.