Het trechterbekervolk of de hunebedbouwers
Duizenden jaren geleden leefde in een deel van wat nu Nederland is het Trechterbekervolk. Ze verbouwden gewassen, hielden dieren en woonden in boerderijen. Maar het bekendst zijn ze van de grote steenformaties die ze bouwden om als grafkelders te gebruiken: de hunebedden. Daarom wordt dit volk ook vaak de hunebedbouwers genoemd.
De eerste landbouwers
Al duizenden jaren wonen er mensen in wat nu Nederland is. Eén van de volken die ruim 3000 jaar voor Christus in een deel van Nederland leefde, zijn de hunebebouwers, ofwel het Trechterbekervolk. Zij behoorden waarschijnlijk tot de eerste generaties landbouwers in ons land. Al een paar duizend jaar eerder, rond 8000 voor Christus, was de geleidelijke overgang van jager-verzamelaars naar landbouwers begonnen in wat nu Iran is. Jager-verzamelaars leidden een nomadisch bestaan. Dit veranderde in een agrarische samenleving, waarbij groepjes mensen zich op één plek vestigden en hier landbouw begonnen te bedrijven. Rond 5000 voor Christus arriveerden de eerste boeren in Nederland, in wat nu Limburg is. Het Trechterbekervolk bestond dus uit vroege landbouwers, hoewel ze niet de eersten waren in Nederland. Het volk vestigde zich in wat nu Drenthe is en liet het jager-verzamelaarsbestaan achter zich. Zij waren wel de eerste boeren in Noord- en Oost-Nederland.
Het leven van het Trechterbekervolk
Alles wat we van het Trechterbekervolk weten of denken te weten, komt voort uit opgravingen die zijn gedaan. Een schrift kenden de hunebedbouwers niet, dus op deze manier hebben ze niets achtergelaten wat ons vertelt over hoe zij leefden. Erg veel is er daarom niet over bekend. In deze tijd werden de mensen nog lang niet zo oud als veel mensen nu. Waarschijnlijk was 35 tot 40 jaar een hoge leeftijd.
Het Trechterbekervolk bouwde boerderijen van leem met rieten daken. Ze hadden akkers, waarop ze onder meer gerst, tarwe, linzen en bonen verbouwden. Verder hielden ze dieren als koeien, schapen, varkens en geiten. Doordat ze voedsel konden verbouwen en dieren hielden die voedsel en drinken leverden, was het niet nodig om rond te trekken om dit te verzamelen. Het Trechterbekervolk maakte ook gebruik van werktuigen, gemaakt van hout en steen. Ook wisten ze hoe ze moesten pottenbakken. Ze maakten allerlei schalen, potten, emmers en flesjes. Een pot die vaak door dit volk werd gemaakt, was een pot met een trechtervorm. Daar komt de naam Trechterbekervolk dan ook vandaan.
Grafgiften
Het Trechterbekervolk had een dodencultuur. Overleden mensen kregen grafgiften en voedsel mee in hun graf. Deze waren bedoeld voor in het hiernamaals of in het volgende leven. In deze graven zijn veel trechterbekers gevonden, maar ook andere voorwerpen die in het gewone leven werden gebruikt, zoals schalen en soms bijlen en pijlpunten. Af en toe lagen er ook sieraden in. Menselijke resten zijn niet meer gevonden in de graven, de skeletten waren volledig vergaan, waarschijnlijk door de zure bodem.
De hunebedden
Wat zijn hunebedden?
Het bekendst staat het Trechterbekervolk om zijn hunebedden, vandaar ook de naam hunebedbouwers die vaak gebruikt wordt voor deze mensen. Hunebedden zijn een soort grote graven waarin de overledenen een plaats kregen, samen met de grafgiften die de levenden hen meegaven. Hunebedden zijn grote steenformaties, gemaakt van enorme zwerfkeien. Deze keien werden op elkaar gelegd en vormden zo grote grafkelders waarin vele personen geplaatst konden worden.
Hoe werden hunebedden gemaakt?
Hoe het Trechterbekervolk de hunebedden maakte, is nog niet helemaal duidelijk, hoewel er wel vermoedens zijn. De stenen die ervoor gebruikt werden, zijn namelijk enorme keien die vaak vele duizenden kilo’s wegen. Deze moesten zonder machines en hulpmiddelen die we nu kennen, verplaatst en op elkaar gestapeld worden. De zwerfkeien zijn waarschijnlijk zo’n 150.000 jaar geleden in Drenthe terechtgekomen, tijdens een ijstijd waardoor gletsjers een deel van Nederland bedekten. Na de ijstijd bleven de keien achter om vele jaren later gebruikt te worden voor hunebedden.
Vermoed wordt dat de boeren in deze tijd de stenen verplaatsten door deze over boomstammetjes te laten rollen of op sleden over bevroren gronden te slepen. Ossen, touwen en mannen deden verder het zware werk. De keien werden op hun plek gerold en in een kuil rechtop gezet. Er werd zand gebruikt om de ruimte tussen de stenen op te vullen en aan de buitenkant werd er een soort helling van gemaakt. Hierover werden de dekstenen omhoog getrokken om op de draagstenen te leggen. Vervolgens verwijderden de boeren het zand en werd de grond weer met leem en klei bedekt. Kleine stenen dienden als opvulling. Het hunebed was hiermee voltooid en werd in gebruik genomen als graf voor de overledenen.
De plaats van hunebedden
Zoals genoemd werden deze hunebedden in Drenthe gebouwd. Nog steeds zijn hier 52 hunebedden te vinden, bijvoorbeeld rond de gemeente Borger waar er elf te vinden zijn. Drenthe is echter niet de enige plaats waar het Trechterbekervolk hunebedden bouwde. Ook in de provincie Groningen zijn er nu nog twee te vinden. Al deze hunebedden hebben een ingang op het zuiden. Verder is de richting van het hunebed oost-west, hoewel die niet bij elk hunebed heel precies is. Hierbij hielden de bouwers dus rekening met de stand van de zon.
Behalve in Nederland zijn ook in Noord-Duitsland en Denemarken hunebedden te vinden, die gemaakt zijn met dezelfde grote zwerfkeien. Het Trechterbekervolk heeft ook grote grafkelders van stenen gebouwd in Polen en het zuiden van Zweden. Hier kwamen echter niet deze grote zwerfkeien voor, dus dit zijn geen hunebedden zoals die in Drenthe voorkomen. De 54 hunebedden die nu nog in Nederland te vinden zijn, zijn geen van alle meer compleet. Vaak ontbreken meerdere stenen, zowel de grote dek- en draagstenen als de kleinere die een hunebed volledig maakten.