De rendierjagers
Zo'n 15.000 jaar geleden leefde er in West-Europa een volk op de toen nog koude vlakten. Dit waren de rendierjagers. Ze leefden hier met onder meer rendieren en mammoeten, waar ook op werd gejaagd om aan voedsel te komen. Om voldoende voedsel te blijven vinden, leidden de rendierjagers een nomadisch bestaan.
De laatste ijstijd
Ongeveer twee miljoen jaar geleden begon de quartaire ijstijd, die bestond uit meerdere warme en koude perioden. Deze ijstijd eindigde ongeveer 12.000 jaar geleden. Ook toen leefden er mensen. Zo leefden er zo’n 15.000 jaar geleden in West-Europa namelijk de rendierjagers. West-Europa was in die tijd een uitgestrekte toendra. De Noordzee was op dat moment geen zee, dus ook Groot-Brittannië behoorde tot deze toendra. Het was een uitgestrekte, bevroren vlakte met weinig begroeiing en in de winter was alles bedekt met sneeuw. Er leefden onder andere mammoeten, rendieren, bizons en wolharige neushoorns. Hoe zag het leven van de rendierjagers er in deze tijd uit?
Zorgen voor voedsel
De rendierjagers jaagden, zoals de naam al aangeeft, op rendieren. Het vlees van rendieren was voor deze mensen een zeer belangrijk voedingsmiddel. Daarnaast jaagden ze ook op bizons, mammoeten, poolvossen en vogels. Verder deden ze ook aan vissen waarvoor ze vishaken maakten. Jagen deden ze met pijlen, speren en harpoenen. Belangrijk voor het jagen op grotere dieren was de samenwerking tussen de jagers. Kuddes rendieren werden bijvoorbeeld door een groep jagers en bepaalde kant op gedreven zodat de hele kudde van een rotswand naar beneden viel of zich vastliep in een moeras. Ook het jagen op mammoeten vereiste groepswerk. Een mammoet werd naar een rotswand gedreven zodat hij niet kon vluchten. Dan vielen de rendierjagers samen aan tot de mammoet gedood was.
Een nomadisch bestaan
De rendierjagers leidden een nomadisch bestaan, ze verhuisden regelmatig van het ene gebied naar het andere. Hiervoor waren meerdere redenen. Ten eerste de rendieren, één van de belangrijkste voedselbronnen. In de winter trokken de dieren naar het zuiden waar dan meer voedsel beschikbaar was. In de zomer trokken ze weer naar het noorden. Ook het aanbod van andere dieren werd na een tijd beperkt in een bepaald gebied. Daarnaast werden andere zaken als kruiden en hout waarvan de rendierjagers gebruik maakten steeds minder. Een gebied had tijd nodig om te herstellen. De rendierjagers trokken daarom achter de rendieren aan naar een ander leefgebied.
Deze nomadische manier van leven betekende ook dat wanneer er van de ene plek naar de andere werd getrokken, alle bezittingen vervoerd moesten worden. De rendierjagers hadden dan wel weinig materieel bezit, ze hadden wel potten, gereedschappen en ze moesten in feite hun hele huis, ofwel onderdelen van hun tenten meenemen. De slede was daarvoor een mogelijk vervoermiddel, getrokken door de mensen zelf. Verder werden de bezittingen waarschijnlijk tot pakketten gebonden en op de rug meegedragen.
Hoe woonden de rendierjagers?
Doordat de rendierjagers nooit lang op één plek bleven, had het geen zin om permanente woningen neer te zetten. Ze leefden in tenten, gemaakt van rendierhuiden. De tenten hadden de vorm van een kegel en ze werden onderaan verzwaard met stenen. De tentdoeken konden ze steeds meenemen naar hun nieuwe leefgebied. In Nederland leefden ook rendierjagers. Zij leefden in het noorden en oosten van het land. Er zijn vindplaatsen van kampen in Friesland, Groningen, Drenthe en Gelderland.
De rendierjagers leefden in kleine groepen van meestal een paar gezinnen. Voor grotere groepen was er niet genoeg voedsel in een gebied. Ze werden lang niet zo oud als mensen in westerse landen nu worden. De rendierjagers hadden een fysiek zwaar leven door de omstandigheden waaronder ze moesten leven. Daarnaast waren er nauwelijks medicijnen en geneeskundige kennis, een slechtere hygiëne en ook de jacht eiste levens.
Gereedschappen en gebruiksvoorwerpen
De rendierjagers moesten al hun bezittingen zelf maken. Dit gold voor de wapens die ze gebruikten bij de jacht, zoals pijlpunten en speerpunten die ze maakten van vuursteen. Vuursteen gebruikten ze ook voor bijvoorbeeld bijlen en beitels. Harpoenen voor de jacht maakten ze van beenderen van dieren. Van beenderen en geweien werden ook vishaken, naalden, priemen en handvatten gemaakt. Darmen en pezen van dieren waren goed voor het maken van touw en garen. Dierenhuiden werden, naast tentdoeken, gebruikt voor kleding en schoenen.
Het einde van de rendierjagers
Toen de laatste ijstijd tot een einde kwam, ging de temperatuur omhoog, de zeespiegel steeg (waardoor Groot-Brittannië losraakte van het Europese vasteland) en de omgeving veranderde. West-Europa veranderde van toendra in een gebied met bossen. De rendieren trokken weg en hiermee verdwenen ook de rendierjagers.