De Grand Tour, Italië als museum
In de late zestiende, vroege zeventiende eeuw ontwikkelt zich in Europa een verschijnsel dat we de Grand Tour noemen. Dit verschijnsel komt voort uit de ontwikkeling van Italië van actief cultuurland richting museumland. Het kennen van de Romeinse geschiedenis was een belangrijk deel van de opvoeding geworden van Noord-Europese, adellijke jongemannen en aanleiding tot het reizen omwille van pret, educatie en kunst. De Grand Tour bepaalde scholing en cultuur in het leven van jongemannen gedurende de gehele zeventiende en achttiende eeuw.
Opvoeding
In de achttiende eeuw reizen jongemannen uit aanzienlijke families uit Engeland, Nederland en andere Noord-Europese landen af naar Italië om kennis te maken met de klassieken en de klassieke wereld. Meestal werden zij vergezeld van een leraar, een pedagoog. Sommige van deze ‘bear leaders’ (de jongens werden beschouwd als ongelikte beren) waren bekende filosofen of wetenschappers als Thomas Hobbes of gebruikten deze ervaring om pedagogische boeken te schrijven (John Locke, ‘Some thoughts concerning education). Het einddoel van de reis was vrijwel altijd de stad Napels: ‘Eerst Napels zien en dan sterven’. Rome daarentegen werd saai gevonden, omdat er weinig te doen was. De jongeren waren gefascineerd door Napels door de Vesuvius en de actie die daar te vinden was. Het doel was niet individuele ervaringen op te doen, maar de grand tour was er juist op gericht mee te maken wat iedereen meemaakte. De grand tour was een overgangsritueel voor jongens tussen de 16 en 25 jaar om te leren hoe mensen met elkaar omgingen in andere delen van de wereld. Je leerde talen, geschiedenis van de oudheid, en kunst en bouwkunst te waarderen; je werd een ‘man van smaak’.
Levenservaring en pedagogiek
De levenservaring die de jongemannen opdeden was erg belangrijk. Je leerde je te handhaven in een katholieke wereld (vooral Engeland en Nederland waren voornamelijk protestants) en vijandige omstandigheden, deed diplomatieke ervaring op, ging de ambassades af en deed contacten op. Een voordeel van de grand tour voor het thuisfront was dat de jongens zich op die leeftijd als pubers gedroegen en de jongens hun wilde haren konden verliezen in het buitenland. Ze konden zich ook niet aan de dienstmeisjes in hun thuisland vergrijpen en de Grand Tour werd dan ook meer een reis die draaide om gokken, drinken en seks. Niet alleen werd de Grand Tour inspiratie voor pedagogische boeken, maar ook werden er veel reisverslagen geschreven met raadgevingen, die later opgingen in de eerste echte reisgidsen, waarin bezienswaardigheden en ervaringen opgesomd werden.
Het sublieme, de moraal en cultuurtransfer
Na 1700 ontstond uit de Grand Tour het idee van het sublieme: iets wat mooi is, omdat het ons schrik aanjaagt. Deze term is afkomstig uit de kunsttheorie over het sublieme, het grootse. Dit onderwerp is ook terug te vinden in klassieke tragedies, tragiek in de kunst, maar ook de natuur. Vooral de Alpen en andere bergen werden op een nieuwe manier gewaardeerd en opgezocht. De moraal was op de Grand Tour ook erg belangrijk om te leren. Een reiziger moest vooral niet de buitenlandse manieren overnemen: ‘ook in den vreemde blijft de reiziger aan zijn landsaard herkenbaar’. Reisverslagen uit deze tijd zeggen meer over de cultuur van de reiziger dan over wat er te vinden was. Omdat de jongeren die de Grand Tour ondernamen bewijs mee wilden nemen dat ze hun educatie hadden afgerond, namen ze souvenirs mee uit Italië. Hiermee kwamen de eerste verschijnselen van toerisme naar voren. Souvenirs bestonden bij voorkeur uit antiquiteiten (beelden, reliëfs, penningen, gegraveerde stenen), maar ook stadsgezichten en portretten van jezelf in passende omgeving. Dit zorgde voor de opkomst van productie van souvenirs en de eerste openbare collecties artefacten in musea in Italië. Ook werd inspiratie gehaald uit Italiaanse muziek (Vivaldi, castraatzangers, muzikale termen), schilder- en beeldhouwkunst, en architectuur (afwijzing van barok en rococo). Dit alles noemen we een cultuurtransfer en deze heeft gezorgd voor de verspreiding van het neoclassicisme in Noord-Europa en Noord-Amerika in twee fasen: het palladionisme (overname van het standpunt over de oudheid uit de Renaissance) en de Dorische architectuur (meestal voor overheidsgebouwen, gevangenissen, kazernes, wachtposten en alles wat autoriteit moet uitstralen).
Conclusie
De Grand Tour was een zeventiende- en achttiende-eeuws verschijnsel dat we kunnen beschouwen als niet alleen een vorm van educatie en opvoeding, maar ook een eerste vorm van toerisme en pretreizen. Bovendien bepaalde het de opkomst van het neoclassicisme en zorgde het voor een cultuurtransfer van de Klassieke kunst en cultuur en de Klassieke kunst en cultuur zoals deze in de Renaissance gezien werd naar het Noorden van Europa en Amerika.