Bush & Co: Prescott Sheldon Bush
De familie Bush leverde Amerika twee presidenten en een senator. Daarmee is de familie één van de bekendste politieke dynastieën ter wereld. Al vroeg in de twintigste eeuw legden Samuel en vooral Prescott de fundamenten van het huis Bush, dat wereldwijd een belangrijke rol zou spelen op elk vlak van onze samenleving. Ondanks de beroemdheid die de familie verwierf, speelden veel van hun handelingen zich af achter het gordijn van het politiek toneel.
Samuel Prescott Bush /
Bron: Onbekend, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Prescott Sheldon Bush /
Bron: USGov, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Indeling
De aartsvader: Samuel Prescott Bush, 1863 - 1948
Samuel studeerde af als ingenieur en begon zijn carrière bij de spoorwegen. In 1894, het jaar van zijn huwelijk met Flora Sheldon, was hij hoofdopzichter bij Chicago & Saint Louis Railroad. In 1895 werd zijn eerste zoon geboren, Prescott Sheldon. In 1901 verhuisde de familie naar Columbus, Ohio waar hij algemeen manager werd bij Buckeye Steel Castings Company. De directeur van deze onderneming was Frank Rockefeller, broer van John D. Rockefeller. Een heel belangrijke klant van Buckeye was Edward Henry Harriman, eigenaar van verschillende spoorwegmaatschappijen. De relatie tussen de Harrimans, Bushes en Rockefellers zou nog generaties gecultiveerd worden. In 1908 nam Frank Rockefeller pensioen en Samuel nam zijn directeursstoel over, wat hem tot één van de topindustriëlen van zijn tijd maakte.
In 1918 moest topbankier Bernard Baruch, adviseur van Wilson en F.D. Roosevelt, het Bestuur van Oorlogsindustrie hervormen. Baruch benoemde Samuel daarbij tot hoofd van de 'Ordnance, Small Arms and Ammunitions Section', wat hem de belangrijkste contactpersoon maakte tussen regering en munitiefabrieken. Samuel werd tevens bestuurslid van de Cleveland Federal Reserve Bank en de Huntington National Bank van Columbus. Via Samuel had de Bush-dynastie een stevige positie in zowel de industriële als financiële high society verworven.
Een dubieuze opvolger: Prescott Sheldon Bush, 1895 - 1972
De oudste zoon van Samuel zou in zijn bewogen carrière het fortuin en de invloed van de familie vergroten, maar ook de eerste publieke smet werpen op haar blazoen. In navolging van zijn grootvader James Smith Bush en oom Robert E. Sheldon ving hij in 1913 zijn studies aan de Yale-universiteit aan, waar hij lid werd van het notoire Skull and Bones genootschap. In 1917 diende hij in het leger als kapitein bij de artillerie, maar zou zich al snel in de wereld van de inlichtingendiensten begeven. Na de oorlog ging hij nauw samenwerken met de zonen van E.H. Harriman, Averall en Roland. In 1924 werd hij vicepresident van hun zakenbank A. Harriman & Co, waar zijn schoonvader George Herbert Walker ook werkte. Een jaar later werd hij ook nog directeur van de buitenlandse divisie van de U.S. Rubber Company of New York en bestuurslid en mede-oprichter van de Union Banking Corporation. Via de Walkers en Harrimans breidde het netwerk van contacten en belangen zich uit tot een onontwarbaar kluwen van reusachtige maar goed verborgen geldstromen.
Op weg naar de oorlog
A. Harriman & Co was een partner / aandeelhouder in Hapag. Via deze bank stond Bush in zakelijk contact met de Warburgs. Op 1 januari 1931 fuseerden de Harrimans hun bank met Brown Brothers om aldus Brown Brothers Harriman & Co te vormen. Van de 16 vennoten noteren we:
Prescott Bush, Granger Kent Costikyan, Louis Curtis, E. Roland Harriman, W. Averell Harriman,
Robert A. Lovett, Ray Morris, Knight Woolley: stuk voor stuk voormalige Skull & Bones- leden. In 1929 werd de Amerikaanse poot van IG-Farben opgericht: American I.G. We vermelden maar een paar bedrijven die deel waren van het consortium:
- Standard Oil (van de Rockefellers); Standard Oil New Jersey was voor 94% aandeelhouder in DAPAG, de olieleverancier van de Wehrmacht. Naast Rockefeller werd deze onderneming voorgezeten door Walter Teagle, die ook de Federal Reserve Bank van New York vertegenwoordigde.
- Ford Motor Company, voorgezeten door Edsel Ford en Carl Bosch, die ook in Duitsland directeur was van I.G. Farben. In 1938 kreeg Henry Ford nog een Nazi-medaille van Hitler.
- De U.S. Rubber Company van Bush en het "synthetisch rubber departement van Standard Oil"
- General Electric - Allgemeine Elektrizitäts Gesellschaft (AEG), gemanaged door National City Co, Cleveland Ohio
- Federal Reserve Bank of New York (Paul Warburg, Charles Mitchell, Walter Teagle) en Bank of Manhattan (Paul Warburg, H.A.Metz)
Natuurlijk kon de "Bush-clan" op financieel vlak niet achterblijven. Samen met Fritz Thyssens Bank voor Handel en Scheepvaart nv richtte Brown Brothers Harriman & Co de Union Banking Corporation op. We maken wel de bedenking dat het niet alleen Amerikaanse bedrijven waren die deelnamen aan de Duitse industrie. Ook in Nederland (bijvoorbeeld Royal Dutch Shell) en Engeland werd er lustig geprofiteerd van de oorlogsindustrie in opbouw. De Engelse minister van Oorlogsproductie tijdens WO II was kapitein Oliver Lyttleton, die tezelfdertijd directeur was bij British Metal Corporation en Aufsichtsrat-lid van Metallgesellschaft A.G.
Het tweerichtingsverkeer tussen Duitsland en Amerika was een zeer winstgevende zaak voor alle betrokkenen. Amerikaans geld werd massaal in de Duitse wederopbouw gepompt. De winsten die daar gemaakt werden stroomden weer naar de States, waar het in de Amerikaanse economie werd geïnvesteerd. Ondertussen was Bush de spilfiguur in veel van de wapenindustrieën in de VS.
W.A Harriman zorgde voor de politieke bijsturing naar de oorlogsopbouw: hij werd adviseur van Frankiln Roosevelt en onderhield nauwe contacten met het communistisch regime in Rusland (in 1942 werd hij ambassadeur in Moskou). Robert Lovett werd "minister" van Oorlogszaken en zorgde voor een enorme uitbreiding van ondermeer luchtmacht. Wie de leningen aan de overheid gaf om die uitbreiding van het militair apparaat te bekostigen hoeft men al niet meer te vragen. De rijke bankiers en industriëlen stonden aan beide zijden van de pingpong-tafel en politiek was het balletje dat ze naar elkaar toespeelden.
In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog kunnen we nog een smakelijke link leggen tussen Hitler en Amerika. Eén van Hitlers vertrouwelingen en financiers was Ernst "Putzi" Hanfstaengl. Putzi overzag samen met Hermann Göhring de brand van de Reichstag; de gelegenheid waarbij Hitler alle democratische wetten introk en een feitelijk toestand van krijgswet afkondigde. Putzi was tot 1941 een vriend van Hitler. Na zijn "val" binnen het regime, vluchtte hij en werd krijgsgevangen genomen. Op persoonlijke voorspraak van Roosevelt werd hij echter vrijgelaten. Putzi was een Harvard student... en persoonlijke vriend van FDR. Over de kunstgalerij van zijn familie wist Putzi zich nog te herinneren dat hij er het
"meermaals het aangename gezelschap mocht ontvangen van Pierpont Morgan, Henry Ford, een dochter van president Wilson..." Hitler werd in
maart 1933 de absolute machthebber in Duitsland (of althans het uithangbord daarvan); in Amerika werd Franklin Delano Roosevelt geïnstalleerd als president op
4 maart 1933. De poppenspelers waren klaar om de marionetten een nieuwe wereldoorlog in te sturen.
De Consolidated Silesian Steel Company in Auschwitz
Deze firma was tot 1942 een filiaal van o.a. Brown Brothers Harriman & Co. Friedrich Flick, een Duitse staalbaron was voor twee derde eigenaar, de Amerikanen voor het resterende deel. De Pools-Duitse grensstreek Silezië was rijk aan steenkool en ijzer en het was bij het stadje Oswiecim dat deze firma haar mijn- en staaloperaties had gevestigd. In 1933 wou de Poolse regering de firma nationaliseren, maar met de hulp van o.a. advocaat en mede-eigenaar John Foster Dulles wist Prescott in 1934 een compromis te sluiten met de Poolse regering. De mijnen en fabrieken konden in ieder geval het materiaal voor de tanks en vliegtuigen van Thyssen blijven leveren, waardoor diezelfde tanks en vliegtuigen in 1939 Polen konden binnenvallen en bezetten. Poolse bedrijven werden onmiddellijk in beslag genomen door de Duitsers, maar de Amerikaanse eigendommen werden gevrijwaard. Vanaf 1941 kon het bedrijf van Bush over gratis personeel beschikken; het werd vanaf dan uit het concentratiekamp gehaald vlak bij Oswiecim, beter bekend als Auschwitz. De levensverwachting van de arbeiders in de CSSC was gemiddeld drie maanden. Het geld dat de zakken van de Amerikaanse financiers binnenstroomde was letterlijk bloedgeld.
Die Neue Welt Ordnung van Hitler en Bush:
Auschwitz-Birkenau
Van de eerste 10.000 dwangarbeiders in oktober 1941 waren er na 7 maanden nog 0 in leven. /
Bron: Michel Zacharz (Grippenn), Wikimedia Commons (CC BY-SA-2.5)
Een kink in de kabel
Met de intrede van Amerika in de oorlog zaten de Amerikaanse 'Hitler-financiers' in een lastig parket. Grote reorganisaties waren al gebeurd of moesten uitgevoerd worden. In ieder geval moest de public relations dat voorwenden. De naam van American I.G. was in 1939 al veranderd in General Aniline om de band met nazi-Duitsland toch niet al te duidelijk te maken. In 1942 legde de Amerikaanse regering beslag op bedrijven en rekeningen van Duitse financiers. Ook de rekeningen van CSSC, Holland-American Trading Company (waarlangs de deelname in Hapag werd gehouden) en UBC werden bevroren. Prescotts betrokkenheid met de nazi's werd kort onderzocht. Bush werd wederom verdedigd door John Foster en Allen Dulles, maar had tevens zo veel politieke vrienden op belangrijke posten, dat hij nooit veroordeeld werd. Na de processen van Nürenberg kreeg hij nog anderhalf miljoen dollar terug van de overheid voor zijn aandeel in UBC. Het is niet veel in vergelijking met wat hij via die bank al verdiend zal hebben, maar het is wel frappant dat de Duitse partners als oorlogsmisdadigers werden gezien en dat hij nog geld toegestopt kreeg.
Misdaad loont
De processen van Nürenberg mogen op zijn zachtst gezegd een complete farce genoemd worden. Veel van de Duitse bedrijfsdirecteuren werden berecht en veroordeeld, maar geen enkele Amerikaan. Veel Amerikaanse bedrijven bleven Hitler financieel en logistiek ondersteunen tot minstens 1941, goed wetende wat er allemaal gebeurde. Tot 1941 was Amerika echter een neutraal land; volgens de de verdediging van die Amerikaanse directeuren dan. Na hun gevangenisstraffen namen veel van de Duitse bedrijfsleiders gewoon weer hun posten in. Hun Amerikaanse collega's hadden tegen die tijd mooie promoties gemaakt.
- Prescott Bush werd in 1952 senator voor Connecticut en richtte met het geld van UBC voor zijn tweede zoon George de Bush-Overby Development Company op, een bedrijf in de oliesector.
- Allen Dulles werd in 1945 een afdelingsdirecteur van de OSS, vanaf 1953 directeur van de CIA
- John Foster Dulles werd in 1953 Secretary of State, richtte in 1954 de SEATO op en bleef agressieve expansiepolitiek promoten.
- W.A. Harriman bleef tot 1946 ambassadeur in Moskou en in 1954 gouverneur van de staat New York.
- De Warburgs kregen er met James Paul (zoon van Paul Moritz) ook een senator bij.
- Robert A. Lovett was tijdens de oorlog al minister van Oorlogszaken en werd in 1951 herbevestigd als Minister van Defensie
- In 1945 mocht de firma Brown Brothers Harriman & Co een nieuwe partner verwelkomen: Alan Greenspan.