De Filistijnen in oude tijden
Na de mislukte inval in de delta van Beneden-Egypte omstreeks 1179 v.Chr. werden de Filistijnen verspreid en vestigden ze zich in de zuidelijke kuststrook van de Levant. Aldaar organiseerden ze zich in een losse confederatie van onafhankelijke stadstaten, die van tijd tot tijd in een rivaliserende verhouding tot elkaar stonden. Ze vereerden Dagon (oorlogs- en korengod) en Baäl-Zebud, wat zijn weerslag vindt in de Hethietische oppergod Dagan-zipas en Zabata/Ziparwa. Daarnaast vereerde ze ook Egyptische Goden.
Algemeen
Van de Filistijnen werd reeds gewag gedaan in de annalen van Egypte in de tijd van aartsvader Abraham. Ook komen ze in deze annalen voor aan het einde van de 13de eeuw v.Chr. Het zijn nakomelingen van Mizraïm, zoon van Cham en volgens Genesis 10 stammen de Filistijnen af van de Kasluchieten en de Pathrusieten. In dit kader wordt ook het Balkanse Illyrië genoemd. De Filistijnen, zijnde de Peleset (Plst) vielen in 1179 v.Chr. onder meer met de Tjekker, Shekelesh, Danuna en Tursha als onderdeel van de tweede grote inval der zeevolken de Delta van Egypte binnen. Een en ander geschiedde tijdens de regeringsperiode van Ramses III, die in Egypte regeerde van 1184-1153 v.Chr. Daarna vestigden ze zich in een kuststrook in het zuiden van Kanaän, van Gaza tot aan Joppa, op de ruïnes van verwoeste Kanaänitische steden. In afwijking tot de omringende volken kenden ze geen besnijdenis en hun voedsel werd ook nog eens bereid in gesloten kookpotten op een laag vuur. Zoals gebruikelijk was in Mycenai en Klein-Azië. Het begrip Richteren (tarawanas) kenden ze daarentegen wel.
De vorming van stadstaten door de Filistijnen
Ze richtten naast vijf onafhankelijke stadstaten: Gaza, Ashkelon, Ashdod, Ekron en Gath, nog enige kleine nederzettingen op zoals Tell Quasile en Timna. Aanvankelijk werd iedere stad bestuurd door een raad van 5 mannen. In een latere fase werden ze bestuurd door een koning, zoals in de naburige landen gebruikelijk was. Ze bouwden hun steden op de resten van de door hen verwoeste Kaänitische steden. Daarbij verdeelden ze de steden in aparte wijken voor aristocraten, handwerkslieden etcetera, zoals in Griekenland gewoon was. Er werd dan ook veel Myceens aardewerk opgegraven. Overigens de ligging van Ekron en Gath is tot op heden niet bekend. Ook verboden ze de Israëlieten de beoefening van het smeedambacht.
Krijgshandelingen van de Filistijnen
Het waren bekwame strijders, ook al omdat ze beschikten over ijzeren wapens. Daardoor waren ze enige tijd totdat hun tegenstanders ook over deze wapens beschikten veelal oppermachtig. Een en ander komt tot uiting in de uitbreiding van hun steden buiten de stadsmuren. Omstreeks 1050 v.Chr. leden de Israëlieten in de slag bij Eben-Haëzer een vernietigende nederlaag tegen de Filistijnen. Ook de stad Silo in het midden van Israël gelegen werd daarbij verwoest. De profeet/richter Eli viel dood neer bij het vernemen van deze nederlaag, waarbij ook zijn zonen Hofni en Pinehas omkwamen.Tegen het einde van de 11de eeuw v.Chr. waren ze nog steeds oppermachtig in de regio en hadden voordien 40 jaar de Israëlieten onderdrukt, waaraan door toedoen van Simson de laatste Richter van Israël een einde kwam. Tevens verhuurden ze zich als elitetroepen aan omringende volken. Zo vluchtte David ten tijde van zijn twist met koning Saul van Israël nog naar Achis, de koning van Gath, om vervolgens met behulp van diens huurlingenleger Saul te verslaan.
De macht van de Filistijnse steden neemt af
Een twintigtal jaren later was de situatie drastisch gewijzigd. De Filistijnen versterkten de stad Ashdod aanzienlijk. Ondanks deze versterking werden omstreeks 980 v.Chr. de steden Ashdod, Ekron en Tell Quasile verwoest en de nederzetting Timna verlaten. In die tijd hadden de Israëlieten de macht over de regio van de Filistijnen reeds overgenomen en waren ze aan hen schatplichtig. Tijdens de inval van de Egyptische Pharao Sjosjenk I in 924 v.Chr. in de buurlanden werden de Filistijnen ontzien, wat zou kunnen duiden dat ze in die periode een verbond met Egypte gesloten hadden. Na de splitsing van Israël in Juda en Israël hadden ze van deze volkeren echter niets meer te duchten.
Overheersing van Palestina door vreemde mogendheden
Onder de Assyrische overheersing beleefden de Filistijnen een culturele en economische opbloei, ondanks het feit dat ze aan hen schatplichtig waren. In 713 v.Chr. echter kwam de stad Ashdod in opstand tegen de Assyrische overheersers, die al vanaf 875 v.Chr. een wereldrijk vormden. Ashdod sloot daarbij een verbond met de overige steden in Palestina. Zoals te verwachten was dolf de combinatie van Filistijnse steden echter het onderspit, waarbij de stad Ashdod door de Assyriërs werd veroverd en diens
Deportatie
In hetzelfde jaar 713 v.Chr. werden de inwoners van Ashdod gedeporteerd. Vanaf 626 v.Chr. werd Palestina vervolgens overheerst door de Babyloniërs, die in 604 v.Chr. onder Nebukadnezar II de steden van de Filistijnen inlijfde na een overwinning bij Karkemisj. Een groot deel van de bevolking van Gaza, Ashdod en Ashkelon, die als Oppergod Dagon vereerden, assimileerde zich geleidelijk met de bevolking van omringende landen die niet gedeporteerd was. In 604 v.Chr. werden ze alsnog ingelijfd door Babylon onder Nebukadnezar II, waarmede er een einde kwam aan hun rol in de geschiedschrijving.
Lees verder