De geschiedenis van drinkwater
De geschiedenis van drinkwater gaat ver terug in de tijd, waarbij de eerste mensen nog dronken uit rivieren en beken. Met de komst van steden kwamen andere vormen van watervoorziening. De groeiende steden zouden uiteindelijk een bron vormen van ziekten en dit heeft uiteindelijk geleid tot ons huidige drinkwaternet.
De eerste drinkwater voorzieningen
De Egyptenaren waren, zover bekend, het eerste volk dat ontdekte dat men toegang kon krijgen tot drinkwater door putten te graven. Zij behoorden ook tot de eerste volkeren om water te verplaatsen. Veelal deden zij dit door gleuven te hakken in rotsen. Later maakten de Egyptenaren gebruik van holle palmbomen, terwijl elders in de wereld (China en Japan) water getransporteerd werd door gebruik te maken van buizen gemaakt van bamboe.
De Romeinen
De Romeinse steden waren omvangrijk en de Romeinen realiseerden zich het belang van schoon water. Om te voldoen aan de vraag naar water, legden de Romeinen vele aquaducten aan om schoon water vanuit de bergen naar de steden te brengen. Het woord aqua in aquaduct betekent water. Veel aquaducten vervoerden het water over tientallen kilometers. Een stad als Rome werd gevoed door 14 aquaducten. Na de val van het Romeinse rijk raakten de aquaducten in verval door een gebrek aan onderhoud.
In Nederland maakten de Romeinen gebruik van pijp gemaakt van lood of gebakken klei. Toen de Romeinen uit Nederland vertrokken, gebruikten de Germanen holle boomstammen als leidingsmateriaal.
De middeleeuwen
In de middeleeuwen was het normaal om het oppervlaktewater te drinken. In steden werd vaak het water uit de grachten gebruikt, terwijl dezelfde gracht ook gebruikt werd als open riool, waarin ontlasting en de afvalstoffen van leerlooierijen geloosd werden. Veel mensen werden ziek door het drinken van vervuild water en epidemieën maakten veel slachtoffers. De slechte kwaliteit leidde ertoe dat water nauwelijks nog voor consumptie gebruikt werd. De noordelijke landen dronken in plaats van water, daarom veelal bier en pils. Bierbrouwerijen beschikten over hun eigen bron voor water en tijdens het brouwproces werden de grondstoffen verhit tot temperaturen rondom het kookpunt, wat eventuele bacteriën en virussen doodde. In deze periode ontstond een grote variëteit aan bieren, van lichte bieren tot zware bieren. De kinderen dronken lichte bieren.
De negentiende eeuw
Aan het begin van de negentiende eeuw groeiden de steden snel. In deze tijd waren er veel Cholera en tyfus epidemieën in de steden en het besef kwam het besef dat het gebruik van het lokale oppervlaktewater een bron van ziekten was. De rijkere inwoners lieten hun water veelal van elders komen en het waren vooral de armen, die ziek werden.
Het eerste waterleidingsbedrijf
In Nederland leidde dit omstreeks 1850 tot particuliere plannen om vers water aan te voeren naar Amsterdam. In de daarop volgende jaren werd gezocht naar investeerders en uiteindelijk stapte een groep Engelse investeerders in, waarna in 1853 het eerste Nederlandse waterbedrijf: de Amsterdamse Duinwater Maatschappij, het levenslicht zag. Er werd een kanaal gegraven om water vanuit de duinen naar een bekken te leiden, vanwaar het met buizen vervoerd werd naar Amsterdam. Bij de toenmalige Willemspoort, de huidige Haarlemmerpoort, kwam een aftappunt waar mensen vers water konden krijgen voor één cent per emmer.
In de daarop volgende jaren nam het aantal huisaansluitingen en tappunten toe en bij de volgende cholera epidemie lag het aantal slachtoffers veel lager.
Andere waterleidingsbedrijven
Ook elders kwamen initiatieven, waarbij waterleidingsbedrijven opgezet werden. Om voldoende druk in het waterleidingnet op te kunnen bouwen, werd het drinkwater opgepompt in hoge watertorens. Deze watertorens sieren nog altijd het Nederlands landschap, alhoewel het merendeel haar oorspronkelijke functie verloren heeft.
De twintigste eeuw
Vanaf omstreeks 1900 realiseerde de politiek zich het belang van goed drinkwater en vanaf dat moment bemoeide de rijksoverheid zich actief met de kwaliteit van drinkwater. In de daarop volgende jaren werd het waterleidingnet verder uitgebreid en in de jaren twintig van de twintigste eeuw hadden de meeste stedelijke gebieden een waterleidingnet. Rond 1960 was nagenoeg heel Nederland aangesloten op het waterleidingnet en was kraanwater dus voor een ieder beschikbaar.
Ondanks het groeiende besef van het belang van drinkwater, zou het tot 1957 duren voordat de eerste waterleidingwet van kracht werd. In 2011 is deze wet vervangen door de drinkwaterwet, waarbij het belang van toegang tot schoon drinkwater (en niet het net) centraal gesteld werd.