De Swifterbantcultuur
In de Flevopolder zijn er tussen 1950 en 1970 overblijfselen gevonden van de Swifterbantcultuur. Dit is een archeologische cultuur vanuit het begin van de nieuwe steentijd. De cultuur is vernoemd naar de plaats waar de eerste vondsten zijn gedaan. Het dorpje Swifterband. Na het droogleggen van polders werden er op 5 à 6 meter onder NAP overblijfselen gevonden van een systeem van kreken en natuurlijke dammen vanuit de prehistorische tijd. Ook werden er resten gevonden van nederzettingen uit de midden steentijd en de nieuwe steentijd. Bij de opgravingen werd ontdekt dat de resten verband hielden met een eeuwenoude cultuur die nog niet eerder was beschreven. Deze cultuur wordt in Nederland nu de Swifterbantcultuur genoemd.De opgraving en ontdekking
Toen er overblijfselen werden gevonden na het droogleggen van de polders, werden er in de buurt van het dorpje Swifterbant een aantal opgravingen gedaan. Nadat het gevonden materiaal was vergeleken, besloot men dat de vondsten van prehistorische voorwerpen en gebruiksvoorwerpen deel uitmaakten van een nog niet ontdekte cultuur. Dit omdat de vondsten behoorlijk afweken van eerdere vondsten die gedaan waren op Nederlandse bodem. Deze cultuur speelde een belangrijke rol in Midden-Nederland bij de overgang van een jagers en verzamelaarscultuur naar een boerenbestaan. Op meerdere plekken in Nederland zijn overblijfselen van deze cultuur gevonden waaronder in Barendrecht en het oosten van Flevoland. Het gaat hier om sporen van bewoning.Terug in de tijd
Rond 5000 voor Christus zijn op de grindafzettingen van Limburg de boeren te vinden van de Bandkeramische cultuur. Boven de rivieren leefden voornamelijk populaties van jagers en verzamelaars. Bij de populaties boven de rivieren ontwikkelde zich de Swifterbandcultuur. Deze twee gemeenschappen leefden ongeveer duizend jaar zonder problemen naast elkaar.In het begin was het jagen en verzamelen een gemakkelijke levensstijl om aan te houden. Het gebied was namelijk rijk aan vis en wild. Toch werd het moeilijker om die levensstijl te behouden omdat de zeespiegel langzaam aan het stijgen was. Daardoor kwam er langzaam steeds meer land onder water te staan, waardoor het gebied geleidelijk aan de vorm aannam van veenmoerassen. De veenmoerassen waren ontoegankelijker om te betreden dan de het gebied dat het daarvoor was. Het leek erop dat er daarom steeds meer gewoonten van de landbouwers in het zuiden werden overgenomen door de jagers en verzamelaars in het noorden om in hun levensbehoeften te kunnen voorzien. Rond 4800 tot 4500 voor Christus ontwikkelt de cultuur zich tot het stadium veeteelt en rond 4300 voor Christus vond er ook ontwikkeling plaats in de landbouw. Voornamelijk rond de oeverwallen van kreken.