Concentratiekamp Erika in Ommen
Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren er in Nederland vijf concentratiekampen: Schoorl, Amersfoort, Ommen, Vught en Westerbork. Kamp Westerbork was al in 1939 gebouwd voor de opvang van Joodse vluchtelingen. Ommen was het derde kamp dat de Duitsers in gebruik namen. Dat was in het najaar van 1941. De Duitsers wilden mannen opleiden die in het deel van de Sovjet-Unie, dat door de Duitsers bezet was, aan het werk konden in de landbouw, en zij zochten een ruimte waar ze deze mannen onder konden brengen.
Ze lieten hun oog vallen op het Sterkamp in Ommen, een gebouwencomplex uit de jaren twintig. Daar waren jarenlang aanhangers van de theosofische beweging De orde van de Ster bijeengekomen en deze gebouwen stonden leeg.
De NSB’er Lodewijk Diepgrond kreeg de opdracht om personeel te zoeken. Hij benoemde 48 mannen, voornamelijk werklozen uit Amsterdam, en vergrootte met hen het kamp. De Duitsers gaven het een nieuwe naam: Arbeitseinsatzlager Erika. Diepgrond kreeg de leiding. De opleiding tot kolonist kon beginnen.
Erg veel belangstelling om in de ver weg gelegen Sovjet-Unie aan de slag te gaan bleek er bij Nederlandse mannen niet te bestaan, en daarom bedachten de Duitsers iets anders: Joodse mannen opleiden tot voorman in Duitse werkkampen. Toen Hitler van dit voornemen op de hoogte werd gesteld, verbood hij het direct en daarop stond Ommen leeg.
De gevangenen
Niet voor lang overigens want in april 1942 besloot het Reichskommissariat gevangenen van justitie in kamp Erika onder te brengen. Het ging daarbij vooral om bon fraudeurs, illegale slachters en zwarthandelaren. Er kwam een omheining van prikkeldraad en in juni arriveerden de eerste gevangenen. Tussen juni en oktober 1942 kwamen 2300 delinquenten aan in Ommen. Het aantal bewakers nam toe van 48 tot 250. De gevangenen werden ondergebracht in barakken. Bedden waren er niet en daarom sliepen zij in (smerige) hangmatten die tussen ijzeren stangen hingen.
Joodse gevangenen kwamen de barakken niet in. Zij verbleven in een oude legertent en kregen één keer per twee of drie dagen te eten. Ze deden het smerigste werk en stonden bloot aan grove mishandelingen en pesterijen. Omdat ze honger hadden, aten ze boombladeren en aardappelschillen, waardoor ze dysenterie kregen.
De overige gevangenen leden geen honger, al liet de kwaliteit van het eten te wensen over. Zij moesten hun eten ook snel naar binnen werken, want tussen het eerste en tweede fluitsignaal van de bewakers diende het bord leeg zijn. En tussen die fluitsignalen zat nooit meer dan vijf minuten. Wie niet op tijd klaar was, kreeg de volgende dag niets of de helft van het rantsoen.
Werken in het bos en op het land
Na de maaltijd begeleidden de bewakers hen weer naar het werk: bomen rooien in het bos en bouwland ploegen en eggen. Paarden om de landbouwwerktuigen te trekken waren er niet; dat deden de gevangenen zelf. Om het werk te bemoeilijken hadden de bewakers op de eg een houten blok aangebracht, waarop ze zelf gingen zitten. Naast dit soort pesterijen ondergingen de gevangenen regelmatig zware mishandelingen. De bewakers sloegen hen met gummistokken en knuppels, ranselden hen af terwijl ze vastgebonden zaten aan een paal of lieten hen ‘in de bunker’ staan. De bunker was een betonnen gat in de grond dat met een luik afgesloten werd. Gevangenen moesten hier voor straf een dag of langer staan met hun voeten in een laag water met urine en uitwerpselen. Velen liepen longontsteking op of raakten zwaar getraumatiseerd.
‘Grammofoonplaat draaien’
Een specialiteit van de bewakers was het ‘grammofoonplaat draaien’: een gevangene moest zijn linker wijsvinger in zijn rechteroor steken en zijn rechterwijsvinger in de grond en net zo lang rondjes draaien tot hij erbij neerviel. Intussen bewerkten de bewakers hem met een stok. Wat betreft wreedheid sprong Rien de Rijke eruit. Hij was een zogenaamde Kapo, een gevangene die ingezet werd als bewaker, en zijn mishandelingen leidden regelmatig tot de dood van een geïnterneerde. Van juni 1942 tot mei 1943 kwamen 170 tot 200 gevangenen om in kamp Erika. Toen justitie begin 1943 ter oren kwam hoe de bewakers met de gedetineerden omgingen, besloot zij het kamp te laten ontruimen en de gevangenen elders onder te brengen.
Begin mei 1943 kwamen er nieuwe bewoners: jongemannen die geweigerd hadden de loyaliteitsverklaring te tekenen, maar zich niet wilden onttrekken aan verplichte tewerkstelling in Duitsland. De Duitsers haalden gelijk hun kolonisatieplan weer uit de kast en besloten de jongeren op te leiden tot landbouwer in de Sovjet-Unie. Het duurde een poosje voor deze plannen gerealiseerd konden worden en intussen kregen de jongeren gezelschap van mensen die hadden geprobeerd aan de arbeidsinzet te ontkomen en opgepakt waren. In deze periode werden de gevangenen wat beter behandeld, maar straffen als ‘grammofoonplaat draaien’ en het staan in de bunker bleven gehandhaafd.
De beul van Ommen
Vanaf september 1944 sloten de Duitsers vooral onderduikers, verdachten van illegale activiteiten en overtreders van de distributiewetten op in kamp Erika. Bewakers en SD’ers stroopten de omgeving af, op zoek naar onderduikers en verzetsmensen. Een van deze bewakers was Herbert Bikker die de bijnaam ‘de beul van Ommen’ kreeg. Bikker was betrokken bij verschillende executies, onder meer die van verzetsstrijder Jan Houtman, die hij buiten het kamp doodschoot. Vanaf december 1944 verbeterde de behandeling van de gevangenen. Tijdens de laatste oorlogsmaanden verlieten steeds meer bewakers het kamp. Zij kwamen niet meer terug van verlof of liepen eenvoudigweg de poort uit.
Bevrijding
Op 5 april 1945 vertrokken de circa 450 gevangenen die nog in het kamp waren lopend naar kamp Westerbork. Tijdens deze tocht vonden diverse luchtaanvallen plaats, die hen de mogelijkheid bood om weg te lopen. Tientallen gevangenen maakten van deze gelegenheid gebruik waardoor de bewakers uiteindelijk met een sterk geslonken groep in Westerbork aankwamen. Daar werden zij op 10 april door de Eerste Poolse Pantserdivisie en de Prins Bernhard Brigade van de Binnenlandse Strijdkrachten bevrijd.
Na de oorlog kreeg Diepgrond 20 jaar gevangenisstraf. Acht jaar later kreeg hij gratie. Bikker, die levenslang had gekregen, ontsnapte in 1952 uit de gevangenis in Breda en ontkwam naar Duitsland. De Duitsers wilden hem niet uitleveren omdat hij lid geweest was van de Waffen-SS, waarmee hij recht had op het staatsburgerschap. Bikker overleed in 2008. Rien de Rijke ontkwam na de bevrijding naar Duitsland. Hij werd in 1986 gearresteerd, toen hij Nederland probeerde binnen te komen. De Rijke werd opgepakt en berecht. Hij kreeg vijf jaar gevangenisstraf omdat niet bewezen was dat gevangenen als gevolg van zijn mishandelingen overleden waren.